MAANDAG 11 JULI 1921. 247 duren van een toestand in Leiden, waarbij een aanmerkelijk deel van het overheidspersoneel eigenlijk geheel en al een rechtspositie mist, niet wenschelijk was. Nu bestaat in een paar gemeenten in ons land het is mij bekend, dat dit te Amsterdam en te Haarlem het geval is een instelling ge naamd «arbeidsreserve", welke zoodanig werkt, dat, als men in gemeentedienst wordt aangenomen, men slechts voor zeer korten tijd, een half jaar of korter, los is en daarna, als men blijkt geschikt te zijn voor den dienst der gemeente, in de arbeidsreserve wordt opgenomen. Men is dan in vasten dienst van de gemeente en kan bij alle takken van dienst en alle bedrijven dienst doen. Dat stelsel heeft dit voor, dat het personeel, als het na een proef blijkt te voldoen, een zekere rechtspositie krijgt. Is er voor die personen 'geen werk te vinden, dan wordt hun toch een aanzienlijk deel van hun traktement uitgekeerd. Voor het overheidspeisoneel is het natuurlijk een zaak van groot gewicht, omdat op die manier aan het troosteloos bestaan van het losse personeel een eind wordt gemaakt. Het komt mij voor, dat het ook voor de ge meente een groot belang is. In Amsterdam is het zoo ge regeld, dat de arbeidsreserve wordt beheerd door den directeur van de arbeidsbeurs, die in overleg treedt met de directeuren van de verschillende takken van dienst en van de bedrijven en dan zorgt, dat voor het werk, dat te doen is, altijd het noodige personeel aanwezig is. Het noodige overleg kan dan plaats hebbenals het bij een bepaalden tak van dienst of bij een of ander bedrijf zeer druk is, dat wil zeggen als voor een werk, dat daar wordt ondernomen, veel personeel noodig is, kan men het zoo regelen, dat een dergelijke drukte bij de andere takken van dienst en bij de andere bedrijven niet bestaat. Men treedt als het ware in een zeker overleg om te zorgen, dat de arbeidskrachten, welke de gemeente noodig heeft en welke zij moeilijk kan missen, zooveel mogelijk gelijk wor den verdeeld. Dit kan tengevolge hebben, dat het losse personeel, dat men nu misschien in dienst houdt, uit angst, dat men, zoo men het ontslaat, wanneer men later weer aan meerdere arbeidskrachten behoefte heeft, geen geschikt personeel zal' kunnen krijgen, door het bestaan der reserve overbodig wordt. Ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders over dit voor stel praeadvies zullen willen uitbrengen, zoodat de zaak nader onder de oogen kan worden gezien. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit voorstel in hunne handen te stellen om praeadvies. Daartoe wordt besloten. De heer van Eck. M. d. V. Gij hebt alles voorgelezen wat ingekomen was, maar hebt u nog niet een schrijven van mij ontvangen omtrent vragen, welke ik voornemens was te doen aan Burgemeester en Wethouders P De Voorzitter. De bedoeling is geweest te wachten tot de rondvraag. De heer van Eck. M. d. V. Ik dacht, dat het de gewoonte was van dergelijke brieven mededeeling te doen. De Voorzitter. Uw schrijven is gericht aan Burgemeester en Wethouders, die straks zullen voorstellen u de gelegen heid te geven die vragen te doen. 6°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de Plaatselijke Directe Belasting. Worden gesteld in handen van de Reclame-Commissie. 7°. Verzoek van het Bestuur der 1ste Leidsche Sehool- vereeniging om beschikbaarstelling van de noodige gelden voor den bouw van een Bijzondere Lagere School aan den Witten Singel. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 8°. Verzoek van de afdeeling Leiden der Centrale van Arbeiders Jeugdvereenigiugen, om beschikbaarstelling van een gemeentelijk gymnastieklokaal en een gemeentelijk terrein voor openlucht-sport en athletiek.* Omtrent de wijze van behandeling van dit verzoek zal in de volgende vergadering worden beslist, aangezien het stuk te laat is ingekomen. De Voorzitter deelt nog mede: dat aan J. Boon eervol ontslagen lantaarnwerkman bij de Stedelijke Lichtfabrieken, met ingang van l Juni 1921, een suppletie-pensioen van ƒ105.'s-jaars is toegekend, zoolang het hem bij Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijft op 242.—. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten tot toekenning van eene periodieke tractementsverhooging aan: 1° de leerares in de natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, Mejuffrouw A. M. D. Langezaal, en tot vaststelling van haar jaarwedde op ƒ2600.en van haar pensioensgrondslag voorloopig op hetzelfde bedrag, een en ander gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1921. 2°. den leeraar in het teekenen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, J. H. Wattez, en tot vaststelling van diens jaarwedde op ƒ5980.en van diens pensioensgrondslag voorloopig op het zelfde bedrag, een en ander gerekend te zijn ingegaan op 1 April 1921. 3°. den leeraar in de geschiedenis aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, Dr. D. Brouwer, en tot vaststelling van diens jaarwedde op ƒ5530.en van diens pensioensgrondslag vooiloopig op het zelfde bedrag, een en ander met ingang van 22 Juli 1921. De Voorzitter. Ten slotte heb ik den Raad nog een mededeeling te doen van zeer aangenamen aard. Zooals den leden bekend zal zijn is de Brandstoffen-Commissie in het district Leiden den len April jongstleden opgeheven. De liquidatie heeft nu eveneens plaats gehad en het batig saldo van de exploitatie is verdeeld. Dat batig saldo komt, krachtens een circulaire van de Rijks Kolendistributie van 29 December 1920, toe aan de bij de Commissie aangesloten gemeenten en wel naar evenredigheid van het aantal gezinshoofden. Het aan onze gemeente toekomend aandeel bedraagt de som van ƒ38097.51, welk bedrag ons is toebedeeld in het perceel Nieuwe Rijn No. 66 met de daarin aanwezige inventaris, tot een geschatte waarde van 30.000.benevens een bedrag van ƒ8097.51 in contanten. Vrijdag jongstleden is het perceel Nieuwe Rijn 66, waarin de Brandstoffen-Commissie gevestigd was, in het bezit der gemeente gesteld en werd ons tevens het bedrag in contanten uitbetaald. De overschrijving van het pand ten name der gemeente zal binnenkort plaats hebben. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een tijdelijk wethouder. De Voorzitter. Mag ik de heeren Oostdam, van Stralen, Schoneveld en A. Eikerbout uitnoodigen het stembureau .uit te maken? Wordt benoemd met 13 stemmen om, zoodra en zoo dikwijls zulks zal blijken noodzakelijk te zijn, gedurende de maanden Augustus en September 1921 als plaatsvervangend wethouder op te treden, de heer de Lange; de heer van Hamel verkreeg 2 stemmen en de heeren Eerdmans, Dubbel- deman en van Stralen verkregen ieder 1 stem, terwijl 7 biljetten in blanco waren. De Voorzitter. Mag ik vragen of de heer de Lange bereid is die functie te aanvaarden De heer öe Lange. Ja, Mijnheer de Voorzitter. II. Benoeming van een lid der Commissie van Financiën. Wordt benoemd met 14 stemmen de heer J. Splinter Gzn. de heeren de Lange, Wilbrink en Eerdmans verkregen ieder 1 stem, terwijl 8 biljetten in blanco waren. De Voorzitter. Mag ik vragen of de heer Splinter bereid is deze functie te aanvaarden? De heer Splinter. M. d. V. Ik heb van terzijde vernomen, dat de werkwijze dei' Commissie van Financiën eenigszins anders zal worden dan zij totdusverre was, en daarom ben ik bereid de benoeming aan te nemen. III. Benoeming van een Commissaris der Gemeentelijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 220.) Wordt benoemd met 22 stemmen de heer Th. B. J. Wilmer, de heer Splinter verkreeg 1 stem, terwijl 2 biljetten van onwaarde waren. De Voorzitter. Is de heer Wilmer bereid deze benoeming aan te nemen De heer Wilmer. Ja, Mijnheer de Voorzitter!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3