234 MAANDAG 20 JUNI 1921. zich niet pleegt te storen aan bezwaren van de gemeente besturen, maar de heer van der Pot zal wel gevoelen, dat zijn methode van vroeger beter was dan die, welke de Regeering ons nu wil laten volgen. Nu doen wij een slag in de lucht en dat nog wel bij een zoo belangrijke zaak als deze. Wij mogen aannemen, dat het door allen van het hoogste belang wordt geacht welk cijfer als vermenigvuldigingscijfer wordt aangenomen, of dat 1.2, 1 of 0.8 is, omdat dat een ontzaglijk groot verschil maakt voor al de ingezetenen. Nu lijkt het mij wenschelijk om den Minister onder het oog te brengen, dat, terwijl tot dusverre in Leiden de practijk beter was, wij nu gedwongen worden een practijk te volgen, welke bij de vorige vergeleken, slecht is en waartegen gewichtige bezwaren zijn aan te voeren. Al wordt ons voorstel ver worpen en het voorgestelde vermenigvuldigingscijfer aan genomen, dan hoop ik toch, dat de bezwaren, welke wij ondervinden, den Minister onder het oog zullen worden ge bracht. De heer van der Pot. M. d. V. Wij moeten nu eenmaal aanvaarden, dat wij door het opdragen van de belastingheffing aan het Rijk een deel van onze vrijheid zijn kwijtgeraakt, en wij moeten ook niet alleen op de nadeelen letten, welke daaraan verbonden zijn. Gesteld, dat de Minister vrijheid vond wij weten echter, dat hij die bevoegdheid niet heeft te zeggen: »Ik wil doen hetgeen gij op initiatief van den heer van Eek verzoekt en wachten, totdat het totaal belastbaar inkomen bekend zal zijn, met het vaststellen der aanslagen, maar dan krijgt gij natuurlijk dat voorschot van 1/10 per maand ook niet", dan zou ik die ruil zeker niet aanvaarden, omdat ik veel liever het voordeel heb van het vroeger binnenkomen van den hoofdelijken omslag, een voordeel, waartegen niet opweegt het nadeel, verbonden aan het feit, dat men bij het vaststellen van het vermenigvuldigingscijfer niet die zekerheid heeft, welke men vroeger had. Immers, het is een belangrijk voordeel voor de gemeente, dat men, terwijl vroeger in December of Januari de eerste posten van den hoofdelijken omslag pas binnenkwamen, voortaan reeds in Juli een deel krijgt en dan telkens iedere maand 1/10. En per slot van rekening laat men immers de menschen ook nooit te veel betalen. Komt er in een belastingjaar te veel in aan hoofdelijken omslag, dan komt dat het volgend jaar ten goede; dan betaalt men iets minder. Zoo loopen de bedragen, die men noodig heeft, niet uit elkaar, dat men door dit te bepalen de menschen in ongelegenheid zou brengen. De percentages, die men heeft bij het in rekening nemen van het vermenigvuldigingscijfer, kunnen nooit zoover uit elkaar loopen. Daarvoor hebben de gewone uitgaven over het algemeen een veel te constant karakter. De gewone uitgaven hebben eerder zelfs neiging om naar boven te gaan; de kans, dat men de menschen te veel laat betalen, acht ik buitengewoon gering en het lijkt mij, dat in elk geval daartegen ruimschoots opweegt het voordeel, dat wij het geld eerder krijgen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 7 stemmen aange nomen. Vóór stemmen de heeren: van der Lip, van der Pot, Wilbrink, Kuivenhoven, Sijtsma, Sanders, Oostdam, van Hamel, Splinter, Stijnman, Huurman, Bisschop, Heemskerk, de Lange, Meijnen, Eerdmans, Bots en de Voorzitter.' Tegen stemmen: de heer A. Eikerbout, de dames Baart Braggaar en DubbeldemanTrago, de heeren Groeneveld, van Eek, Dubbeldeman en van Stralen. Het voorstel van den heer van Eek wordt vervolgens in stemming gebracht en met 17 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: van der Lip, van der Pot, Wilbrink, Kuivenhoven, Sijtsma, Sanders, Oostdam, van Hamel, Splinter, Stijnman, Huurman, Bisschop, Heemskerk, Meijnen, Eerdmans, Bots en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heer A. Eikerbout, de dames Baart Braggaar en DubbeldemanTrago, de heeren Groeneveld, van Eek, Dubbeldeman, de Lange en van Stralen. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds 8{- uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8£ uur. Thans zijn alleen de Burgemeester en de heeren Mulder, Rotteveel en Schoneveld afwezig. Aan de orde is: XXXII. Verordening, regelende de bezoldiging van de vak onderwijzers en onderwijzeressen in teekenen, gymnastiek en handwerken en de toelagen aan de kweekelingen en de helpsters bij het onderwijs in de vrouwelijke handwerken der openbare lagere scholen van de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 206.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres. De heer A. Elkerbout. M. d. V. In het algemeen heb ik weinig omtrent de cijfers op te merken, maar toch wil ik omtrent een paar punten iets zeggen. Vooreerst over de extra toelage, welke aan de eerste onderwijzeres gegeven wordt. Dit punt komt nu niet voor de eerste maal in den gemeenteraad ter sprake; dat is reeds meermalen gebeurd, o. a. verleden jaar, en bij de critiek, welke de Wethouder toen heeft uitgeoefend, heeft hij naar voren gebracht, dat die eerste onderwijzeres extra werkzaamheden had te verrichten. Van bevoegde zijde is mij verklaard, dat dat onjuist was. Het zou wel mogelijk zijn, als die eerste onderwijzeres een eigen klasse had, maar dat is het geval niet, zoodat, als er ingekocht moet worden, zij dat gemakkelijk kan doen, ter wijl de andere onderwijzeressen les geven. Üp dit punt wensch ik een amendement voor te stellen van de volgende strekking De Voorzitter. Het is beter, dat u dat bij het betrokken artikel ter sprake brengt. De heer A. Elkerbout. Daartegen heb ik geen bezwaar. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 3, luidende: »Voor de vakonderwijzeressen in de handwerken op de scholen der tweede klasse voor jongens en meisjes en op de scholen der derde klasse bedraagt de aanvangswedde f 65. 'sjaars per wekelijksch lesuur. Deze wedde wordt na 2, 4, 6, 8 en 10 jaar dienst aan een openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, telkens verhoogd met f 5.'sjaars per wekelijksch lesuur. De wedde van de eerste onderwijzeres aan de scholen der derde klasse bedraagt ƒ100.meer dan haar wedde als vak onderwijzeres volgens deze regeling zou bedragen. Voor de berekening van het salaris van de eerste onderwijzeres worden mede als lesuren aangemerkt de uren gedurende welke zij voor namelijk met de leiding van het onderwijs in de handwerken en niet uitsluitend met het onderwijs in eene klasse is belast. Op de onderwijzeressen, in dit artikel bedoeld, is de eerste zinsnede van het 2e lid van art. 2 van toepassing." De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik zal niet herhalen wat ik zooeven reeds gezegd heb. Mijn bezwaar is, dat aan de eerste onderwijzeres een toelage van f 100.wordt gegeven, omdat zij extra werkzaamheden zou hebben te verrichten. Ik meen, dat, als er extra werkzaamheden moeten gedaan worden, zij die vóór de lesuren moet doen en wij dienen te breken met het stelsel van extra toelagen voor bijzondere werkzaam heden. Wij moeten dien menschen maar duidelijk maken, dat zij iets voor de gemeenschap over moeten hebben en genoegen moeten nemen met hetzelfde salaris als de andere onderwijskrachten krijgen. Üp grond daarvan stel ik een amendement voor, luidende: »De ondergeteekende stelt voor de derde alinea van artikel 3 te doen vervallen." De heer de Lange. M. d. V. Ik verheug mij er natuurlijk in, dat de sociaal-democraten een beroep doen op het ge meenschapsgevoel, waardoor wij allen wat voor de gemeen schap moeten over hebben. Ik ben dat wel met de heeren eens, maar aan den anderen kant ben ik van meening, dat een ambtenaar in dienst van de gemeente niet beloond mag worden met een beroep op het gemeenschapsgevoel. Dat is een altruïsme, dat men van eeri ambtenaar niet mag vergen. Toch is er eenige relatie tusschen hetgeen de heer Elkerbout heeft gezegd en hetgeen ik wensch op te merken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 16