MAANDAG 20 JUNI 1921. 229 IX. Praeadvies op het verzoek van Mej. J. M. H. Voigt om eervol ontslag als leerares in de Plant- en Dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 199.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Praeadvies op het verzoek van Mej. G. J. de Vries om eervol ontslag als tijdelijk leerares in de Engelsche taal aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 200.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Praeadvies op het verzoek van C. Wiskerke om eervol ontslag als tijdelijk leeraar in de Staatkundige Aardrijkskunde aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. No. 195.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Praeadvies op het verzoek van C. Wiskerke om eervol ontslag als onderwijzer aan de Buitengewone school voor Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. No. 196.) Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Praeadvies op het verzoek van Mevr. de Wed. W. W. Muijs van der Moer om eervol ontslag als lid van het College van Vrouwen-Kraam moeders. (Zie Ing. St. No. 187.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik heb geen bezwaar om dit eervol ontslag te verleenen, maar het is mij bij het na zien van de stukken gebleken, dat deze mevrouw ontslag vraagt als secretaresse van het College, niet als lid, en de Raad benoemd en ontslaat geen secretaresse, wel een lid van het College. Het lijkt mij niet in den haak, dat wij iemand ontslag geven als lid, terwijl zij ontslag vraagt als secretaresse. De heer van der Lip. M. d. V. Laten wij dit punt van de agenda dan maar aanhouden. De Voorzitter. Dan wordt punt 13 van de agenda aan gehouden tot een volgende vergadering. XIV. Praeadvies op het verzoek van de N. V. Mineraalwater en Limonadefabriek R. H. W. (Riedel-Hoogenstraaten-Willaars) om de drie afdakjes op het terrein achter de perceelen Rembrandtstraat Nis 21 en 23, van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 181.) Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Praeadvies op het verzoek van den Eerstaanwezend inge nieur in het 2e Genie-Commandement om het te bouwen wacht huis op het terrein aan den Lagen Morschweg Sectie U no. 244, van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 189.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel om aan het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" het kosteloos gebruik af te staan van eenige lokalen der Stads-Gehoorzaal, ten behoeve van het houden der algemeene vergadering en de tentoonstelling van werkstukken en van een bekroond ontwerp van een groep van 24 midden stands-étagewoningen. (Zie Ing. St. No. 190.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIJ. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van de Haverzaklaan, Kad. bekend Sectie A No. 158. (Zie Ing. St. No. 179.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen gedurende het 3e kwartaal 1921. (Zie Ing. St. No. 201.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 14 April 1904, regelende de benoeming en den werk kring van de Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal" (Gem. Blad No. 11). (Zie Ing. St. No. 202.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over artikel 1, luidende: «Artikel 9 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «De leden, de directeur, de adjunct-directeur alsmede Bur gemeester en Wethouders hebben te allen tijde toegang tot het museum en zijn vrijgesteld van het betalen van entree geld. Bij brand of dreigend ernstig gevaar begeven zij zich zoo spoedig hun dit mogelijk is naar het museum."" De heer Oostdam. M. d. V. Volgens dit artikel begeven de leden, de adjunct-directeur alsmede Burgemeester en Wet houders zich bij brand of dreigend ernstig gevaar zoo spoedig hun dit mogelijk is naar het Museum. Ik wil vragen, of dit wel zoo erg noodzakelijk is. Ik zeg het met allen eerbied, maar ik ben bang dat die heeren daar dikwijls meer in den weg zouden loopen dan dat zij zouden kunnen helpen. Hoe minder menschen, die niet kunnen blusschen, er bij een brand zijn, hoe beter. Ik denk, dat dit een bepaling is uit den ouden tijd, die nu nog altijd is blijven staan. Misschien staat zoo'n voorschrift in meer verordeningen. Gaarne zou ik vernemen, of het niet mogelijk is deze bepaling te schrappen. De heer van der Lip. M. d. V. Als de heer Oostdam zijn zin wil hebben, dan zou hij een amendement moeten voor stellen van deze strekking, dat de hier bedoelde personen bij brand of dreigend gevaar zich niet naar het museum mogen begeven; want hij is blijkbaar bang dat zij in den weg zullen loopen en daardoor het blusschingswerk zullen belemmeren. Het komt mij echter voor, dat deze vrees ongegrond is en dat de bepaling waarover het gaat, een juist voorschrift inhoudt. Het betreft hier een verzameling van zeer belangrijke stukken en het komt mij niet verkeerd voor dat, als er ernstig gevaar dreigt voor het Museum, ook Burgemeester en Wethouders, de directeur en adjunct-directeur ter plaatse aanwezig zijn. Dit voorschrift heeft bovendien altijd in de verordening gestaan. Gelukkig is het nooit in toepassing gekomen, maar komt er gevaar, dan is het mijns inziens de plicht van de hier genoemde personen om op de plaats des onheils present te zijn. De heer van der Pot. M. de V. Ik zou in verband hier mede nog willen wijzen op hetgeen indertijd geschied is toen het Groningsche academiegebouw in brand stond. Professoren en studenten zijn toen spontaan, zonder dat het natuurlijk voorgeschreven was, naar de Academie gesneld om te redden wat te redden viel: de een kwam uit het brandend gebouw met een schilderij onder zijn arm, de ander met een ander kostbaar voorwerp. Zoo zijn tal van voorwerpen gered, die anders niet gered geworden zouden zijn. Ik vestig hierop de aandacht, om aan te toonen dat het wel degelijk zijn nut kan hebben. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 1 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vast gesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 11