224 MAANDAG 20 JUNI 1921. mogelijk is, voor de werkloozen die nog nietof niet meer trekkende zijn, een steunregeling te willen treffen, waardoor voorkomen wordt dat deze arbeiders geheel te gronde gaan." De heer Bots. De heer van Stralen heeft straks gesproken over de menschen, die nog niet de reglementaire uitkeering zouden krijgen, enz., maar dit request loopt althans in hoofd zaak over den toestand van de uitgetrok kenen. De heer van Stralen. Adressante vraagt het voor de menschen, die nog geen ondersteuning van de gemeente trekken. De heer Bots. Daar kunnen de werkloozenkassen niet aan beginnen. Hetgeen het Rijk toezegt, is voor de gemeenten die nood lijdend zijn. Dat kunnen wij niet krijgen. De heer van Stralen. Is Leiden dan niet noodlijdend? De heer Bots. In dien zin niet. De Voorzitter, Op die manier zou zoowat geheel Nederland noodlijdend zijn. Burgemeester en Wethouders blijven bij wat speciaal genoemd wordt, dat is het getal van die acht, waarvan reeds zes ge durende den vollen reglementairen tijd ondersteuning gekregen hebben. Die krijgen ondersteuning en zullen het houden. Daarom zeide ik reeds, dat wat men vraagt hier reeds bestaat. Dit betreft een circulaire, welke men samengesteld heeft voor het geheele land zonder in aanmerking te nemen wat op sommige plaatsen reeds aanwezig is. Dus in zoover is voldaan aan de begeerte waaraan men hier uiting gegeven heeft. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wil er ook op wijzen, dat de circulaire welke de heer van Stralen bedoelt, gezonden is aan alle gemeenten en dat hier ter stede reeds in die behoefte voorzien wordt. Hetgeen de heer van Stralen bedoelt, is van geheel andere strekking dan wat in het adres gevraagd wordt. In het adres wordt gevraagd steun voor uitgetrok kenen en daarin wordt hier reeds voorzien. Wordt in het adres, bij den Raad ingezonden, ook gevraagd om steun voor degenen, die nog niet aan de beurt van trekken zijn? De heer van Stralen zegt van wel. Als dat zoo is, dan lijkt het mij toe, dat het beter is dit adres niet voor kennis geving aan te nemen, doch het in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ten fine van praeadvies. De Voorzitter. Wij houden ons op dit oogenblik aan het adres, dat wij voor ons hebben. Men kan daar niet allerlei andere dingen bij halen. De beraadslaging wordt gesloten. Het vooistel van Burgemeester én Wethouders wordt in stemming gebracht en met 14 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren van der Lip, van der Pot, Wilbrink, Kuivenhoven, Sanders, Oostdam, van Hamel, Splinter, Stijnman, de Lange, Meijnen, Eerdmans, Bots en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Knuttel, A. Eikerbout, Sijtsma, de dames BaartBraggaar en Dubbeldeman—Trago, de heeren Bisschop, van Eek, Heemskerk, Dubbeldeman en van Stralen. (De heeren Groene veld en Stijnman waren inmiddels ter vergadering gekomen, de heer Groeneveld was echter bij de stemming tijdelijk afwezig.) 15°. Adres van C. Meyer, eervol ontslagen Incasseerder bij de Lichtfabrieken, in zake de betaling van de premie ad 5 van zijn pensioensgrondslag voor weduwen- en weezenpensioen. De beslissing omtrent de wijze van behandeling van dit adres wordt aangehouden tot de volgende zitting, aangezien het stuk te laat is ingekomen. 16°. Advies van de Gezondheidscommissie op de ontwerp verordening tot wijziging vari die op het Rijden. Dit advies luidt als volgt: Leiden, den 20 Juni 1921. De Gezondheidscommissie heeft de eer U mede te deelen, dat zij zich met de voorgestelde wijziging op het rijden geheel kan vereenigen. Namens de Commissie voornoemd, D. A. de Jong, Voorzitter. J. R. F. Rassers, Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden. Zal worden behandeld bij punt 21 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat aan H. S. Keuls, eervol ontslagen hoofdinspecteur by de Stedelijke Lichtfabrieken, met ingang van 1 Mei 1921, een suppletie-pensioen is toegekend van 560.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijft op ƒ1350.'sjaars; 2°. dat aan P. Mazurel, eervol ontslagen lantaarn werk man aan de Stedelijke Lichtfabrieken met ingang van 1 April 1921, een suppletie-pensioen is toegekend van 149.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijft op ƒ365.'sjaars; 3°. dat aan A. P. Blok, eervol ontslagen straatmaker bij Gemeentewerken, met ingang van 15 Januari 1921. een suppletie pensioen is toegekend van ƒ517.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijlt op 753. 's-jaars. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Commissie van Financiën. De Voorzitter. Mag ik de heeren Eerdmans, van Eek, Kuivenhoven en Heemskerk uitnoodigen het stembureau uit te maken?' De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck. M. de V. Ik wil, voordat wij tot stem ming overgaan, even mededeelen, dat mijn fractie heeft be sloten niet aan de benoeming van een lid van de Commissie van Financiën deel te nemen. Ik wil daarvan ook de reden opgeven, omdat het een afwijking van onze gewoonte is. Wij hebben den indruk gekregen, dat de beteekenis van de Com missie van Financiën in Leiden eigenlijk geene is. De wijze, waarop de zaken door die Commissie moeten worden behan deld als gevolg van de houding van Burgemeester en Wet houders, maakt naar onze meening die commissie totaal overbodig. De Commissie van Financiën kan een zeer belang rijke commissie zijn. Wanneer er bij Burgemeester en Wet houders financiëele voorstellen in overweging zijn en wanneer dan, voordat die door het College in definitieven vorm worden gegoten, daarover overleg wordt gepleegd met personen, die geacht kunnen worden in dit opzicht deskundig te zijn, dan is de Commissie van Financiën een commissie van belangrijke beteekenis met het oog op de adviezen, welke zij zoowel aan Burgemeester en Wethouders als aan den Raad geelt, maar, zooals de toestand nu is, namelijk dat de voorstellen reeds vast staan voor het uitbrengen van het advies, zoodat men begrijpt, dat zij door den Raad zullen worden aangenomen wij mogen onderstellen, dat Burgemeester en Wethouders ook in deze gemeente geen voorstellen zullen doen, waartegen de Raad belangrijke financiëele bezwaren kan hebben dan heeft het uitbrengen van een advies door de Commissie van Financiën geen waarde. De adviezen van de Commissie van Financiën komen dikwijls in, als wij de agenda reeds vóór ons hebben, en dan kijkt niemand er naar. Het lijkt mij niet gewenscht, dat op die wijze deze belangrijke zaak wordt verwaarloosd. Wanneer het anders was, wanneer de Wethouder van Financiën, vóórdat hij definitief een voorstel deed, overleg pleegde met de Commissie van Financiënof wanneer, hetgeen mijns inziens toch niet in strijd met de wet zou zijn, het voor zitterschap dier Commissie door dien Wethouder werd bekleed hij is ook Raadslid: dus hij kan ook in die commissie zitting nemen dan zou die commissie zeer belangrijk werk kunnen verrichten. Maar zooals het op het oogenblik gaat en het komt mij voor in hoofdzaak de schuld van Burgemeester en Wethouders te zijn lijkt het mij over bodig om aan de samenstelling der commissie mede te werken. Zoolang die toestand niet verandert, zullen mijne partijgenoo- ten en ik dus aan stemmingen betreffende die commissie niet deel nemen. De heer de Lange. M. d. V. Ik zou niet durven zeggen, dat alles wat de heer van Eck beweerd heeft onjuist was. De opmerkingen van den heer van Eck zouden echter aan gevuld kunnen worden met deze opmerking, dat het toch ook voor een zeer belangrijk deel aan de Commissie zelf ligt, of zij zich door Burgemeester en Wethouders wil laten be handelen zooals het geval is, ja dan neen. Ik ben het met den heer van Eck eens, dat de Commissie van Financiën een zeer gewichtige Commissie kan zijn en ik heb ook den indtuk, dat zij te Leiden op het oogenblik weinig praesteert, wat ik zeer tegen het gemeentebelang acht. De heer Huurman. M. d. V. Ik ben het in hoofdzaak meer met den heer van Eck eens dan met den heer de Lange. Laatstgenoemde wil het feit, dat de Commissie van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 6