MAANDAG 20 JUNI 1921.
221
10°. Verzoek van B. Mererna om eervol ontslag als leeraar
in het teekenen aan de jongensschool 2e klasse.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
14°. Verzoek van den Bond van Leidsche Markt-kooplieden
om over te gaan tot onmiddellijke terugplaatsing van de
Zaterdagsche markt op de Vischmarkt.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit adres in hun handen te stellen om praeadvies.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wat denken Burgemeester en
Wethouders op dit punt te doen?
De Voorzitter. Daarover wordt thans niet gesproken.
Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres in hun
handen te stellen om praeadvies.
De heer Sijtsma. Ik zou erbij Burgemeester en Wethouders
op willen aandringen met het uitbrengen van dat praeadvies
een beetje spoed te maken. Mijn voorstel is reeds geruimen
tijd geleden ingediend en het is niet een zaak, welke een
uitgebreid onderzoek vordert. Burgemeester en Wethouders
zullen wel de ervaring hebben opgedaan, dat die markt daar
niet op haar plaats is, en daarom meen ik, dat met het
praeadvies wel eenige haast kan worden betracht.
Mijnheer de Voorzitter. U moet die zaak niet en bagatelle,
met een schouderophalen, behandelen, alsof het voor zulke
marktkooplieden er niet op aankomt.
De heer Bots. M. d. V. Die zaak wordt met allen ernst en
ook met allen spoed behandeld. Er moest advies van den
marktmeester worden ingewonnen; dat advies is ingekomen
en thans gaat de zaak naar de Marktcommissie; ik hoop, dat
de vergadering van die commissie nog deze week zal kunnen
plaats hebben. Die commissie brengt advies uit aan Burge
meester en Wethouders en dan komt de zaak in den Raad.
Het is hiermee als met vele andere zaken, zij schijnt eenvoudig,
maar zij moet van alle kanten onder het oog worden gezien
en dan valt er nog al een en ander te onderzoeken.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
12°. Verzoek van K. F. H. v. Hiele en G. de Wolf, ambtenaren
aan het Bureau Bouw- en Woningtoezicht, om te worden
bevorderd resp. tot Administratief ambtenaar 1e klasse en
3e klasse.
Dit verzoek luidt als volgt:
Leiden, 47 Juni 4921.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen K. F. H. van
Hiele en G. de Wolf, beiden ambtenaren van het bureau Bouw
en Woningtoezicht te Leiden, respectievelijk in den rang van
administratief-ambtenaar 2e klasse en klerk le klasse;
dat zij, gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om een technisch-ambtenaar 3e klasse te bevorderen in rang
(Ingek. Stukken No. 182), zich tot Uwen Raad wenden met
het verzoek om ook in rang te worden bevorderd.
Zij meenen hierop ten volle aanspraak te kunnen maken in
verband met hunnen langen diensttijd, n.l. ruim 18 jaar en
40 jaar, aan dien tak van dienst en in welken tijd zij slechts
éénmaal in rang zijn bevorderd.
Zij vertrouwen, dat, waar nu voorgesteld wordt om een
ambtenaar te bevorderen in rang na negen maanden in dienst
te zijn geweest, en welke bevordering zij gaarne dien ambte
naar gunnen, Uwen Raad eveneens het besluit neemt, dat
ook zij in rang worden bevorderd, respectievelijk tot adminis
tratief-ambtenaar 4ste klasse en administratief-ambtenaar
3e klasse.
Met verschuldigde hoogachting;
K. van Hiele.
G. de Wolf.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit adres in hunne handen ter afdoening te stellen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om dit
adres in hunne handen te stellen ter afdoening. Ik zou liever
zien, dat het naar hen gezonden werd ten fine van praeadvies,
opdat wij kunnen vernemen waarom deze menschen, die veel
langer in dienst zijn dan de ambtenaar Koelma, dien Burge
meester en Wethouders voorstellen te bevorderen, niet voor
bevordering in aanmerking komen.
De Voorzitter. Wanneer Burgemeester en Wethouders in
deze een beslissing genomen hebben, dan zou men naar aan
leiding daarvan later Burgemeester en Wethouders kunnen
interpelleeren. Voor het oogenblik kunnen wij niets anders
voorstellen dan om dit adres te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders ter afdoening, omdat de benoeming
en de bevordering van deze ambtenaren aan Burgemeester en
Wethouders staat. In zoover is het adres dan ook verkeerde
lijk tot den Raad gericht: het behoort te wezen aan Burge
meester en Wethouders.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij aan bij het betoog
van den heer Heemskerk
De Voorzitter. Natuurlijk; dat begrijp ik!
De heer Sijtsma. Als iemand logisch denkt, dan moet hij
dat begrijpen, dat schijnt u dus op het oogenblik ook te doen.
Het blijkt hier een eenigszins abnormaal geval te zijn.
Wanneer die ambtenaren op de gewone wijze bevorderd
waren, dan zouden zij al lang bevorderd zijn. Zij gevoelen
zich nu blijkbaar miskend en zij willen weten om welke
reden dat is gebeurd. Voor Burgemeester en Wethouders kan
er toch geen bezwaar zijn om straks te zeggen: wij hebben
die menschen bevorderd of niet bevorderd op grond van dit
of van dat. Dan weet de Raad er ook iets van.
De Voorzitter. Ik moet den heer Sijtsma doen opmerken,
dat het nimmer voorkomt dat iemand zonder reden niet op
tijd bevorderd wordt. Dus in dit geval gaat het hierom, of
deze ambtenaren tusschentijds bevorderd zullen worden.
Zooals de zaak in het adres voorgesteld wordt wat betreft
het verloop van de geschiedenis, is zij niet geheel juist. Speciaal
ten opzichte van één ambtenaar wil ik op dit oogenblik hier
in den Raad niet alles zeggen wat ik zou kunnen zeggen.
Maar in elk geval is er tot hiertoe geen reden geweest om
deze ambtenaren te bevorderenzij hadden er geen aanspraak
op een positie te krijgen hooger dan zij thans hebben.
Zij vragen dit in hun adres naar aanleiding van de bevor
dering van een collega.
Waarom de bevordering van den opzichter Koelma wordt
voorgesteld hebben de leden in de Leeskamer kunnen zien
daarvoor was alle reden, maar of daarin nu eenige reden
moet gevonden worden om ook de requestreerende ambtenaren
te bevorderen, is een geheel andere vraag. Daarvoor is voor
ons totdusver geen enkele reden geweest, maar indien Burge
meester en Wethouders voorstellen dit verzoek in hun handen
te stellen ter afdoening, dan zal alsnog onderzocht worden of
er aanleiding is ook die ambtenaren te bevorderen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wensch even te onder
strepen hetgeen de heer Heemskerk heeft gezegd. Het komt
rriij, juist in het belang van de zaak, gewenscht voor, dat
Burgemeester en Wethouders op dit verzoek praeadvies uit
brengen. Gij hebt zooeven gezegd, dat ten opzichte van een
der requestreerende ambtenaren hier nog wel wat zou zijn
mede te deelen, en nu zou dat juist in orde kunnen komen,
als wij van Burgemeester en Wethouders een praeadvies
kregen, want dan zouden wij precies op de hoogte komen
van hetgeen aan die aldeeling gebeurt. De heer Sijtsma heeft
blijkbaar vernomen, dat iets daar niet in orde is. Ook ik heb
dat gehoord en daarin vind ik aanleiding te meenen, dat dit
adres in handen van Burgemeester en Wethouders moet ge
steld worden om praeadvies. De Raad komt dan te weten
wat er aan de hand is.
Er is een voorstel van den Directeur van Bouw- en Woning
toezicht om den ambtenaar Koelma te bevorderen, maar de
personen, die dit adres hebben ingediend, meenen, dat zij
evenzeer voor bevordering in aanmerking komen, en ik geloof
zelfs, dat een van die personen van gevoelen is, dat om per
soonlijke redenen een bevorderingsvoorstel voor hem achter
wege blijft. Is dat zoo, dan is het gewenscht, dat de Raad
meer te weten komt, en dat kan, als dit verzoek in handen
van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld om praead
vies. Niemand denkt er aan een voorstel te doen om ook
deze ambtenaren te bevorderen, maar wij achten het wenschelijk,
dat de Raad te weten komt wat hij weten wil. Daarom heeft
de heer Heemskerk mijns inziens terecht gevraagd dit voorstel
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
Mijnheer de Voorzitter. Gij hebt zooeven gezegd, dat het een
kwestie van Burgemeester en Wethouders was, niet van den
Raad, maar dat is niet juist, want de Raad benoemt en
bevordert.
I