262 MAANDAG 11 JULI 1921. De heer van Stralen. Dat is toch onder de oogen te zien. De Voorzitter. Van hetgeen Burgemeester en Wethouders voorstellen dat is toen ook gezegd is nagegaan, ook in overleg met de hoofden van de bedrijven, of het mogelijk is, maar, als men het weer wil uilbreiden, moet men toch tevo ren weten, welke gevolgen dat zal hebben. Zooeven is Dordrecht genoemd: daar wordt ook voorgesteld de duur der vacantie met enkele dagen te verlengen. Burgemeester en Wethouders merken daar echter ook op, dat die verlenging een schade zou opleveren van f 16000.Zoo is iedere uitbreiding van het aantal vacantiedagen weer een schadepost en er is dan ook groot bezwaar aan verbonden om ineens met dergelijke amendementen te komen en die aan te nemen. De vraag of het uit een financieel oogpunt mogelijk is, moet in acht worden genomen. Alvorens nog een enkele opmerking te maken naar aanlei ding van het gesprokene door den heer van Stralen, wil ik even mededeeling doen van de door den heer van Stralen ingediende voorstellen. Zij luiden als volgt: I. »Ondergeteekende stelt voor in het voorstel van Bur gemeester en Wethouders, genoemd onder a (Ingekomen Stuk No. 225), te lezen »7 werkdagen" in plaats van »6 werkdagen" en »14 werkdagen'' in plaats van »12 werk dagen". Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. II. de volgende motie: »De Raad, van oordeel, dat het gewenscht is dat voor het ambtenarencorps een vacantieregeling wordt gemaakt, waarbij de ambtenaren zijn in te deelen in drie rubrieken, voor welke respectievelijk 14 werkdagen, 21 werkdagen en een maand verlof per jaar zal gelden, draagt Burgemeester en Wethouders op in dezen geest een regeling te ontwerpen." Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. De heer van Stralen is begonnen met te verklaren, dat er onjuistheden gestaan hebben in het rapport, dat uitgebracht is van de vergadering, welke in het ge organiseerd overleg gehouden is: dat aan Burgemeester en Wethouders een schrijven is gezonden om aan het college dien misslag onder de aandacht te brengen, en dat daaraan geen gehoor gegeven is. Ik kan wat dit betreft verklaren, dat van wat men gemeend heeft als aanmerking op dat rapport te moeten aanvoeren met de meeste nauwkeurigheid mededeeling gedaan is in het college. Wat men beweert is wel van den kant van de werklieden en ambtenaren betoogd geworden, maar is niet met zooveel nadruk in 't algemeen uitgesproken. Men moet aangaande die vergadering in aanmerking nemen, dat die samengesteld is uit de vertegenwoordigers van de verschillende organisaties. Gewoonlijk is het de vertegenwoordiger van een der organisaties, die het woord voert en den toon aangeeft, en het is ook bij deze gelegenheid niet voorgekomen, dat een van de andere organisaties daarop aanmerking maakte, of eenige wijziging heeft voorgesteld. De directeuren van de verschillende bedrijven verklarenwij zitten er om te hooren wat hier gesproken wordt en wat ver band houdt met onze verschillende bedrijven, en na te gaan of bepaalde voorstellen gedaan worden, die in de praktijk moeilijkheden kunnen veroorzaken. Met dit standpunt, vrij algemeen door de directeuren ingenomen, moet rekening ge houden worden. Zij achten zich niet geroepen om als zoodanig voor de belangen der gemeente, wat de financieele zijde aan gaat, op te komen. Dus dan kom ik in dien gebeelen kring zoowat alleen te zitten. Dan kan men zeer gemakkelijk zeggen: nu zegt de geheele kring, dit en dat wenschen wij, doch de partijver houding is geheel verschillend. Vandaar dat ik immer verklaar; hoort eens, ik neem met de meeste nauwkeurigheid notitie van hetgeen ge verlangt en ik zal de boodschap overbrengen, maar in het college zullen wij per slot van rekening moeten overleggen, of het geen men verlangt ook uitvoerbaar is. Nu moeten wij als college natuurlijk rekening houden met de financieele belangen, die er aan verbonden zijn. Wij zijn nu vanwege het college reeds zoover gegaan, dat 6 dagen worden gebracht op 12 dagen. Mij dunkt, dat zulk een verdubbeling toch gehoord mag worden. Dat noemt de heer van Stralen achteruitgang! Van alles wat in die vergaderingen van het georganiseerd overleg geëischt wordt, kunnen wij geen notitie nemen. Thans is gevraagd geworden een vacantie van 14 dagen. Men geeft er bij te kennen: eigenlijk moet het wezen 18 of 21 dagen. Ik heb toen in het georganiseerd overleg gezegd: men wil misschien wel 2 maanden hebben. Zoo gaat het als men be- heerscht wordt door een geest, die alleen aan eigen lust en gemak denkt. Waar moet het op die manier met de belangen van de gemeente naar toe? Wij moeten ook eens met redelijkheid gaan oordeelen. En vooral, is het bij de verkorting van den werktijd, die wij gekregen hebben, bij de 45-urige werkweek, noodig meer vacantiedagen te geven dan 12? Dat konden Burgemeester en Wethouders met alle eerlijkheid en trouw om de belangen van de gemeente te behartigen niet doen. Wij zeggen: 12 werkdagen vrij moeten geacht worden vol komen voldoende te zijn. Dat men aan de Lichtfabrieken door Zaterdagen voor een halven dag in rekening te brengen twee dagen heeft kunnen winnen, ligt hieraan, dat men de vacanties genomen heeft in kleinere gedeelten, zoodat eiken keer weder de Zaterdag er bij getrokken werd. Men begon met Donderdag, Vrijdag en Zaterdag half: dat was 2a dag, maar wanneer men in 't vervolg heeft 12 volle werkdagen en men gaat die weer verdeelen in kleinere dee len, dan heeft men per slot van rekening de noodige ruimte om te genieten. Er is gezegd, dat door Burgemeester en Wethouders alleen Haarlem was genoemd, maar er staat: »o. a. Haarlem". Dat er een enkele plaats meer is, waar een dergelijke rege ling bestaat, weten wij ook wel. Ik heb pas Dordrecht ge noemd; daar stellen Burgemeester en Wethouders voor bij 8 dagen te blijven. Als wij komen met 12 dagen, durf ik zeggen, dat wij oris niet behoeven te schamen. Ik wil ook wel deze verklaring afleggen, dat zeker de bedoeling is om ook voor de ambtenaren den Zaterdag voor een vollen dag te rekenen. Dan komt er nog dit bij. De heer van Stralen heeft ook gezegd, dat er onder het personeel, speciaal onder dat van de Lichtfabrieken, personen zijn, die in vacantie achteruitgaan, en tevens heeft hij er aan herinnerd, dat ik in het georga niseerd overleg heb verklaard, dat de bedoeling is in geen geval personen in vacantie te doen achteruitgaan. Ja, wat eenmaal bestaat en wat men bezit, kan niet meer worden teruggenomen. De heer van Stralen. Ook ten aanzien van de Zaterdagen? De Voorzitter. Dat kunnen wij nader onder de oogen zien. Wij kunnen dat thans niet beslissen, omdat rekening dient te worden gehouden met datgene, wat bij de bedrijven mo gelijk is. Het is gemakkelijk te zeggen, dat het personeel zooveel dagen vacantie moet hebben, maar het werk moet worden gedaan en men kan niet alle financieele lasten op rekening van de gemeente schuiven. Wij dienen ook in dat opzicht met die financieele lasten rekening te houden. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil mijn collega's gaarne gelegenheid laten iets over deze zaak te zeggen, want ik heb er niet voor niets den nadruk op gelegd, dat het niet alleen de moderne organisaties, maar de organisaties van alle richtingen zijn, die verzocht hebben een regeling te treffen als door mij is bepleit. Kan dat voor de overzijde geen aanleiding zijn om ook van haar kant te trachten dergelijke algemeen geuite wenschen werkelijkheid te doen worden? Waar zooeven door den Voorzitter er de aandacht op gevestigd werd, dat door verschillende organisaties was geschreven omtrent de onjuiste weergave van het verslag van de algemeene commissie, wil ik er op wijzen, dat dat schrijven is onderteekend door letterlijk alle organisaties, welke bij deze zaak zijn betrokken. Is er geen aanleiding om alsnog aan de wenschen van die organisaties te voldoen Wat gij zooeven hebt gezegd over uw houding in de commissie typeert het geheele karakter van het zoogenaamd georganiseerd overleg. Gij zegt daar aan de vertegenwoordigers der organisaties »ik zal de boodschap overbrengen" De Voorzitter. Dat is waar! De heer van Stralen. Er is geen sprake van, dat dit op den duur door de organisaties kan worden goedgevonden, want dan verandert er niets. Toen de commissie ad hoe zaliger nagedachtenis bestond, werd er ook geluisterd naar hetgeen de organisaties wenschten en werd er eveneens gezegd: »wij zullen het overbrengenmaar georganiseerd overleg beteekent, dat er werkelijk overleg plaats heeft. En als gij geduldig zit aan te hooren wat de organisaties wenschen en dat dan in het college brengt zonder meer, dan vind ik dat een zeer verkeerd standpunt van u. Gij, als Wethouder, die aan het hoofd staat van de commissie van georganiseerd overleg, moest daar al een meening krijgen, moest daar al precies weten hoe de zaken er voor staan en welke de kans op verwezenlijking is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 18