254 MAANDAG 11 JULI 1921. noodigd tot een geheime vergadering met als eenig punt bespreking van die aanbesteding. Ik zeg niet, dat er dan een kluitje op gelegd wordt, maar toch is het vreemd, dat voor zulke aanbestedingen een geheime vergadering noodig is. Ik weet, dat er vroeger meermalen kluitjes opgelegd zijn ten koste van de arbeiders, voor wie de woningen bestemd waren. Voor dit plan kan geen openbare aanbesteding meer plaats hebben, omdat wij weten, dat de aannemers alle mogelijke middelen aanwenden om tegen dit systeem te ageeren en het in den grond te boren. Ik beveel dan ook de aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders bij den Raad aan. De Voorzitter. Handhaaft gij uw voorstel, mijnheer Wil brink? De heer Wilbrink. Waarom zal ik het intrekken? De Voorzitter. Als gij het intrekt, breng ik punt 5 van ons voorstel in stemming. De heer van der Pot heeft gezegd, dat, wanneer bij uit voering in eigen beheer de begrooting hooger blijkt te zijn dan de kosten zouden bedragen bij een aanbesteding, gij er altijd nog op terug kunt komen. Trekt gij uw voorstel thans in De heer Wilbrink. Ja, Mijnheer de Voorzitter! De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub I tot en met IV besloten. Punt V van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt vervolgens in stemming gebracht en met 16 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Bots, van der Lip, Sijtsma, van der Pot, van Stralen, Wilmer, Groeneveld, de dames Baart Braggaar en DubbeldemanTrago, de heeren van Eek, Bis schop, Heemskerk, A. Eikerbout, Dubbeldeman, Schoneveld en de Voorzitter. Tegen stemmen: de. heeren van Hamel, Kuivenhoven, de Lange, Huurman, Eerdmans, Mulder, Wilbrink, Oostdarn en Meijnen. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer Splinter deze inmiddels had verlaten.) XXVI. Praeadvies op bet verzoek van de Woningbouwver- eeniging »üns Belang", in zake den verkoop aan die vereeni- ging van een terrein gelegen ten zuiden van den Haagweg, voor de stichting van 235 woningen, en het verleenen van een voorschot en een bijdrage, als bedoeld in art. 30 der Woning wet, in de kosten van aankoop van den grond en de uit voering van het bouwplan. (Zie Ing. St. N°. 228.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Alvorens dit punt in behandeling komt wensch ik aan den Raad iets mede te deelen en namens Burgemeester en Wethouders een aan vullend voorstel te doen. Dit betreft zoowel dit bouwplan als het bouwplan van »de Eendracht", dat bij suppletoire agenda aanhangig is gemaakt. Er is namelijk, eerst hedenmorgen, bij Burgemeester en Wethouders ingekomen een schrijven van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, waarin hij erop wijst, dat het van groot belang zou zijn wanneer de Geneeskundige Dienst hier ter stede zou kunnen beschikken over een betrekkelijk klein getal woningen, ten einde daar onder te kunnen brengen gezinnen waarvan één van de leden aan tuberculose lijdt. Hij meent dat, wanneer niet meer dan 20 woningen op die manier ter beschikking van zijn Dienst werden gesteld, men daarmede reeds een belangrijk resultaat zou kunnen bereiken. Hij heeft doen opnemen hoevele gezinnen in de stad daar voor in aanmerking zouden komen en is toen tot een getal van 20 gekomen. Nu heb ik zeer enkele dagen te voren deze zaak met den heer Horst besproken en vervolgens overwogen, welke weg zou kunnen worden ingeslagen om dit doel, dat mij reeds dadelijk zeer sympathiek leek, te kunnen verwezenlijken. De heer Horst had aanvankelijk gedacht aan het oprichten van een eigen bouwvereeniging voor dit doel, maar ik heb gemeend dat te moeten ontraden met het oog op den langen duur, die er voor noodig is eer men op die manier eenig resultaat bereikt. Waar nu juist twee bouwplannen bij den Raad aanhangig waren, kwam het mij en ook den heer Horst het meest prac- tische en het meest voor de hand liggende voor, dat een klein getal woningen van die bouwplannen voor dit doel beschikbaar zou gesteld worden. Nu meende ik bezwaar te moeten maken om aan die bouwvereenigingen en aan hare leden nog meer woningen te onttrekken dan reeds het geval was als gevolg van de ge stelde voorwaarde sub k, die bekende bepaling, welke voor komt in den laatsten tijd in al onze besluiten van dezen aard, dat zeker aantal woningen ter beschikking gesteld moet worden voor personeel van de gemeente. Ik meende, dat, waar de bouwvereenigingen nog meer leden hebben, die naar een woning verlangen dan waarvoor zij woningen kunnen bouwen, het moeilijk aanging het in voorwaarde k bedoeld aantal woningen in dit stadium hooger te stellen. Waartegen echter geen bezwaar bestaat en ook niet bij de betrokken woningbouwvereenigingen kan bestaan, is, dat getal te behouden maar verder de bepaling aldus aan te vullen dat de daar genoemde woningen beschikbaar gesteld moeten worden niet allee,n voor ambtenaren van de gemeente maar eventueel ook voor gezinnen, waarvan één van de leden aan tuberculose lijdt. Dus het door de bouwvereenigingen beschikbaar te stellen aantal woningen door »Ons Belang" 11 en door »de Een dracht" 5 zou niet uitgebreid worden, maar de gemeente zou de vrijheid hebben en Burgemeester en Wethouders maken daar bij dezen een voorstel van om die woningen ook beschikbaar te stellen voor de gezinnen, die door den heer Horst bedoeld worden. Met het oog daarop zou een kleine verandering in de redactie aangebracht moeten worden, welke wij met het oog op den tijd nog niet hebben kunnen formuleeren, doch welker formuleering ik hoop dat de Raad aan Burgemeester en Wet houders zal willen overlaten. De bedoeling zou dan zijn om, niet zooals bij de ambtenaren het geval is, die in een dergelijke woning zouden komen, het hoofd van het gezin zelf lid te doen worden van de bouw vereeniging, maar om die woningen eenvoudig te doen huren door den Geneeskundigen Dienst, zoodat deze geheel vrij blijft om in die woningen de gezinnen onder te brengen, welke zij noodig acht daar onder te brengen. De Geneeskundige Dienst zou dan ook voor de huur moeten instaan en zou, in verband met de inkomsten van het hoofd van het gezin of van andere leden van het gezin, onder nadere goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, kunnen regelen welk deel van de huur van de betrokkenen kan worden teruggevorderd. Het spreekt van zelf, dat het de gemeente geld zal kosten, want men kan wel uitrekenen, dat bij gezinnen, waarvan het hoofd tuberculeus is, niets of slechts een gering deel van de huur terugkomt, maar er staat tegenover het groote hygiënische belang, dat gediend wordt, als men een gezin, waarvan een lid tuberculeus is, zoodat gevaar voor besmetting van de andere leden van het gezin bestaat, naar een betere woning kan overbrengen. Ik kan mededeelen, dat de Wethouder van der Lip, onder wien de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst ressorteert, met deze op bescheiden schaal opgezette proef, waardoor niet meer dan een 20-tal woningen in beslag zal worden genomen, ook volkomen instemt. Ik meen hiermede de bedoeling van de aanvulling voldoende te hebben aangegeven. Ik zou gaarne willen, dat de Raad, als hij het met die bedoeling eens was, de redactie aan Burgemeester en Wethouders overliet. De heer van Hamel. M. d. V. Als ik het goed begrepen heb, is het de bedoeling van den Wethouder om van die woningen een soort barakken te maken. Het komt mij voor, dat op die manier die woningen niet weinig worden gedegra deerd, en of dat op den duur voor de bouwvereenigingen wel zoo gunstig zal zijn, kan ik thans niet beoordeelen. Het denk beeld komt ons geheel onverwacht op het lijf vallen; ik althans ben niet bereid er op dit oogenblik op in te gaan. Misschien zal ik er na een behoorlijke overweging wel vóór zijn, maar het wil mij toeschijnen, dat de gevolgen van de uitvoering van het denkbeeld zoo niet zijn te overzien. Het is wel de moeite waard die eerst eens te overwegen. De heer de Lange. M. d. V. Ik zou den Wethouder willen verzoeken dit voorstel terug te nemen. Het is te veel gevergd om van den Raad onvoorbereid te vragen om op het gebied van de woningvoorziening een maatregel te gaan nemen tot bevordering van de bestrijding der tuberculose. Ik vind de bestrijding van de tuberculose een kostelijk werk; ik heb het voorrecht er reeds jaren lang werkzaam in te zijn, doch ik kan het niet goedkeuren van Burgemeester en Wethouders ons voor het feit te stellen, dat wij, een ander onderwerp behandelende, dat er even invlechten. Ik stel er prijs op, dat dit voorstel wordt teruggenomen. Gebeurt dat niet, dan zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 10