258
MAANDAG 11 JULI 1921.
een armbezoeker die verzamelen of zullen Burgemeester en
Wethouders zelf een onderzoek instellen?
De heer van der Lip. M. d. V. Het is mij niet mogelijk
op die laatste vraag een antwoord te geven. Wij moeten een
massa dingen onderzoeken en, als het zoover is, zullen wij
wel een manier vinden om een behoorlijk onderzoek in te
stellen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik zou gaarne mijn motie
in stemming gebracht willen zien, want in tweede instantie
wil ik mij niet verzetten tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om 1000.voor dit doel beschikbaar te
stellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt in stemming
gebracht en met 17 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Bots, van der Lip, Sijtsma,
van der Pot, van Hamel, Wilmer, de Lange, Huurman,
Bisschop, Heemskerk, Eerdmans, Mulder, Wilbrink, Oostdam,
Schoneveld, Meijnen en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Kuivenhoven, de
dames BaartBraggaar en Dubbeldeman—Trago, de heeren
van Eek, A. Eikerbout, Dubbeldeman en van Stralen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig hel praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXXIV. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van
den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke opvoeding om
toekenning van eene jaarlijksche subsidie.
(Zie Ing. St. No. 237.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXXV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor
den bouw van een zuster- en broederhuis op het terrein van
de gestichten „Endegeest" en „Voorgeest" te üegstgeest.
(Zie Ing. St. No. 224.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Lange. M. d. V. Een enkele opmerking, niet
over dit voorstel als zoodanig, maar over de financieele ge
volgen er van.
«Endegeest" had in het afgeloopen jaar een nadeelig saldo
van ƒ60000.zooals ons uit den staat, die zoo even door ons
is vastgesteld, gebleken is. Nu wordt voorgesteld om over te
gaan tot de stichting van een zuster- en broederhuis.
Ik vind dit op zich zelf uitnemend, maar dat kost ƒ150000.
Nu wil ik Burgemeester en Wethouders vragen: is in deze
uitgaaf wel voorzien bij de verhooging van de tarieven, welke
wij in de vorige vergadering vastgesteld hebben? Deze uit
gaaf zal natuurlijk de exploitatiekosten weder behoorlijk
drukken en het zou toch verbazend jammer zijn als wij dit
jaar weder met dergelijk tekort moesten sluiten.
De Voorzitter. Ik kan den heer de Lange het volgende
antwoorden.
Wat aangaat het tekort van het vorig jaar, wij leven in
de hoop dat wij daarvoor alsnog voor een belangrijk deel
een vergoeding van het Rijk zullen krijgen. Wij meenen zelfs,
dat wij daarop tamelijk vast kunnen rekenen. Dat is een
bedrag, dat wellicht omstreeks ƒ50000.zal beloopen.
Wat betreft de beteekenis van den bouw van dit huis ten
opzichte van de exploitatie der inrichting, ik kan de ver
zekering geven dat met de meerdere kosten, welke het be
drijf daardoor zal krijgen, rekening gehouden is bij de be
paling van de kosten van verpleging.
De heer de Lange. M. d. V. Ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoop, dat, als het jaar om is, uit de resultaten zal blijken
dat uwe berekening juist is.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik maak van deze gelegenheid
gebruik om mijne voldoening erover uit te spreken, dat in
het stuk, hetwelk door de Commissie van Beheer aan Burge
meester en Wethouders is gezonden, erop gewezen wordt,
dat het bevorderlijk kan zijn aan de in een sanatorium zoo
noodige rust, als tot dezen bouw wordt overgegaan., Ik leg
daarop in het openbaar den nadruk, want ik ben eenigen tijd
geleden een paar keer in dat sanatorium geweest en ik heb
mij toen verbaasd over het lawaai en de onrust, welke in de
hal heerschen. Ik moest daar patiënten bezoeken en ik heb
mij afgevraagd of het wel een goede toestand was, dat daar,
niet de patiënten, maar de ambtenaren, de zusters, heen en
weer liepen en met deuren sloegen. De gedachte kwam bij
mij opben ik hier nu in een gewoon verblijf of in een
rusthuis? Juist omdat die zinsnede in dit stuk voorkomt,
hoop ik, dat dit woord, in het openbaar gesproken, voor de
directie aanleiding zal zijn te bevorderen, dat de rust, welke
de Commissie noodig acht, meer zal heerschen dan op dit
oogenblik het geval is.
De Voorzitter. Ik wensch even mede te deelen, dat de
noodzakelijkheid van den bouw van een huis, als men van
plan is te stichten, zeker al 15 jaar, zoo niet 20 jaar, is
erkend. Dit mag ik er vrij bij uitspreken, dat de inrichting
van »Endegeest" oorspronkelijk te klein is geweest en veel te
klein is geworden door de uitbreiding, welke de verpleging
van krankzinnigen noodig heeft gemaakt. Dat de inrichting
onder de tegenwoordige omstandigheden veel te wenschen
overlaat is volkomen juist en waar, zooals ik zeide, de nood
zakelijkheid van den bouw van zulk een huis reeds minstens
15 jaar is erkend, spreekt het van zelf, dat de toestand zal
verbeteren, als een dergelijk huis wordt opgericht.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik had het over »Rhijngeest".
Ik had begrepen, dat waar op bladzijde 134 ook sprake is
van «Rhijngeest" en er sprake is van een «Sanatorium", het
ook op «Rhijngeest" sloeg.
De heer van der Lip. Dat heeft er niets mede te maken.
De heer Eerdmans. Ik hoop, dat deze zijdelingsche wenk
voor «Rhijngeest" moge helpen.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik heb een opmerking van
eenigszins anderen aard, eigenlijk buiten verband met het
onderwerp, maar dan toch naar aanleiding van de Stukken.
Ik zou namelijk aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen, vreemde woorden zooveel mogelijk te vermijden. Kort
geleden struikelde ik in een van de Stukken over het woord
„intitulé", terwijl even goed het woord «opschrift" of «titel"
had kunnen worden gebruikt. Thans staat op bladzijde 134
van dit Ingekomen Stuk, dat zieke verplegers vaak moeten
worden ondergebracht in «single-rooms" van patiënten. Men
had toch even goed kunnen spreken van één-persoonskamertjes.
Waarom wordt onze taal achteruit gemoffeld? Ik hoop, dat
Burgemeester en Wethouders er op zullen letten.
De beraadslaging wordt gesloten en- zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXXVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor
de verbreeding van de Brandewijnsteeg en daarmede samen
hangende werkzaamheden.
(Zie Ing. St. N°. 217.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Gij hebt straks gevraagd
of ik werken wist, waarvan de uitvoering voor werkver
schaffing in aanmerking kwam, en nu komt het mij voor,
dat de werkzaamheden, waarvan bij dit voorstel sprake is,
geschikt zijn om door werkloozen te worden verricht. Als
Burgemeester en Wethouders in die richting willen gaan,
zullen werkloozen, vooral die in de bouwvakken, aan die
werkzaamheden te werk kunnen worden gesteld. Heeft deze
amoveering plaats door iemand, aan wien zij wordt uitbe
steed, dan wordt niets bereikt in de richting, welke ik wil
opgaan. De aannemer is vrij in het aanstellen van arbeiders
en dan krijgen wij weer hetzelfde wat wij vroeger hebben
gehad, n.l. dat werkloozen van buiten de gemeente worden
te werk gesteld, die het goedkooper doen dan de Leidsche
arbeiders, waarop dan weder toezicht noodig is.
Ik wensch, dat dit werk verricht zal worden van gemeente
wege door de werklooze arbeiders, en gaarne zou ik de toe
zegging krijgen dat dit zal geschieden.
De heer Bots. Even wensch ik aan den heer van Stralen
op te merken dat in de bestekken voorgeschreven wordt dat
te werk gesteld moeten worden Leidsche arbeiders, voor zoover
ze hier sinds 1 Januari gevestigd zijn. Op naleving van dit
voorschrift wordt steeds streng toegezien.
De werkverschaffing hebben wij totnogtoe altijd beschouwd
uit dit oogpunt dat door de voorbereiding van werken en de
uitvoering daarvan werkgelegenheid wordt geschapen. De beer
van Stralen kan niet ontkennen, dat dat bijdraagt om de
werkloosheid weg te nemen waarover hij gesproken heeft.
Overigens worden voor werkverschaffing, gelijk de heer