(tEMEF.NTF1R.AAD van leiden. 429 IKCtEKOHEjr STL KÜKV. N°. 208. Leiden, 46 Juni 4921. Ook voor de uitvoering van de gewapend betonwerken in de te bouwen dubbele school op het Schuttersveld zijn aan eenige speciale firma's aanbiedingen gevraagd. Het meest aannemelijk bleek die van de Koninklijke Rotterdamsche Betonijzer-Maatschappij v/h van Waning en Co. te Rotterdam. Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage geven wij U daarom in overweging de uitvoering van de gewapend betonwerken in de te bouwen dubbele school op het Schuttersveld ondershands op te dragen aan de Konink lijke Rotterdamsche Betonijzer-Maatschappij v/h van Waning en Co. te Rotterdam voor 22.250. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 209. Leiden, 20 Juni 4921. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geen bezwaar heelt tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde kostelooze overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van de Haverzaklaan, Kad. bekend Sectie A No. 158 (Ingek. St. Nq. 179). Zij adviseert U mitsdien overeenkomstig die voordracht te besluiten. Verder heeft zij, indien de Raad besluit tot: 1° verhooging van de voorschotten en bijdragen, als bedoeld in art. 30 der Woningwet, ten behoeve van de meerdere kosten van uitvoering van het bouwplan aan en nabij de Bronkhorststraat enz. door de Woningbouwvereniging »Ons Belang" (Ingek. St. No. 183) en 2° tot versterking van de Kraaierbrug, de Pauwbrug en de Leiderdorpschebrug (Ingek. St. No. 204) tegen de daarbij overgelegde begrootingsregelingen geene bedenkingen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 210. Leiden, 23 Juni 1921. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen den in hare handen gestelden suppletoiren staat van begrooting, dienst 1921, van den Armenraad. Zij stelt U mitsdien voor tot goedkeuring van dien staat te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 211. Leiden, 23 Juni 1921. De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaarschriften enz. inzake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, heeft de eer U voor te stellen op de ter visie liggende be zwaar- en verzoekschriften, belastingjaren 1919/20 en 1920/21, te beschikken overeenkomstig haar mede ter visie liggend advies. De Commissie voornoemd: Th. J. Wilmer, Voorzitter. J. Splinter Gzn., Lid. A. J. Oostdam, Plv. lid. Aan den Gemeenteraad. N°. 212. Leiden, 23 Juni 1921. Ten behoeve van den steun aan uitgetrokken leden van werkloozenkassen werden door Uwe Vergadering bij besluiten van 4 Februari en 11 April dezes jaars respectievelijk kredieten van f 4000.en f 2000.— verleend. In ons praeadvies van 4 April j.l. (Ingek. Stukken No. 404) deelden wij U een en ander mede omtrent het overleg, dat door ons met het Rijk werd gepleegd in zake het verleenen van steun aan uitgetrokken personen. Sedert is door den Minister van Binnenlandsche Zaken bepaald, dat de steunregeling voor uitgetrokken sigarenmakers wordt uitgebreid tot andere vakken, waarin van een algemeene crisiswerkloosheid kan worden gespreken. Van de door het Rijk als zoodanig aangewezen categorieën komen echter in onze gemeente alleen de textielarbeiders voor dezen steun in aanmerking. Bij ons rees nu de vraag, of de gemeente thans zich zou bepalen tot het verleenen van steun aan de groepen, die in de Rijksregeling zijn opgenomen, dan wel daarnaast ook nog een gemeentelijke steunregeling zou handhaven voor daar voor in aanmerking komende personen in andere vakken, zooals metaalbewerkers, fabrieksarbeiders e. d. In overeenstemming met het gevoelen van de Commissie van Advies voor de werkloosheidsverzekering meenen wij, dat er aanleiding bestaat om nog eenigen tijd een dergelijke zuiver gemeentelijke steunregeling te handhaven. Weliswaar komen de kosten van dezen steun geheel voor rekening van de gemeente, doch gelet op het feit, dat het krediet van f 3000.voldoende bleek voor een periode van ruim 4 maanden, kan niet worden gezegd, dat die kosten althans voorloopig een overwegend bezwaar zijn. Wij hebben daarbij overwogen, dat in dezen tijd ook in andere groepen dan die door het Rijk zijn aangewezen, zich wel gevallen van werkloosheid voordoen, die steun wettigen. Intusschen ontkennen wij niet, dat steunverleening altijd een schaduwzijde heeft en dat het de voorkeur verdient de betrokkenen door het verschaffen van werk te helpen. Wij overwegen dan ook de mogelijkheid om door werk verschaffing dien steun tot een minimum te beperken. In afwachting van het resultaat dier overweging meenen wij echter Uwe Vergadering thans te moeten voorstellen ons nogmaals een krediet van f 3000.te verleenen, om de gemeentelijke steunregeling aan uitgetrokken leden van werk loozenkassen, -die niet behooren tot de sigarenmakers en textielarbeiders, nog eenigen tijd te kunnen voortzetten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 213. Leiden, 23 Juni 1921/ In onze handen werd om praeadvies gesteld een verzoek van F. W. Frijlink Jr. te Utrecht om teruggaaf van betaalde inkomstenbelasting, belastingjaar 1918/'19, en kwijtschelding voor nog te betalen inkomstenbelasting, belastingjaar 1919/1920. Reeds den lOen Juni 1920 zond adressant een adres in van gelijke strekking, welk adres op de gewone wijze in handen werd gesteld van de commissie belast met het onderzoek der bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke inkomsten belasting. Bij de behandeling daarvan bleek, dat adressant, die onderscheidenlijk op 1 Januari 1918 en op 1 Mei 1919 in deze gemeente hoofdverblijf hield, terecht was aangeslagen naar een inkomen van 100Ó.zijnde dit inkomen verkregen uit een jaarlijksche toelage, welke hij van Rijkswege genoot krachtens zijne verbintenis als surnumerair bij den Gouverne- ments Post-, Telegraaf- en Telefoondienst in Ned. Indië. Aangezien echter de wettelijke termijn voor reclame reeds lang verstreken was, stelde de commissie voor tot niet-ont- vankelijk verklaring van het verzoek te besluiten, met welk advies Uwe Vergadering zich bij besluit van 20 December 1920 vereenigde. Wij kunnen U niet aanbevelen het thans door adressant ingediende verzoekschrift in te willigen. Toen adressant de toelage genoot werd deze geheel in overeenstemming met de bepalingen der verordening als «inkomen" belast. Dat hij thans door verbreking van zijn verbintenis aan het Rijk moet terugbetalen, hetgeen hij in den vorm van toelage heeft genoten, verhoogd met 10%, doet aan de juistheid van de aanslagen niets af en geeft evenmin aanleiding om de belas ting terug te geven, respectievelijk kwijt te schelden. Nu de verbreking van de verbintenis tengevolge heeft gehad, dat er voor adressant een schuld is ontstaan groot 140 van het geen hij van de toelage verteerd heeft, kan hij met die schuld rekening houden bij zijn belastingaangifte over volgende jaren. Indien de toelage op een tijdstip vóór 1 April 1920 inge trokken was, had adressant reeds recht gehad op eenige ont heffing ten aanzien van zijn belasting dienstjaar 1919/'20, op grond van art. 32 der verordening, doch waar dit niet het geval is, kan onder geenerlei vorm aan zijn verzoek worden voldaan. Wij geven U derhalve in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan .den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 9