MAANDAG 11 JULI 1921. 265 worden gevoteerd, waar de Raad geheel buiten staat. De wachtgeldregeling, welke door de Commissie van Beheer is totstandgebracht, zal door het massa-ontslag van losse werk lieden, dat in November zal plaats hebben, veel geld kosten en daarover heeft de Raad niets te zeggen. Ik acht dat een zoo groot bezwaar, dat het mij gewenscht voorkomt van dien weg terug te komen en voortaan door den Raad zelf regelingen in het belang van het gemeentepersoneel te doen vaststellen. Er is nog een reden waarom dat gewenscht is. De wacht geldregeling, welke door de Commissie van Beheer voor de Lichtfabrieken is vastgesteld voor het losse personeel, dat met 1 November zal worden ontslagen, is slechter en geeft minder dan het geval zou zijn geweest, als de Raad zelf die regeling had gemaakt. De uitkeeringen, welke voor de werklieden zijn vastgesteld, bedragen slechts 50% van het loon, omdat de wachtgeldregeling voor het vaste personeel, welke voor de variatie nu eens door den Raad is vastgesteld, ook een der gelijk laag bedrag van 50 kent en het nu niet wenschelijk voorkomt dat percentage voor de losse werklieden hooger te stellen. Had de Raad de wachtgeldregeling, welke nu door de Commissie van Beheer is gemaakt, zelf vastgesteld, dan hadden wij kunnen zorgen, dat belemmerende bepalingen, voor komende in andere verordeningen, waren weggenomen, zooals trouwens meermalen gebeurt, dat om een bepaalde regeling totstand te brengen, andere bepalingen worden gewijzigd. Dat had ook hier kunnen gebeuren en dan hadden wij niet voor een groot deel van het personeel een wachtgeldregeling gekregen, die lager is dan de Commissie van Beheer zelve heeft gewild. Het is waar, dat in andere plaatsen de wacht geldregeling in hoofdzaak voor het vaste personeel bestaat. De heer van der Pot. Zeg maar: uitsluitend! De heer van Stralen. Ik wil wel aan den wensch van den heer van der Pot voldoen en zeggen, dat elders de wacht geldregelingen uitsluitend voor het vaste personeel bestaan, maar toch moet men die vergelijking niet te ver uitstrekken, omdat hetgeen in andere plaatsen bestaat, niet in Leiden het geval is en omgekeerd. In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in den Haag, is het zoo, dat men, als men een jaar in gemeentedienst is, vast aangesteld wordt. Hier is het toevallig een heel beetje anders. Hier komt het voor, dat men 10, 11, 12, 13 jaren in dienst van de gemeente onafgebroken arbeidt en nog niet in vasten dienst van de gemeente is gekomen. Dat is een systeem, dat vrijwel alleen hier bestaat. Dat is een systeem van onzen Directeur, die, om welke reden ook, het een belang geacht heeft de menschen zoo losjes mogelijk aan de fabriek te verbinden. Vandaar de verschillende schakeeringen: los personeel, losvast personeel, tijdelijk personeel, enz. Zoo is de regeling te Leiden en ik meen dus, dat ver- scheidenen van die zoo genaamde losse* menschen eigenlijk door hun laDgen staat van dienst toch ook wel langzamerhand recht hebben op wat men een rechtspositie zou noemen. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat een cardinaal punt van verschil tusschen los en vast personeel is, dat voor het vast personeel regelingen bestaan en dat die moeten weg blijven voor het los personeel, omdat anders het onderscheid tusschen beide categorieën geheel zou wegvallen. Maar ik heb hier een lijst van personen, die aanstonds het genot zullen hebben aan den dijk te worden gezet met een uitkeering van langeren of korteren duur, en onder die personen zijn er verscheidenen, die reeds zeer geruimen tijd in dienst van de gemeente zijn: dan moet toch dunkt mij de gemeente tegen over zulke menschen ietwat anders staan dan nu het geval is. Ik meen dan ook, dat er alle aanleiding bestaat dat wij een regeling maken, waaronder menschen vallen als ik op het oog heb, menschen, die haast een kwart van een menschen- leeftijd in dienst van de gemeente zijn en dus wel eenig recht hebben op een behoorlijke schadeloosstelling, wanneer zij door diezelfde gemeente op straat gezet worden. Wat zullen wij krijgen als gevolgd wordt het systeem, dat Burgemeester en Wethouders blijkbaar bedoelen toe te passen Aan de Lichtfabrieken is nu een wachtgeldregeling voor los personeel getroffen. Het kan voorkomen, dat het ook aan andere bedrijven, ik noem bijvoorbeeld de Vuilverbranding of de Reiniging, noodig is dat losse menschen, die eenigen tijd in gemeentedienst zijn, worden ontslagen. Moet er dan daar voor ook een speciale wachtgeldregeling komen? Dan krijgen wij het bezwaar, dat voor die bedrijven geen commissies zijn welke dan ten minste met de betrokken hooiden van dienst samen dergelijke regeling maken, doch dat men het daar geheel aan die hoofden van dienst overlaat. In het algemeen meen ik, dat wij dan een beslist verkeerden toestand krijgen, doordat die verschillende personen en lichamen invloed kun nen uitoefenen op het vaststellen van die wachtgeldbepalingen en het toepassen daarvan. Wij krijgen dan afwijkende toestanden, wat nooit in het belang van het personeel kan zijn. Daarom zou ik wenschen, dat er een algemeene wachtgeld regeling werd vastgesteld, die een uitkeering geeft in verband met het aantal dienstjaren. Dat is het meest zuivere en het meest billijke, en dat geeft den Raad ook wat hem toekomt, namelijk dat dergelijke zaken door den Raad zelf worden vastgesteld. Ik hoop, dat, wat ik in het midden gebracht heb, eenigen invloed moge uitoefenen zoodat wij alsnog van Burgemeester en Wethouders een voorstel krijgen tot het in het leven roepen van een wachtgeldregeling, waaronder kan gebracht worden al het personeel, dat zekeren tijd in dienst van de gemeente heeft doorgebracht. De heer van der Pot. M. d. V. Naar mijne meening is de fout in de geheele redeneering van den heer van Stralen, dat hij te weinig in het oog houdt dat het hier geldt een regeling, welke gemaakt is voor een zich aan de Lichtfabrieken voordoend zeer speciaal geval. De heer van Stralen heeft in zijn betoog ingevlochten eenige opmerkingen naar aanleiding van het feit, dat daar los personeel reeds zoo langen diensttijd heeft. De juistheid van de bezwaren, welke men daartegen kan aanvoeren, kan ik ten deele onder schrijven. Het is echter een toestand, die reeds sinds lang bestaat; dien ik, toen ik Voorzitter der Commissie werd, daar reeds heb aangetroffen en die historisch verklaarbaar is. Jaren geleden reeds was men voornemens de gasfabriek om te bouwendat dit pas in dit jaar heeft plaats gehad, dus veel later dan oorspron kelijk de bedoeling is geweest, is veroorzaakt door den oorlog en andere omstandigheden. En men heeft reeds van het oogenblik, dat men dien ombouw met de daaraan verbonden inkrimping van personeel in aantocht zag, verschillende personen, vooral stokers, in lossen dienst genomen, teneinde die niet in vasten dienst te hebben op het oogenblik, dat zij niet meer noodig zouden wezen. Het feit, dat daar buitengewoon lang los personeel in dienst is geweest, is daaruit te verklaren. Wij verkeeren nu eenmaal in dien toestand en nu gevoelt de Commissie, dat men tegenover dat personeel anders moet staan dan tegenover normaal los personeel, waarmede geen band is totstandgebracht en dat men met een behoorlijken opzeggings termijn uit den dienst kan ontslaan. De Directeur heeft gevoeld, dat het hier anders moest zijn, en dat is de reden waarom er een op zich zelf exceptioneele regeling, namelijk een wachtgeld regeling voor los personeel, komt. De heer van Stralen gaf toe,, dat deze .regeling voor los personeel een uitzondering is in het geheele land, en dat mag men niet uit het oog verliezen. Een regeling van de rechtspositie, waarvan de wachtgeld regeling een onderdeel is, is een essentieel iets, dat behoort bij het vaste dienstverband. Als men datgene wil, waarop de heer van Stralen aandringt, namelijk een algemeene gemeente lijke regeling voor het losse personeel, dan laat men het verschil tusschen vast en los personeel varen en kan men de vraag stellen: waarom niet, wat de vacantiedagen en dergelijke dingen betreft, het losse personeel eveneens met het vaste gelijkgesteld? Men zou ook kunnen zeggen: laten wij al degenen, die in dienst van de gemeente zijn, maar ineens tot vast personeel maken. Dan is het essentieel onderscheid tusschen los en vast personeel vervallen. Dit is het bezwaar, dat Burgemeester en Wethouders hebben om van deze regeling een algemeene gemeentelijke regeling te maken. Daarbij komt nog deze practische overweging, dat het geval, hetwelk aan de Lichtfabrieken is voorgekomen, dat men los personeel zoo lang in dienst heeft, dat een zekere band tusschen dat personeel en de gemeente is ontstaan, zich bij andere takken van dienst niet zoo licht zal voordoen. Mocht dat echter wel gebeuren, mocht iets dergelijks ook bij andere takken van gemeentedienst plaats vinden, dan is eerst de tijd daar om ook voor dat geval een dergelijke regeling te treffen en dan kan deze regeling als voorbeeld daarvoor dienst doen. Maar om alleen op grond van dogmatische redenen van deze regeling een algemeene gemeentelijke regeling te maken, daartoe bestaat naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders geen aanleiding. De heer van Stralen heeft zijn bewering, dat de regeling, doordat zij door de Commissie van Beheer is gemaakt, minder gunstig voor het personeel is dan zij zou zijn, wanneer de Raad haar had vastgesteld, gebaseerd op het feit, dat er een andere wachtgeldregeling bestaat, die voor de variatie door den Raad is gemaakt, en waar de Commissie zich door gebonden voelde. Die variatie, tusschen twee haakjes, is een gevolg van de omstandigheid, dat dat een regeling is voor het vaste personeel. De Raad heeft die regeling, welke een onderdeel van de rechtspositie is, natuurlijk zelf gemaakt. Daarin worden vaste regelen gesteld, welke men voor het losse personeel niet kon gaan overschrijden. Het zou de zaak op den kop zetten zijn, als men voor het losse personeel een betere regeling was gaan maken dan voor het vaste personeel, zoodat, ook al was deze regeliDg in den Raad gemaakt, men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 21