MAANDAG 20 JUNI 1921. 225 Financiën zoo weinig praesteert, stellen op rekening van de commissie; de commissie kan met de geldende verordening niet anders werken dan zij thans doet. Als zij anders deed dan zou zij gaan buiten het raam der .verordening. Ik geloof echter, dat de heer van Eek beter zou doen voor te stellen de verordening te wijzigen, zóó, dat de Com missie van Financiën een ruimer arbeidsveld krijgt en meer invloed kan uitoefenen. Men kan wat dit betreft de schuld niet werpen op Burge meester en Wethouders, die staan er geheel buiten. De ver ordening is in iüOl door den Raad goedgekeurd; is men daarmede niet tevreden, laat men dan voorstellen haar te wijzigen. De heer Sijtsma voegt mij toe: neem gij het initiatief. Waarom moet ik het doen? De heer van Eek schijnt er het meest voor te gevoelen. De Voorzitter. Ik heb altoos een anderen indruk van de zaak gehad dan door de heeren gezegd wordt. Gedurende de jaren dat ik met. een en ander kennis heb gemaakt, is mij wel gebleken, dat zeer zeker de functie van lid dezer Commissie van groote beteekenis was en dat er heel wat werk aan verbonden was. Men komt daarbij tot een contróle op het beleid van Burgemeester en Wethouders en op de wijze waarop Burgemeester en Wethouders voorstellen een zaak te regelen. Het is wel voorgekomen, dat de Commissie van Financiën nu juist geen malsche kritiek op voorstellen - van Burgemeester en Wethouders heeft uitgeoefend en dat Bur gemeester en Wethouders opgeroepen zijn om haar duidelijk te maken, dat wat zij voorstelden juist was. Er zijn natuurlijk werkzaamheden aan verbonden. De Commissie komt voortdurend te staan voor zaken die door Burgemeester en Wethouders voorgesteld worden en waaraan een heele voorbereiding voorafgegaan is en men moet kennis van allerlei zaken hebben om het resultaat van die voor bereiding goed te kunnen beoordeelen. De heer Huurman. Dat krijgt men Vrijdags, als het's Maan dags wordt behandeld. De Voorzitter. Dat zal ik niet tegenspreken, maar dan zit er niets anders op dan dat er wijziging komt in den toestand en de Commissie van Financiën meer tijd krijgt om de zaken te kunnen beoordeelen. Ik kan er echter niet mede instemmen, dat, zooals de zaak overigens geregeld is, de Commissie van van Financiën zonder beteekenis zou zijn. Ik had gehoopt, dat een lid van de fractie van den heer van Eek bereid zou wezen er zitting in te nemen; dan kon die met zijn opmerkingen in die Commissie voor den dag komen en de noodig geachte critiek oefenen op de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. De heer van Eck. M. d. V. Het lijkt mij toe, dat de zaak wel wat ernstiger mag worden behandeld dan tot nu toe het geval is. Wij zijn niet van plan in die commissie zitting te nemen, wijl zij van geen beteekenis zou zijn, ook al zou een van de leden van onze fractie er in zitten. Elke Raadscommissie in Leiden heeft eenige beteekenis, maar de Commissie van Financiën, zooals zij werkt, is totaal van alle beteekenis ontbloot. Men lacht er om! Over voor stellen, die in een vergadering reeds zijn behandeld, krijgt men een advies van de Commissie van Financiën, luidende, dat zij geen bezwaar heeft. Men krijgt hier van de commissie nooit breede financiëele beschouwingen, ofschoon toch alge meen bekend is, dat de toestand van de financiën moeilijkheden oplevert. Zij heeft slechts korten tijd tot haar beschikking om haar oordeel over de voorstellen te bepalen en zegt dan, dat zij geen bezwaar heeft. Burgemeester en Wethouders moeten gevoelen, dat die toestand niet goed is. Nu kan men wel zeggen, dat ik met een voorstel moet komen om de werkwijze der Commissie van Financiën te wijzigen, maar ik meen, dat het in de eerste plaats op den weg van Burgemeester en Wethouders ligt om direct te dier zake verbetering aan te brengen. Ik geloof bovendien, dat een voorstel van die zijde meer kans van slagen zou hebben dan wanneer het van onzen kant kwam. Wij zijn best in staat de financiëele voorstellen te beoordeelen en onze be ginselen op dit gebied te berde te brengen zonder de Commissie van Financiën, zoodat wij persoonlijk aan zulk een commissie geen behoefte hebben, maar de bestaande toestand is onjuist. En ik ben overtuigd, dat, als men zich in de zaak ernstig verdiept, men er zeker in zal slagen de noodige verbetering aan te brengen. Ik geef den heer de Lange tot zekere hoogte toe, dat ook de commissie zelve wel schuld draagt, want de Commissie voor de Huishoudelijke verordeningen is indertijd ook op die manier behandeld en toen heeft de heer de Lange, namens al de leden sprekende, gezegd, dat de commissie, wanneer de zaken weer op zoo korten termijn bij haar aan hangig werden gemaakt, niet meer bereid was adviezen uit te brengen. Als de Commissie van Financiën maar op haat- achterste beenen gaat staan, zullen Burgemeester en Wethouders ook bij haar de zaken wel tijdiger aanhangig maken. In dit opzicht heeft de commissie zelve ook schuld. Het voornaamste is echter de vraag hoe verbetering in den toestand kan worden gebracht. Ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders met elkander over deze zaak te rade zullen gaan en wij zullen, als er redelijke voorstellen worden gedaan, die gaarne steunen. De heer Huurman. M. d. V. Uit de rede van den heer van Eck blijkt, dat het gemakkelijker is critiek uit te oefenen dan zelf mede te werken om verbetering tot stand te brengen. Wij hebben een lid van de fractie van den heer van Eck in de Commissie van Financiën gehad, die zich bij de laatste verkiezing niet meer beschikbaar stelde. Daarna hebben wij den heer van Hamel gehad, die niet tevreden was met de wijze, waarop de zaken werden behandeld en bedankte. Dat kunnen de overblijvende leden ook doen, doch daarmede is de toestand niet verbeterd. Waar de heer van Eck de schuld wil werpen op de commissie, moet ik er op wijzen, dat degenen, die van de linker zijde deel van de commissie hebben uitge maakt, het bijltje er bij neergelegd hebben. De heer van Eck vraagt aan Burgemeester en Wethouders verbetering van den toestand, maar, als degene, die van zijn fractie in de commissie heeft gezeten, er in was gebleven, zou hij nu met de overige leden kunnen trachten den toestand zelf te ver beteren. Het is echter gemakkelijker de schuld op anderen te werpen en zelf weg te loopen De heer van der Pot. M. d. V. Ik wensch even dit op te merken, dat het mij onjuist voorkomt van den heer van Eck, dat hij de schuld van den bestaanden toestand voor een deel aan Burgemeester en Wethouders geeft. Ik geloof, dat de taak van de commissie, zooals die in de verordening is geregeld, niet onbelangrijk is, maar als men van oordeel is, dat dit niet voldoende tot zijn recht komt, dan moet men niet vergeten, dat zij is een commissie voorden Raad, niet voor Burgemeester en Wethouders, zoodat, als de Raad behoefte gevoelt aan meer voorliohting op financiëel gebied dan hij nu bij de voorstellen krijgt, het op den weg van den Raad ligt in die taak ver andering te brengen. Nu wil ik niet beweren, dat daarom een volledig voorstel daartoe bepaaldelijk uit den Raad moet komen. Men kan ook een opdracht geven aan Burgemeester en Wethouders om een dergelijk voorstel in aangegeven geest te formuleeren, maar de stoot daartoe moet mijns inziens komen van de zijde van den Raad. Nu wil ik wel zeggen, dat mij onjuist voorkomt de be schouwing van den heer van Eck over het aandeel dat Burge meester en Wethouders erin hebben, dat de taak der commissie niet belangrijker is. Er wordt gezegd, dat de commissie de voorstellen zoo laat van Burgemeester en Wethouders krijgt. Men kan het ook omkeeren en zeggende voorstellen worden te spoedig, nadat zij naar de commissie zijn gegaan, in den Raad behandeld. De heer Huurman zegt: dat is niet juist. De commissie heeft volkomen de bevoegdheid om hier in den Raad, wanneer een punt aan de orde komt, in overweging te geven het aan te houden, omdat zij de zaak nog niet a tête reposée heeft kunnen bekijken. Dat is echter in vele gevallen niet noodig. De heer Huurman. Wij hebben in den regel de agenda van een Raadsvergadering eerder dan de stukken waarover de Commissie van Financiën te adviseeren heeft. De Wethouder moet niet zeggen, dat de voorstellen hier te spoedig behandeld worden. De heer van der Pot. M. d. Y. De punten worden op de agenda geplaatst, omdat het advies der commissie in den regel zoo is, dat tegen dadelijke behandeling hier niet het minste bezwaar bestaat. Maar heeft de commissie wel bezwaar, wat is er dan tegen, dat zij in den Raad aanhouding van een voorstel verzoekt? Wanneer de commissie haar advies gereed heeft, wanneer zij, zooals gewoonlijk het geval is, »geen be zwaar" aanvoert, dan is er geen reden een zaak 14 dagen of 3 weken te gaan aanhouden. Dus het ontbreken van een aandrang vanuit de commissie om bij herhaling voorstellen aan te houden heeft eenigszins geleid tot de tegenwoordige practijk. Was het herhaaldelijk voorgekomen, dat de commissie op aanhouding aandrong, dan zou de practijk waarschijnlijk een andere zijn geworden. Ik wijs er verder op, dat tal van voorstellen naar de Commissie gaan alvorens zij definitief geformuleerd worden door Burgemeester en Wethouders. Ik noem bijvoorbeeld de voorstellen betreffende aanvragen ten behoeve van woningbouw. De commissie krijgt van te voren de stukken; dan komt het advies van de commissie bij Burgemeester en Wethouders eer die hun voorstel aan den Raad formuleeren. Het is het beste na deze bespreking, dat op een of andere manier wordt uitgesproken hoe men in dezen verandering wil.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 7