260 MAANDAG 11 JULI 1921. 7 wordt 14. Dan handhaven wij de gewoonte, die tot heden officieel bestaan heeft, terwijl officieus het verschil nog grooter was. De heer van der Pot. M. d. V. Ik moet mijne verwonde ring erover uitspreken, dat de heer de Lange met dit voor stel zoo rauwelijks in de vergadering komt. Zoo heel een voudig is die zaak niet. Bij Burgemeester en Wethouders bestaat de meening ik laat daar voor het oogenblik te recht of ten onrechte dat voor de handhaving van het verschil op dit stuk tusschen de continu-arbeiders en de andere arbeiders geen reden meer is bij de gewijzigde arbeidsregeling. Burgemeester en Wethouders kunnen daarin mistasten, maar dit punt is onder de oogen gezien en de conclusie was, dat er voor handhaving van dat verschil geen reden was. Nu komt het voorstel van den heer de Lange c.s. met geene andere toelichting dan dat het verschil, dat men nu wil gaan verdubbelen, moet gehandhaafd blijven, maar een motiveering, waarom dat verschil gehandhaafd behoort te blijven, wordt niet gegeven, en dergelijke motiveering dient er toch te zijn vóórdat wij voor die continu-arbeiders er nog eenige vacantiedagen opzetten. Ik heb bezwaar tegen een behandeling op dit oogenblik van dit voorstel en wanneer de heeren het handhaven dan zou ik wenschen, dat het punt wordt aangehouden, zoodat wij in de gelegenheid zijn eerst de hooiden van bedrijven, chefs van die continu-arbeiders, daarover te hooren en hun te vragen, of voor handhaving van dit privilege zooveel reden is. Mijn voorloopige indruk is, dat daartoe geen reden is. De heer de Lange. M. d. V. Ik kan begrijpen, dat de Wethouder tracht terug te kaatsen datgene, wat ik zoo straks opgemerkt heb naar aanleiding van een ander voorstel, maar ik heb tegen aanhouding geen bezwaar. Ik heb ten opzichte van dit voorstel niet anders kunnen handelen dan ik gedaan heb. Als wij Woensdagavond dat moest de heer van der Pot begrijpen krijgen een agendum van 42 punten, dan behoort er werkelijk werklust toe om nog met een amendement te kunnen komen, want eer men zoover is dat men een amendement kan indienen, dan moet men eerst alle dingen gelezen en nagegaan hebben. Dat kost arbeid. Ik meende, dat geen uitvoerige toelichting noodig was. Al is de arbeidstijd voor allen en dus ook voor de continu- arbeiders ingekort, voor deze arbeiders blijft toch bestaan de arbeid zooals in het bestaand reglement is omschreven. Het feit dat die menschen geregeld arbeid moeten verrichten op Zon- en feestdagen en ook 's nachts, is het argument geweest om hun iets meer vacantie te geven. Welnu, datzelfde argument is nog aanwezig en dat heeft ons geleid tot het indienen van ons voorstel, maar tegen aanhouding en nadere overweging bestaat bij ons niet het minste bezwaar. De heer Schoneveld. M. d. V. In aansluiting met hetgeen de heer de Lange heeft aangevoerd zou ik dit willen op merken, dat de arbeiders in het continu-bedrijf genoopt zijn om, als hun verlofdagen vallen op 3 October, of op Zon- en feestdagen, op die dagen toch te werken. Dat heeft er toe geleid dat zij vorige jaren reeds een paar verlofdagen meer hebben gehad. Dit is de reden waarom wij ons voorstel hebben ingediend. Die menschen moeten werken als anderen vrij zijn. De Voorzitter. Voorgesteld wordt dit punt van de agenda aan te houden. De heer Wilmer. M. d. V. Als dit punt wordt aangehouden, gaan de vacanties, zooals Burgemeester en Wethouders die voorstellen, toch door? De heer van der Lip. Neen, het geheele voorstel wordt aangehouden. De heer Wilmer. Ja, als Burgemeester en Wethouders zoo formeel zijn wel, maar zij kunnen toch onderstellen, dat de Raad zich met hun voorstel zal vereenigen. Zij kunnen dus gerust de vacanties vaststellen overeenkomstig hun voorstel. De heer van der Pot. M. d. V. De oplossing lijkt mij eenvoudig. Laat de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders aannemen en de heer de Lange zijn amendement als een initiatief-voorstel indienendan kan dit nader onder de oogen worden gezien. De Voorzitter. Voorgesteld wordt dit voorstel van Burge meester en Wethouders aan te nemen. De heer van der Lip. En dan kan het voorstel van den heer de Lange in handen van Burgemeester en Wethouders worden gesteld om praeadvies. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil over dit voorstel het een en ander zeggen, maar ik wensch dat liever vanavond te doen. De Voorzitter. Wij zitten er nu eenmaal in; er is niet zooveel meer over te zeggenwij kunnen het wel afmaken. De heer van Stralen. Dan wordt het te laat om op den gewonen tijd naar huis te gaan. Ik heb wel een kwartier noodig; ik stel dan ook voor de vergadering te schorsen tot vanavond. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8i uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te uur. Behalve de Burgemeester en de heeren Rotteveel, Sanders, Stijnmari, F. Eikerbout en Knuttel, is thans ook afwezig de heer Wilbrink. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van punt XXXVII der agenda. De beraadslaging wordt hervat. De heer van Stralen. Ik wil beginnen met den heer de Lange dank te betuigen voor het voorstel, dat door hem gedaan is. Ik had dergelijk voorstel ook willen doen; men had het wellicht van mij iets eerder verwacht dan juist van den heer de Lange: nu hij de eerste geweest is, zal ik indiening van mijn voorstel terzake achterwege laten. Ik betreur echter wel, al zal ik mij er bij nederleggen, dat de beslissing omtrent dat voorstel heden niet zal genomen worden. Mijns inziens had het toch met gemak gekund, hierom al, omdat toch vaststond dat het voorstel van den heer de Lauge c.s. aangenomen wordt. Dus uitstel is alleen daarom al on noodig. Wij weten wel, als de heer de Lange iets voorstelt, dan komen er uit den conservatieven hoek wel zooveel stemmen mede dat het voorstel kans krijgt, vooral als het een voorstel is als het onderhavige. Als de heer de Lange er echter genoegen mede neemt, dat over het voorstel praeadvies uitgebracht wordt, dan zal ik er niet verder over uitwijden. Alleen spreek ik de hoop uit dat, wanneer ik zoo aanstonds nog een andere onbillijkheid ten opzichte van het gemeentepersoneel zal aanwijzen, ik dan den heer de Lange ook bereid zal vinden om die onbillijkheid weg te nemen. Nu heb ik niet goed begrepen, waarom de heer de Lange het noodig heeft geoordeeld in de rechtspositie-regeling van de werklieden juist dit voorstel van hem op te nemen. Tot nog toe stond er toch iets dergelijks niet in Men ontkent dat. Ik dacht, dat hij er een nieuwigheid in wilde brengenmaar als het niet zoo is, dan stap ik hier van af. Mijnheer de Voorzitter. U zult zonder twijfel goedvinden, dat ik tegelijkertijd over de agendapunten 37 en 38 spreek, want ook Burgemeester en Wethouders hebben beide punten in één voorstel belichaamd. Ik doe opmerken, dat in deze zaak het georganiseerd over leg weder niet behoorlijk tot zijn recht gekomen is. De ver schillende organisaties, niet alleen die van de moderne rich ting, maar ook de Christelijke en de Katholieke, hebben bezwaar tegen de wijze waarop deze zaak in het georgani seerd overleg is behandeld. In de allereerste plaats omdat aan de billijke verlangens van de verschillende organisaties geen gevolg gegeven is, en verder omdat niet toegestaan is een verzoek van een der organisaties om een nader onderhoud ten einde enkele onjuist heden, welke in het rapport, dat door de Commissie aan Bur gemeester en Wethouders was gericht, ingeslopen waren, nog te kunnen wegnemen. Een grief van de organisaties is, dat deze zaak, welke zoo lang getraineerd heeft, te elfder ure zoo spoedeischend be handeld en afgedaan is, dat er geen gelegenheid meer was om even te bespreken den inhoud van het rapport, dat door de commissie aan Burgemeester en Wethouders is gezonden. Het gevolg daarvan is geweest, naar mij medegedeeld is, dat er enkele onjuistheden in dat rapport zijn komen te staan. Ik heb vooral het oog op het rapport der ambtenaren- commissie aan Burgemeester en Wethouders. Daarin staat, dat alle organisaties en eenige hoofden van dienst een regeling van de vacantie wenschten, die hierop neerkwam, dat voor de ambtenaren drie rubrieken zouden worden gevormd, aan welke respectievelijk 14 werkdagen, 21 werkdagen en een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 16