244
MAANDAG 20 JUNI 1921.
De heer Knuttel. Mag men niet meer iets zeggen, dat
krenkend is voor zijn tegenstander?
De Voorzitter. Als iemand in staat is zulke dingen te
zeggen, dan vraagt men zich per slot van rekening ai: waar
moet dat naar toe en hoe moet men oordeelen over iemand,
die dergelijke uitdrukkingen en dergelijke kwalificaties doet.
Ik hoop zoo spoedig mogelijk twee personen tegenover elkander
te stellen, beiden voorstanders van en pleiters voor het open
baar volksonderwijs, die dus inzooverre op hetzelfde standpunt
staan en per slot van rekening volslagen tegenvoeters zijn.
Nu zeg ik van den eenkijk, dat is een man, met wien,
al verschilt hij totaal van mij in beginsel en in overtuiging,
te handelen en te praten valt, terwijl juist de heer Klaas de
Vries komt van een anderen kant, waar alle redelijkheid,
alle wetenschap omtrent de geestelijke toestanden ontbreekt.
Dit is de quaestie. Ik hoop dit binnen korten tijd duidelijk
te maken in een ingezonden stuk en vindt de heer Eerd-
mans het dan noodig er op terug te komen, dan ben ik tot
zijn dienst.
De heer Eerdmans. M. d. V. Het spijt mij, dat ik het
onderwerp heb aangeroerd. Het wordt erger in plaats van
beter.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou aan den Raad
toestemming willen vragen om, nu de heer van der Pot, de
Voorzitter van de Commissie voor de Lichtfabrieken, weder
terug is van zijne vacantie, in een volgende vergadering een
interpellatie te mogen houden naar aanleiding van het rapport,
dat door de commissie is uitgebracht.
Ik had aanvankelijk gedacht, dat die besprekingen nog
hedenavond zouden kunnen plaats hebben, maar de tijd is ver
verstreken en het is niet goed mogelijk nu nog aan deze zaak
te beginnen.
Als de Raad mij toestaat een interpellatie te houden, dan
kari zij waarschijnlijk den volgenden keer op de agenda ge
plaatst worden.
De Voorzitter. Geeft de Raad aan den heer Dubbeldeman
toestemming om een interpellatie te houden? Dan is aldus
besloten.
De heer van Eck. M. d. V. Er zijn op het oogenblik drie
voorstellen, die door mij zijn ingediend, in handen van Burge
meester en Wethouders ter fine van praeadvies.
Nu zal ik niet op spoedige behandeling van al die voor
stellen aandringen; slechts wat betreft één vo<?rstel zou ik
spoed betracht willen zien. Bij de behandeling der begrooting
is door mij een voorstel gedaan om bij de bedrijven en diensten
adviseerende arbeiderscommissies in te stellen. Ik zou het
zeer op prijs stellen, indien er niet al te lange tijd verloopt
vóórdat deze zaak in den Raad behandeld wordt.
De Voorzitter. Het kan wel een klein beetje vervelend
klinken, maar men heeft er geen begrip van hoezeer wij
keer op keer met werk overladen zijn. Dit is geen praatje.
Ik wil den heer van Eck de toezegging doen, dat met allen
mogelijken spoed aan zijn verlangen voldaan zal worden.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.