MAANDAG 20 JUNI 1921. 223 dergelijk adras aan den Minister in liet geheel geen practisch resultaat ik zou dat aan den heer Bots kunnen toegeven want er is geen sprake van, dat de Minister naar aanleiding vari een dergelijk adres het verder toehalen van de koorden van de beurs zou staken. Willen de arbeiders in deze iets bereiken, dan moeten zij ontwaken uit de lethargie, welke hen den laatsten tijd in Nederland kenmerkt. Maar toch zou dunkt mij een protest wei op zijn plaats zijn en ik vind in dezen aanval wel een aanleiding om een dergelijk protest van zooveel mogelijk gemeenten in te dienen. De Voorzitter. Ik wil er op wijzen, dat de groep van diamantbewerkers reeds beproefd heeft den Minister tot andere gedachten te brengen, zonder succes. Dat is een bond, die toch heel wat beteekent, zoowel wat betreft zijn uitgebreid heid als wat betreft de kracht die hij ontwikkelt. Zooals reeds gezegd, het betreft hier niet een bijzondere zaak van één gemeente op zich zelf, maar het is een lands zaak. Als zoodanig behoort ook hare behandeling niet hier, maar in de Tweede Kamer. Wat verder den practischen toestand aangaat, ook den Minister komen wel allerlei dingen ter oore omtrent hetgeen inde samenleving voorvalt; en dan is zonder twijfel de over tuiging gewekt, dat er wel wat aandrang mag komen dat men het werk aanpakt dat te bekomen is. Het is niet onbekend, dat zich gevallen voordoen dat men wel werk kan bekomen doch er de voorkeur aan geeft uit de werkloozenkas te blijven trekken. Wij hebben die onder vinding opgedaan, dat men zegt: het is gemakkelijker dat geld uit de verzekeringskas te trekken zonder arbeid, dan met werken wat meer te verdienen. Dus er mag wel eenige drang komen, dat men de handen uit de mouwen steekt wanneer er gelegenheid toe bestaat. Dan wordt het gemakkelijker om steun te verleenen aan de o verblij venden. De algemeene toestand is eenmaal zoo, dat wij ook als College van Burgemeester en Wethouders niet anders kunnen doen dan voorstellen om op deze zaak niet in te gaan. Ik heb van den heer van Stralen het volgend voorstel ontvangen «Ondergeteekende stelt voor een verzoek tot den Minister te richten om de circulaire van 24 Mei betreffende verlaging der uitkeeringen voor uitgetrokken werkeloozen in te trekken." De heeren kunnen volstaan met eenvoudig tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om op het verzoek niet in te gaan wordt in stemming gebracht en met 16 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: van der Lip, van der Pot, Wilbrink, Kuivenhoven, Sijtsma, Sanders, Oostdam, van Hamel, Splinter, Bisschop, Heemskerk, de Lange, Meijnen, Eerdmans, Bots en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren Knuttel, A. Eikerbout, de dames Baart—Braggaar en DubbeldemanTrago, de heeren van Eek, Dubbeldeman en van Stralen. 14°. Verzoek van de Nederlandsche Vereeniging van Fabrieks arbeiders, in zake de verschaffing van productieven arbeid aan werkloozen, subsidiair het treffen van een steunregeling voor hen die nog niet of niet meer trekkende zijn. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Bots. M. d. V. Het zal u opgevallen zijn, dat de adresseerende vereeniging blijk geeft niet van de plaatselijke omstandigheden alhier op de hoogte te zijn. Reeds sedert Februari toch bestaat hier een steunregeling voor uitgetrokken personen en verschillende leden van de afdeeling Leiden dezer vereeniging hebben van dezen steun reeds geprofiteerd. In het adres wordt echter ook gevraagd steun aan leden, die nog niet recht hebben op een uitkeering uit de werkloozenkas. Deze personen zijn echter niet in de steunregeling opgenomen, ook niet in de Rijksregeling. De steun is uitdrukkelijk beperkt tot bona fide verzekerden. Deze moeten volgens de reglementen hunner kassen eenigen tijd in den regel 6 maanden lid zijn vóórdat zij kunnen trekken. Gaat men nu ook reeds steun toezeggen aan diegenen die nog pas lid zijn geworden, dan bevordert men den toeloop tot de kassen van hen, die vermoedelijk alleen om de uitkeering en den steun lid worden. En eenmaal op dien weg, is er geen voldoende reden om ook de niet-georganiseerden niet te gaan steunen. Van dat oogenblik echter zal het Steuncomité uit den oorlogstijd herleven. Daartoe zou ons College niet wenschen mede te werken. Ten slotte wordt in het adres gevraagd om werkverschaffing. Hierop ken ik meedeelen, dat de Commissie van Advies voor de werklosheidsverzekering ons een uitgewerkt voorstel tot werkverschaffing aan steuntrekkers, voorloopig op bescheiden voet, als proef, heeft toegezegd. De Voorzitter. Ik stel voor dit verzoek voor kennisgeving aan te nemen, omdat tot zekere hoogte reeds een voorziening is getroffen en er verder geen aanleiding is er op in te gaan. De heer van Stralen. M. d. V. Ik kan met dat voorstel niet accoord gaan. Het komt mij voor, dat hier een middel is om menschen, die buiten hun schuld werkloos zijn geworden zij zijn dat niet voor de aardigheid, maar zij zijn door den chaotischen toestand van de wereld in die omstandigheden geraakt vanwege de gemeente, daarin gesteund door het Rijk, te helpen. De heer Bots heeft bij de toelichting van het voorstel van Burgemeester en Wethouders en bij de bestrijding van hetgeen wij wenschen vergeten mede te deelen, dat de Minister aan verschillende bonden van arbeiders heeft toe gezegd, dat, wanneer er werklooze arbeiders waren, die volgens de reglementen nog niet trekkende waren, hij bereid was aan die menschen steun te verleenen, indien daartoe vanwege het betrokken gemeentebestuur aan het Rijk het verzoek werd gedaan. Ik citeer uit een uittreksel van een Regeeringsmissive, welke ongetwijfeld wel juist zal zijn, en nu vraag ik toch, als er een gelegenheid is om menschen, die aan den honger zijn overgeleverd, omdat zij werkloos zijn en nog geen aanspraak kunnen maken op reglementaire uitkeeringen, te helpen, waarom grijpt het gemeentebestuur die gelegenheid dan niet aan? De Minister heeft onder anderen dit gezegd Verder deel ik mede, dat de reglementair nog niet recht hebbende werkloozen niet in de steunregeling kunnen worden opgenomen. Indien deze personen steun behoeven, zal deze moeten worden verstrekt door de gemeenten. Ik ben evenwel bereid ook in die kosten een bijdrage te verleenen, indien de Gemeente de kosten niet geheel zelve kan dragen." Dat heeft de Minister aan de betrokken vereenigingen ge antwoord en zou nu het gemeentebestuur van Leiden zoo hard willen wezen om, waar die menschen geen werk kunnen vinden en geen andere inkomsten hebben, hen aan hun lot over de laten? Er is hier een gelegenheid om in de kosten een bijdrage van het Rijk te krijgen, als men die menschen steunt, en, waar nu de gemeente zelve aan bepaalde categorieën van personen steun verleent, waarvoor zij van het Rijk geen bijdrage krijgt, begrijp ik niet waarom zij weigert een steun regeling ter hand te nemen, waarin het Rijk bereid is bij te dragen. De heer Bots heeft gezegd, dat een deel van de leden van den Fabrieksarbeidersbond in aanmerking komt voor onder steuning op grond van de plaatselijke steunregeling, en dat is voor sommigen waar, maar verschillende personen zijn uitgeschakeld, omdat zij 25 jaren oud waren. De gemeente is zoo welwillend om werkelooze menschen die 25 jaar zijn en naar onze meening ook onderstand noodig hebben, uit de steunregeling uit te schakelen. Dat gaat niet aan en hier is een middel om daarin weder tegemoet te komen. Ik meen derhalve dat er alles voor te zeggen is op dit verzoek in te gaan en aan het Rijk te verzoeken een bijdrage in de kosten van ondersteuning van deze menschen. De Voorzitter. Ik doe opmerken dat er, voor zoover er behoefte bestaat, daarin reeds voorzien wordt. Hier wordt iets gevraagd wat eigenlijk te Leiden reeds bestaat, zoodat er geen reden is voor ons om in hetgeen gevraagd wordt te treden. Wat bestaat blijft bestaan. De heer van Stralen. M. d. V. Worden hier menschen ondersteund, die nog niet reglementair ondersteund worden Dat wist ik niet. Als het zoo is, dan ben ik er blij om. De Voorzitter. De uitgetrokken werkloozen krijgen reeds uitkeering. De heer Bots. M. d. V. In het adres wordt uitgesproken over den toestand van de uitgetrokkenen, maar de heer van Stralen bespreekt dien van andere personen. Het gaat bij dit adres op de eerste plaats om de uitgetrokkenen en nu heb ik geantwoord, dat die reeds een uitkeering genieten. De heer van Stralen. Ik wijs er den Wethouder op, dat in het verzoek van de adresseerende vereeniging staat: «indien productieve werkverschaffing in Uwe Gemeenteniet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 5