278
MAANDAG 11 JULI 1921.
willen accepteeren, ofschoon zij toch in hun hart denken, dat
het in het belang van de gemeente anders moet worden, zal
ik zelf weggaan. Wellicht was het ook van de overige Wethouders
verstandig geweest, dat zij zich niet, zoo al niet door persoonlijke
sympathie, dan toch door medelijden hadden laten leiden,
maar hadden gezegd wat zoo dikwijls onder ons gezegd wordt:
wij meenen, dat het gemeentebelang eischt, dat wij, nu de
motie er eenmaal is, er voor uitkomen hoe wij er over denken.
Wij kunnen nu.niets anders dan hopen dat u, mijnheer
de Voorzitter, werkelijk de kracht zult bezitten aan uw belofte
om voortaan de vergadering beter te kunnen leiden, te kunnen
voldoen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer van Eek wordt in stemming ge
bracht en met 15 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Bots, van der Lip, van der
Pot, van Hamel, Wilmer, Kuivenhoven, Splinter, de Lange,
Huurman, Bisschop, Heemskerk, Mulder, Oostdam, Schone-
veld en Meijnen.
Vóór stemmen: de heeren Sijtsma, van Stralen, Groene-
veld, de dames BaartBraggaar en Dub'oeldeman—Trago, de
heeren van Eek, A. Eikerbout en Dubbeldeman.
(De heer Eerdmans had de vergadering inmiddels verlaten,
terwijl de Voorzitter buiten stemming bleef.)
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer van
Stralen tot het stellen van vragen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik heb de volgende vraag
tot Burgemeester en Wethouders gericht:
»De zweminrichting aan de Heeren poort is des Zondags voor
het publiek gesloten, terwijl de zweminrichting aan den
Hoogen Rijndijk des Zondags geopend is.
Kunnen Burgemeester en YVethouders de toezegging doen
dat stappen worden gedaan tot opheffing van deze ongelijk
heid tusschen twee gemeentelijke zweminrichtingen, zoodat
voortaan de zweminrichting aan de Heerenpoort des Zondags
weer voor het publiek zal zijn opengesteld?"
Ik wil daaraan toevoegen, dat mij gebleken is, dat eigenlijk
mijn vraag in deze redactie achterwege had kunnen blijven,
omdat de zweminrichting aan de Heerenpoort thans niet
alleen op Zondag, maar ook op alle andere dagen gesloten is.
Ik trek dus deze vraag in, maar ik zou toch aan Burge
meester en Wethouders willen verzoeken stappen te doen om
te voorzien in de behoefte, welke is ontstaan door het sluiten
van de zweminrichting aan de Heerenpoort, opdat de burgers
vooral op deze warme dagen kunnen gebruik maken van
een badinrichting, wat noodig is. Dat zou kunnen gebeuren
door gedurende den tijd, welke de zweminrichting aan de
Heerenpoort gesloten is, den arbeiders, die gewoon waren
van die inrichting gebruik te maken, de gelegenheid te bieden
tegen speciaal tarief van de zweminrichting aan den Rijndijk
gebruik te maken.
De Voorzitter. Mag ik er de aandacht op vestigen, dat
het gebruik van de zweminrichting aan de Heerenpoort een
onderwerp van bespreking heeft uitgemaakt in het georgani
seerd overleg en dat toen de organisatie van den heer van
Stralen gekomen is met het verzoek om die zweminrichting
op Zondag gesloten te doen zijn. Ik ben daarmede om zekere
redenen niet direct meegegaan. Wij hebben een onderzoek
ingesteld welk gebruik des Zondags van die inrichting werd
gemaakt.
Dit is alles in overleg geschied met de belanghebbende
personen. Toen is gebleken dat er sedert de invoering van
den vrijen Zaterdagmiddag des Zondags zoo weinig gebruik
gemaakt werd van die gelegenheiddat men algemeen
erkende dat het dwaasheid was om des Zondags die gelegen
heid nog open te stellen.
Dus de heer van Stralen vraagt hier iets, dat eigenlijk door
zijne eigen organisatie afgewezen is.
De zaak is besproken in een vergadering en de toestanden
zijn vervolgens zoo nauwkeurig nagegaan, dat men erkende
dat het gebruik niet de moeite waard was.
Aangezien dus gebleken is dat de behoefte aan openstelling
van deze inrichting zoo gering is, wil ik vragen waarom wij
er ons mede zouden bemoeien om haar nog des Zondags open te
stellen. Ik kan niet inzien, dat er reden bestaat om ons te begeven
in de richting, welke de heer van Stralen thans aangeeft.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik heb deze vragen niet
gesteld namens de organisaties. Het laat mij koud, of de door
u bedoelde organisaties gevraagd hebben om de inrichting op
Zondag gesloten te houden. Ik meen, dat het noodzakelijk kan
zijn dat dergelijke inrichtingen op Zondag voor het publiek
opengesteld worden. Ik kan niet beoordeelen, of het juist is
dat van die inrichting op Zondag zoo weinig gebruik ge
maakt wordt als u zegt.
De Voorzitter. Wrij hebben het onderzocht. Wat wilt
u meer?
De heer van Stralen. M. d. V. Ik zou er nooit toe komen
voor te stellen om zulk een reden de inrichting op Zondag
te sluiten.
Er zijn altijd menschen, die er in de week, zelfs op Zater
dagmiddag, geen gebruik van kunnen maken, b. v. de men
schen, die elders werken en pas Zaterdagmiddag op een laat
uur in de stad komen. Als die van de inrichting gebruik
willen maken, dan kunnen zij het alleen op Zondag doen.
Ten slotte blijft deze onbillijkheid bestaan, dat een inrich
ting, waarvan grootendeels door arbeiders gebruik gemaakt
wordt, des Zondags niet opengesteld is, en dat een inrichting,
waarvan gebruik gemaakt wordt door de meergegoeden, die
nota bene eiken dag gelegenheid hebben om te gaan zwem
men, wel des Zondags open is.
Als Burgemeester en Wethouders meenen, dat het niet
gebruik maken van zoo'n inrichting aanleiding moet zijn om
haar te sluiten, dan had dit mijns inziens ook moeten gelden
voor die andere inrichting, waarvan ik weet, dat het gebruik,
dat er Zondag van gemaakt wordt, veel geringer is dan het
«normaal gebruik op de werkdagen.
De heer Bots. M. d. V. De Afdeeling Leiden van den
Bond van werklieden in openbare diensten en bedrijven heeft
in eene vergadering van het georganiseerd overleg ter sprake
gebracht de sluiting van de inrichting aan de Heerenpoort
en heeft verzocht om daartoe over te gaan.
De Directeur van Gemeentewerken verzette zich daartegen
op dezelfde gronden als de heer van Stralen aangevoerd
heeft; maar toen hem was opgedragen een onderzoek in te
stellen naar het gebruik, dat er op Zondag van gemaakt
werd, bleek dat er in de eerste en de laatste maanden van
het seizoen niemand kwam en slechts zeer enkele personen
midden in het seizoen.
Daarop heeft de Directeur van Gemeentewerken de inrich
ting des Zondagsmorgens laten sluiten. Tevens vermeldde hij
in zijn rapport, dat van de zwemschool aan den Hoogen
Rijndijk, die onder toezicht van de gemeente door een parti
culiere club wordt beheerd, op Zondagochtend een zeer druk
gebruik gemaakt werd. Er is dus geen enkele reden om het
bestuur dier club in overweging te geven alsdan tot sluiting
over te gaan.
Dus er waren twee zweminrichtingen, waarvan de een des
Zondagsmorgens niet of bijna niet bezocht werd, terwijl van
de andere alsdan een zeer druk gebruik werd gemaakt. Het
spreekt vanzelf, dat niet anders, te beslissen viel dan ge
schied is.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou willen vragen of
het niet mogelijk is de noodwoningen aan het eind van de
Magdalena Moonsstraat wat op te schilderen, zoowel van
binnen als van buiten, omdat het meerendeel er beestachtig
uitziet. Misschien is het aan enkele bewoners niet besteed,
maar al doen die menschen hun best de woningen schoon te
houden, het helpt niet, want er zit geen verf op. De toe
stand, waarin die huizen verkeeren, stuit de menschen af.
Het is al treurig genoeg, dat zij in een noodwoning hun
verblijf moeten vinden, en daarom is het wel gewenscht die
woningen wat gerieflijker te maken.
Verder zou ik willen vragen wanneer de Huuraanzeggings-
wet, welke op 1 April in werking is getreden, in Leiden zal
worden toegepast. Er zullen wel woningen zijn, die in aan
merking komen in beslag te worden genomen.
De heer van der Pot. M. d. V. Wat de eerste vraag van den
heer Dubbeldeman betreft, wij zullen die gaarne onderzoeken
en bespreken.
Aangaande het tweede punt moet ik hem verwijzen naar
zijn partijgenoot van Stralen, die lid van de Huurcommissie
is en dus het best in staat is hem daaromtrent in te lichten.
Burgemeester en Wethouders hebben de Huurcommissie
volkomen in de gelegenheid gesteld de Huuraanzeggingswet
in toepassing te brengen. Gebeurt dat niet, dan is dat in de
eerste plaats een aanmerking op de Huurcommissie, welke
ik niet kan overnemen, omdat ik de zaak op 't oogenblik
niet kan beoordeelen. De heer Dubbeldeman zal verstandig
doen de gewenschte inlichtingen te vragen aan het adres,
waar hij die 't best krijgen kan.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Wat de heer van der Pot
daar zegt, weet ik wel, maar juist mijn vriend van Stralen
heeft mij verzocht omtrent dit punt een vraag tot Burgemeester
en Wethouders te richten. Ik vermoed, dat de heer van Stralen