226
MAANDAG 20 JUNI 1921.
Dan zullen Burgemeester en Wethouders met genoegen die
zaak overwegen en bij den Raad komen met een voorstel tot
wijziging der verordening. Dat lijkt mij een betere weg dan
dat men zich aan medewerking bij de samenstelling der
commissie onttrekt.
De heer van Eck. M. d. V. De Commissie is niet alleen
bestemd om ter voorlichting van den Raad te dienen.
Artikel 56 der Gemeentewet zegt»Elke commissie dient
den Raad, Burgemeester en Wethouders en den Burgemeester
over de tot haren werkkring behoorende zaken van bericht
en raad".
Wanneer het nu hier de gewoonte is, dat alleen advies
wordt uitgebracht aan den Raad, dan is het in strijd met de
bedoeling der wet. De bedoeling is, dat elke commissie,
wanneer het noodig is, over alle zaken die tot haren werk
kring behooren, van advies kan dienen, en het is niet buiten
gesloten dat Burgemeester en Wethouders hunne voorstellen
eerst definitief forrnuleeren nadat gehoord is de Commissie
van Financiën. Dat is zeker niet in strijd met de wet en het
zou zeker de goede methode zijn.
De heer van der Pot. M. d. V. Het komt ook voor, dat
Burgemeester en Wethouders aan de Commissie advies vragen
buiten den Raad om.
Ik kan bijvoorbeeld erop wijzen, dat nog niet lang geleden
de motie-Sijtsma in zake bezuiniging gesteld is in handen van
de commissie. Zij heeft die motie maanden onder zich gehad
en tenslotte daaromtrent advies uitgebracht.
De klacht, welke de heer van Eck inbrengt, ziet op de taak
van de commissie voor zoover zij is commissie van advies
van den Raad. Die klacht betreft het zijns inziens onbe-
teekenende van dat deel harer taak. Daarom zeg ikals de
Raad meent, dat dat deel harer taak niet behoorlijk vervuld
wordt, dan ligt het aan den Raad om met een voorstel tot
verbetering te komen.
De heer van Eck. M. d. V. Elke andere commissie wordt
op een andere manier behandeld.
Burgemeester en Wethouders stellen hunne desbetreffende
voorstellen eerst definitief vast nadat gehoord is de Com
missie voor de huishoudelijke verordeningen, de Fabricage-
Commissie, enz. Waarom kan ook niet zoo gehandeld worden
wat betreft de Commissie van Financiën?
De heer van der Pot. Ik kan den heer van Eck daarop
alleen antwoorden, dat zoo nu eenmaal de practijk is.
De Voorzitter. Ik meen, dat thans de discussie -over dit
onderwerp wel gesloten kan worden.
Uit de korte mededeeling van den heer van Eck volgt, dat
zijne fractie niet deel zal nemen aan de stemming voor de
benoeming van een lid der Commissie van Financiën, omdat
men de commissie van te weinig beteekenis acht. Ik wil
aangaande die commissie alleen nog opmerken, dat haar
werk bestaat in de beoordeeling van de financiëele zijde van
de voorstellen en dat overigens de inhoud van de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders niet te harer beoordeeling
ligt, maar daarover het advies wordt gevraagd van de Com
missie van Fabricage en van de andere commissies, die
daarbij eventueel te pas komen. Het is geen commissie van
bijstandvan iedere commissie van bijstand is een Wethouder
voorzitter, en dit is bij deze commissie het geval niet. Zij heeft
alleen te oordeelen over de financiëele zijde der voorstellen en
dat die taak zoo ingewikkeld zou zijn, kan ik niet toestemmen.
Men wil aan deze commissie een zekere waarde en beteekenis
toekennen, welke nooit in de bedoeling heeft gelegen haar
te geven.
Wij kunnen thans wel tot de benoeming overgaan.
Wordt benoemd met 17 stemmen de heer Eerdmans; er
waren 7 biljetten in blanco uitgebracht.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen,
terwijl de heer Dubbeldeman en mevr. Dubbeldeman—Trago
aan deze stemming geen deel namen.)
De Voorzitter. Is de heer Eerdmans bereid de benoeming
te aanvaarden?
De heer Eerdmans. Met het oog op de ervaring van vroeger
moet ik er voor bedanken.
De Voorzitter. Dan moeten wij overgaan tot een nieuwe
stemming.
Thans wordt benoemd met 10 stemmen de heer Sijtsma;
de heer Meijnen verkreeg 5 stemmen en de heeren Knuttel
en Splinter ieder 1 stem, terwijl 7 biljetten in blanco waren.
(Ook thans namen de heer Dubbeldeman en mevr. Dubbel
demanTrago aan de stemming geen deel.)
De Voorzitter. De heer Sijtsma neemt natuurlijk de
benoeming aan?
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik verklaar de benoeming niet
te aanvaarden.
De heer Meijnen. Ik zou den leden van den Raad ernstig
willen verzoeken, hun stem niet op mij te willen uitbrengen,
want ik zou in geen geval een benoeming tot lid van de
Commissie van Financiën kunnen aannemen.
De heer de Lange M. d. V. Kunnen wij niet besluiten
om deze benoeming aan te houden? Het is voor vandaag
toch welletjes.
De heer Dubbeldeman. Wat schiet je daarmede op?
De Voorzitter. Nu de zaak zoo staat, is het dunkt mij
voorzichtiger, dat de heeren met elkander overleggen, en daarom
stel ik voor de benoeming van een lid van de Commissie van
Financiën aan te houden en uit te stellen tot de volgende
vergadering.
Aldus wordt besloten.
II. Benoeming van twee leden van het Bestuur der ver-
eeniging tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen.
(Zie Ing. St. No. 177).
In de eerste vacature wordt benoemd met 20 stemmen de
heer Mr. E. A. Cosmande heer Dubbeldeman verkreeg 1
stem, terwijl 4 biljetten in blanco waren en 1 biljet van
onwaarde was.
In de tweede vacature wordt vervolgens benoemd met 22
stemmen de heer A. M. Touw; de heer Dubbeldeman ver
kreeg 1 stem, terwijl 3 biljetten in blanco waren.
III. Benoeming van een Directeur-Scheikundige van den
Districts-Keuringsdienst van Waren en vaststelling van diens
jaarwedde.
(Zie Ing. St. No. 192.)
Wordt benoemd, met ingang van een nader door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum, Dr. J. J. van Eck;
mevrouw BaartBraggaar verkreeg 1 stem, terwijl 2 biljetten
in blanco waren.
(Een der leden had tijdens deze stemming de vergadering
tijdelijk verlaten.)
De Voorzitter. Ik stel thans aan de orde de vaststelling
van de jaarwedde van den heer van Eck en stel namens
Burgemeester en Wethouders voor, die met toekenning van
twee periodieke verhoogingen te bepalen op f 7500.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IV. Benoeming van een Adjunct-Directeur van het Stedelijk
Museum »de Lakenhal".
(Zie Ing. St. No. 188.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik meen, dat de voordracht
van de sollicitanten diegenen bevat, die alleen voor een
benoeming in aanmerking kunnen komen, maar ik meen tevens,
dat de lijst van sollicitanten duidelijk aantoont, dat onjuist
is geweest het oordeel van de verschillende adviseurs, dat
voor dit salaris iemand, die volledig bevoegd kon worden
geacht, was te krijgen. Ik geloof, dat wij nu uit die voordracht
moeten benoemen, maar ik constateer, dat het onjuist blijkt,
dat men voor een dergelijk salaris geschikte menschen kan
krijgen.
De Voorzitter. Als ik het goed begrijp, keurt gij de
voordracht goed?
De heer Knuttel. Indertijd is in de stukken gezegd, dat
iemand, die in de kunstgeschiedenis gestudeerd had, voor dat
salaris zou zijn te krijgen, en nu leert de ervaring, dat dit
niet het geval is. Dergelijke betrekkingen, die als luxe-baantjes
worden beschouwd, worden veel te laag bezoldigd; dat blijkt
uit het feit, dat onder de sollicitanten naar deze betrekking
geen volledig bevoegden zijn.
De Voorzitter. Ik wensch alleen te zeggen, dat naar het
gevoelen van de personen, die daarover moesten oordeelen, de
sollicitanten, die zich hadden aangemeld, wel degelijk voor deze
betrekking geschikt waren.