MAANDAG 11 JULI 1921.
255
ik tegenstemmen, ofschoon ik de bestrijding ^an de tuberculose
door het gemeentebestuur, binnen de grenzdft van zijn krachten,
toejuich.
De heer Heemskerk. M. d. V. Hoe goed ik ook de bedoeling
van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst vind, ik
zie in dit voorstel van Burgemeester en Wethouders geen
heil. Ik geloof niet, dat dit een goede, practische manier is
om de tuberculose te bestrijden. Het is zijdelings de bedoeling
die ziekte te bestrijden. In de eerste plaats wijs ik op het
gevaar, dat wij in deze woningen menschen brengen, die aan
tuberculose lijden, terwijl het tegenwoordig algemeen het
streven is die menschen zooveel mogelijk in gestichten onder
te brengen.
De heer van der Pot. Het geheele gezin wordt in zulk
een woning geplaatst.
De heer Heemskerk. Als in een gezin een tuberculoselijder
is, zie ik er gevaar in dat gezin onder te brengen in een
complex woningen, waar de leden van dat gezin in aan
raking komen met andere menschen. Als wij geld willen
voteeren om aan huurders een toeslag op hun huur te geven
of hen geheel van het betalen van huur te ontheffen, doen
wij dan niet beter den gezinnen, waar tuberculose-lijders
zijn, op andere wijze tegemoet te komen en wel door die
tuberculose-lijders in inrichtingen te doen opnemen of door
op kosten van de gemeente een afzonderlijke inrichting te
stichten
Ik wijs op deze dingen, in de eerste plaats omdat ik het
niet gewenscht acht die gezinnen in deze woningen onder te
brengen en in de tweede plaats, omdat ik het niet kan goed
keuren om aan hoofden van gezinnen, alleen omdat zij een
tuberculose-lijder aan huis hebben, een toelage te geven. Ik
vind dat niet de goede manier en ik zou mij er tegen
moeten verzetten, indien Burgemeester en Wethouders niet
konden besluiten de zaak aan te houden en haar eens dieper
onder het oog te zien.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik meen, dat wij dit plan
van den Wethouder niet zoo dadelijk kunnen overzien. Er
rijzen verschillende vragen. Zoo b.v. de vraag: zijn gewone
arbeiderswoningen nu heelemaal geschikt voor dergelijke ge
zinnen? Als wij iets in die richting willen doen, is dat dan
niet wenschelijker om woningen te bouwen, welke speciaal
voor dergelijke gezinnen worden ingericht, wat betreft lucht-
verversching, toetreding van zonlicht en dergelijke; woningen
waarbij ruimte is voor lighallen, enz.?
Hoe zal het gaan wanneer zoo'n gezin daar niet meer be
hoeft te wonen maar geen andere woning kan vinden, ter
wijl toch het huis noodig is voor een ander gezin? Zal men
dan voor het gezin een andere woning kunnen krijgen?
Dit zijn alle vragen, welke wij niet zoo dadelijk kunnen
beantwoorden. De Raad kan geen beslissing nemen over iets
wat zoo plotseling ter tafel wordt gebracht.
De heer van der Pot. Hetgeen de heer Groeneveld zegt
is juist; men kan het op veel betere wijze doen; maar de
meening van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst
en die lijkt mij zeer plausibel is deze dat, wanneer
men gezinnen, die buitengewoon slecht gehuisvest zijn, zoo
als er nog een aantal in de stad zijn, overbrengt naar een
modern gebouwde arbeiderswoning, men dan de leden van
het gezin, die nog niet aangetast zijn door de ziekte, doch
groote kans loopen aangetast te worden, aldus brengt in veel
betere conditie, en dat er dus op betrekkelijk eenvoudige
wijze een middel tot tuberculosebestrijding in zit, dat zijn
groote waarde heeft.
Den heer Heemskerk antwoord ik in dit verband, dat de
lijders zelf hier op den achtergrond staanhet komt voor
namelijk aan op de andere leden van het gezin, die nu door
de slechte behuizing, door het slapen dikwijls in één bed met
een lijder, gepraedisponeerd zijn om die ziekte ook te krijgen
hun wil men een betere woning geven.
Nu van verschillende kanten bezwaar gemaakt wordt om
dit voorstel nu te behandelen, zou ik den Raad in overweging
willen geven dezen weg in te slaan.
Laten wij de voorwaarde sub k aanvullen in den zin als
ik aangegeven heb; dit is noodzakelijk, want als wij dat niet
doen, dan zouden wij later, als de Raad zich er mede kon
vereenigen, er geen verandering meer in kunnen aanbrengen
dan zou het bestuur der woningbouwvereeniging bezwaar
kunnen maken en zeggen: nu gaat ge de voorwaarden verzwaren.
Laten wij dus deze voorwaarde opnemen en laat de Raad
genoegen nemen met de toezegging van Burgemeester en
Wethouders, dat zij van die bevoegdheid geen gebruik zullen
maken eer zij met een uitgewerkt plan bij den Raad zijn
gekomen en deze daaraan zijn goedkeuring gehecht heeft.
Zoodoende zou ons de gelegenheid gegeven worden om,
onder nadere goedkeuring van den Raad, mettertijd die richting
op te gaan. Er wordt dan op niets vooruitgeloopen.
Ik wijs op het groote belang om het nu te doen. Er zijn
twee groote bouwplannener worden ter beschikking van
de gemeente 16 woningen gesteld. In verband met de bekende
circulaire van den Minister is het zeer onzeker, wanneer wij
opnieuw een dergelijke gelegenheid zullen krijgen. Wij kun
nen het niet doen bij plannen, die reeds bestaan, zelfs niet
bij de plannen, die nog in aanbouw zijn; daarvoor zijn de
voorwaarden indertijd reeds vastgesteld. Als wij heden voor
deze twee aanhangige bouwplannen de voorwaarden vast
stellen zonder bedoelde aanvulling, dan kunnen wij het ook
daarbij later niet meer doen. Het is mogelijk, dat de ver-
eenigingen bereidwilligheid op dit stuk zouden betoonen, maar
wij zouden het haar dan niet meer kunnen opleggen.
Daarom zou ik er prijs op stellen, dat de Raad goedvindt
dat de mogelijkheid opengelaten wordt tot aanvulling der
voorwaarde sub k en verder genoegen neemt met de toe
zegging, dat wij in deze verder niets zullen doen vóórdat wij
nader een voorstel bij den Raad aanhangig gemaakt zullen
hebben en de Raad daaraan zijne goedkeuring zal gehecht
hebben.
De heer Huurman. M. d. V. Ik kan mij zoo min met het
een als met het ander vereenigen.
Het instituut van den Geneeskundigen Dienst is een geheel
nieuwe zaakover den gang van zaken is nog niets vastge
steld. Nu komt er een plan voor volkswoningbouw aan de
orde en wenscht men plotseling een aantal woningen voor
tuberculose-lijders te bestemmen.
Dat is toch geen manier van zaken doen. Er is toch een
Commissie van Bijstand. Waarom is niet in een vergadering van
die Commissie dit denkbeeld ter sprake gebracht, men had
dan een en ander rustig kunnen overwegen. Bovendien maakt
het een zonderlingen indruk, dat men nu, terwijl men met
de vereeniging steeds heeft onderhandeld op de voorwaarden,
welke in de stukken zijn afgedrukt, met wijzigingen in haar
nadeel komt.
De heer van der Pot. Dat heeft er niets mede te maken,
want de vereeniging verliest er niet meer woningen door.
De heer Huurman. Zij verliezen in zooverre woningen, dat
zij er elementen in krijgen, waarop zij niet gerekend hebben,
en een gedeelte van het complex voor ziekenwijk bestemd
wordt. Doch ook afgezien daarvan, blijf ik er bij, dat deze
zaak absoluut onvoorbereid naar voren wordt gebracht, waar
mede ik mij niet kan vereenigan.
De heer de Lange. M. d. V. Ook na de nadere verklaring
van den heer van der Pot kan ik met zijn gewijzigd voorstel
niet meegaan. Ik vind deze wijze van doen van Burgemeester
en Wethouders absoluut verkeerd. Wij weten niet waartoe wij
besluiten. Er is een goede, plaatselijk werkende vereeniging
ter bestrijding van de tuberculose en die wordt uitgeschakeld.
Is er geen gelegenheid om met die vereeniging contact te
zoeken en waarom moet de zorg voor de tuberculose-lijders
zoo op staanden voet aan die vereeniging uit handen worden
genomen? Ik ga niet mede dien weg op. Die dingen moeten
behoorlijk worden overwogen en onder het oog gezien. Het
ligt in de eerste plaats op den weg van Burgemeester en
Wethouders contact te zoeken met die plaatselijke vereeniging,
welke steun geniet van het Rijk, de provincie, de gemeente
en plaatsgenooten. De steun, welke verkregen wordt van die
plaatsgenooten, wordt ineens uitgeschakeld en de gemeentekas
er mede bezwaard zonder dat met die plaatselijke vereeniging
overleg is gepleegd.
De heer Wilmer. M. d. Y. Ik begrijp nief, waarom men
niet wil meegaan met het laatste voorstel van den geachten
Wethouder, want dat is absoluut geen sprong in het duister.
Als er later eventueel een voorstel van Burgemeester en
Wethouders in den Raad komt en men krijgt dan de overtuiging
dat het goed zou zijn beslag te leggen op een 20-tal woningen,
dan zou men zulks willen doen, maar, als dan de voorwaarde
niet was vastgelegd, zou bet niet mogelijk zijn dat te doen,
ook al was men na rijp beraad van oordeel, dat het zoo
moest zijn. Bij aanneming van dit gewijzigd voorstel van
Burgemeester en Wethouders scheppen wij alleen de
mogelijkheid om, als zulks gewenscht mocht blijken, beslag
te leggen op een zeker getal woningen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik dank den heer Wilmer
voor zijn steun en ik moet het verwijt, door den heer de Lange
tot Burgemeester en Wethouders gericht, afwijzen. Welken
indruk zou het gemaakt hebben, indien Burgemeester en
Wethouders later met een voorstel waren gekomen, maar
daarbij hadden moeten zeggen, dat de gelegenheid om er
gebruik van te maken voorloopig wel niet zou bestaan, dat