MAANDAG 11 JULI 1921. 259 van Stralen bedoelt, plannen ontworpen. Ik wil overwegen, wat de heer van Stralen gezegd heelt, maar ik kan niet beloven, dat het werk zal geschieden op de wijze zooals hij wenscht. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar ik wil er op wijzen dat het zeer weinig beteekent. Men bereikt nu alleen dat men een behoorlijken verkeersweg krijgt van de Haarlemmerstraat naar de Mare; daar houdt het op. De Mare is geen behoorlijke verkeersweg. Ik wil erop aandringen, dat Burgemeester en Wethouders eens plannen maken om een behoorlijken verkeersweg in de stad te krijgen van Noord naar Zuiddie is er absoluut niet. Ik meen, dat er een motie van den heer Knuttel in dien geest is, welke ter praeadvies aan Burgemeester en Wethouders is gezonden; ik wil erop aandringen, dat dat praeadvies spoedig komt. De heer van Stralen. M. d. V. Ik ben door het antwoord van den heer Bots niet tevreden gesteld; het stelt mij zelfs te leur. Ik begrijp eruit, dat hij onder werkverschaffing verstaat het bespoedigen van werken, die toch uitgevoerd moeten worden, maar op de wijze zooals het altijd is gebeurd, door middel van aanbesteding. Dat is niet voldoende. De heer Huurman wijst op het voorschrift in de bestekken, dat alleen Leidsche arbeiders mogen te werk gesteld worden. Ja, dergelijk voorschrift staat in de bestekken, maar hij weet misschien niet wat ik wel weet dat dat voorschrift onophoudelijk door de verschillende aannemers wordt overtreden. Daaraan hebben wij dus weinig. Ik wil en dat geschiedt in verscheidene andere gemeenten dat de gemeente zelf iets op dit gebied gaat doen en het dus niet gaat uitbestedenik wensch, dat eenige geschoolde menschen van Gemeentewerken de leiding nemen en dat het eenvoudige werk door de werklooze arbeiders gedaan wordt. Dat gebeurt elders ook en dat kan hier ook in dit speciale geval. Het afbreken van die woningen is niet zulk een buitengewoon moeilijk werk, wanneer het geschiedt onder behoorlijke deskundige leiding, die het toezicht heeft. Waarom zou het allereenvoudigste werk, het wegkruien van steenen en ander afbraakmateriaal, niet kunnen gebeuren, al zijn het geen geschoolde arbeiders? Er is hier bepaald van tegenwerken sprake; de Directeur van Gemeentewerken wil van al die nieuwerwetsche plannen van werkverschaffing niets weten, hoezeer wij er ook op aandringen in die richting iets te doen. Niemand kan ontkennen, dat het aanbevelenswaard is om op die manier de werklooze arbeiders te helpen; ondanks alles geloof ik, dat van den kant van Gemeentewerken tegenstand daartegen bestaat en wij zullen er zoodoende niet in slagen in den nood van de werklooze arbeiders te voorzien. Ik behoud mij dan ook voor om, als Burgemeester en Wethouders op dit standpunt blijven staan, te trachten door een nieuwe uitspraak van den Raad gedaan te krijgen, dat het een andere richting uitgaat. Hier hebben wij te doen met een werk dat, naar mij van deskundige zijde verzekerd is, absoluut in aanmerking komt om door werklooze arbeiders uitgevoerd te worden. Waarom probeert men het dan niet eens? De heer Wilbrink. De heer van Stralen, die zoo opkomt voor de Leidsche werklieden, beticht Gemeentewerken, dat niet voldoende toegezien wordt op het naleven van het voor schrift in de bestekken betreffende het in dienst nemen van Leidsche werklieden. Mijnheer de Voorzitter. Ik geef volkomen toe, dat het bij de woningbouwverenigingen vaak voorkomt, dat bijna in de eerste plaats vreemde werklieden worden aangenomen, ook bij den bouw in eigen beheer. De heer Dubbeldeman. Eerst zien! De heer Wilbrink. De grondwerker aan het badhuis van »de Eendracht" was iemand van buiten. Ik zou het niet g«zegd hebben, als de heer Dubbeldeman mij niet geïnter rumpeerd had. De heer Dubbeldeman. Ik ontken het. De heer Wilbrink. Ik houd het vol. Ik heb kunnen constateeren, dat op werken, die vanwege de gemeente werden uitgevoerd, geen vreemde werklieden worden te werk gesteld. Ik kan niet meegaan met de mee ning van den heer van Stralen, dat men in eigen beheer moet gaan werken om Leidsche werklieden aan werk te helpen, omdat de aannemers van gemeentewerken gedwongen worden Leidsche werklieden in hun dienst te nemen dooi' de Directie. De heer de Lange. Ik wil verklaren, dat ik het met den heer Wilbrink eens ben, dat het precies hetzelfde is of ik werk in dienst van een aannemer dan wel in dienst van de gemeente. De heer van Stralen. M. d. V. De heer de Lange meent het zoo kort en krachtig te hebben gezegd, maar zoo staat de zaak niet en nu blijkt, dat hij er niet zoo heel veel van weet. De heer de Lange. Uw meerderheid is bekend. De heer van Stralen. Als er één veel weet in den Raad, dan is het de heer de Lange, want er gaat geen punt van de agenda voorbij of hij voert er het woord over. De heer de Lange doet het voorkomen alsof het voor een arbeider hetzelfde is of hij werkt in dienst van een aannemer, maar als de gemeente de werken uitbesteedt, is daarvan het gevolg, dat de menschen, op wie ik het oog heb, niet aan werk worden geholpen, omdat zij niet geschoold zijn. Er wordt hier voorgesteld 3000.uit de gemeentekas te besteden om die werkloozen te ondersteunen en nu geven wij een richting aan, waarbij de kosten niet zoo bezwarend zijn en waarvan het gevolg is, dat de menschen niet de hand op behoeven te houden, maar in de gelegenheid worden ge steld om werk te leveren voor hetgeen zij ontvangen. Men moest dat toejuichen, want er is hier wel eens gesproken van arbeidsschuwheid en dit is nu een best middel om de arbeiders daarvan te genezen. Mijnheer de Voorzitter. Ik meende de opmerking van den heer de Lange niet onweersproken te mogen laten. De heer Bots. M. d. V. Ik meen, dat de heer van Stralen mij niet goed begrepen heeft. Het komt hierop neer, dat Gemeentewerken en werkverschaffing niet verward moeten worden met elkander. Als er werken moeten worden uitge voerd, waarvan men aan Gemeentewerken het beter acht, dat zij worden aanbesteed, dan moet men er niet op aandringen die werken in eigen beheer door werkloozen te laten uitvoeren, maar iets anders is, dat Burgemeester en Wethouders zeer zeker zullen overwegen om met voorstellen te komen betref fende het verschaffen van werk aan werkloozen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXV11. Verordening tot wijziging van de verordening van 31 Mei 1905 (Gem. Blad No. 18), houdende reglement voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden. (Zie Ingek. St. N°. 225). De Voorzitter, üp het eenig artikel is door de heeren de Lange, Oostdam en Schoneveld een amendement ingediend, luidende: »Ondergeteekenden stellen voor de tegenwoordige redactie van het eerste en het tweede lid van artikel 12 te behouden, met deze wijzigingen, dat in het eerste lid wordt gelezen: in plaats van »3 werkdagen": »6 werkdagen", in plaats van »6 werkdagen": »12 werkdagen" en in het tweede lid in plaats van »7 werkdagen": »14 werkdagen". De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. d. V. Ik wensch een korte toelich ting tot dit amendement te geven. Het verschil tusschen de redactie van Burgemeester en Wethouders en ons amendement is dit. Burgemeester en Wethouders wenschen te nivelleeren en de vrije dagen voor de z.g. continu-arbeiders gelijk te stellen aan de vrije dagen voor de andere arbeiders, terwijl de be staande toestand is dat de continu-arbeiders officieel thans een dag meer vacantie hebben dan de gewone arbeiders en officieus dat zij in den lateren tijd 3 vrije dagen meer gehad hebben dan de gewone arbeiders. Vóórdat verleden jaar op voorstel van den heer Dubbeldeman de vacantietijd verlengd is van 6 tot 10 dagen, hadden de gewone arbeiders 6 dagen en de continu-arbeiders in de laatste jaren 9 dagen vacantie. Verleden jaar is dat na de aanneming van het voorstel- Dubbeldeman geworden voor de gewone arbeiders 10 dagen en voor de continu-arbeiders '11 dagen. Nu wenschen Burgemeester en Wethouders het voor alle arbeiders te stellen op 12 dagen. Wij zien daarin een te grooten terugtred ten opzichte van de continu-arbeiders. Wij wenschen het privilege, dat die menschen hebben, te hand haven. En waar nu volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders de vacantiedagen voor allen verdubbeld zouden worden, moeten ze naar ons oordeel ook verdubbeld worden voor de continu-arbeiders, zoodat 3 wordt 6, 6 wordt 12 en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 15