125 een voorloopig subsidie van ƒ3183.33 is uitgetrok ken, is verhooging van den post met 60.55 noodig. Volgn. 116. Kosten van de buitengewone school voor lager onderwijs5900,39' Zooals U bekendis, bedraagt de jaarwedde voor de onderwijzers aan bovengenoemde school ƒ600. meer dan die voor de onderwijzers bij het gewoon lager onderwijs. Aangezien nu, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1920, de salarissen van laatst genoemde onderwijzers belangrijk zijn verhoogd, dient ook de op dezen post voor salarissen uitge trokken som van 18779.met 4839.54® te worden verhoogd. Voorts is de overschrijding het gevolg van de hoogere uitgaven voor verlichting en verwarming, voor onderhoud van het gebouw en meubilair, voor schoonhouden en voor leer middelen, respectievelijk ten bedrage van 609.10, 196.08, 97.29 en 158.38. Het geheele artikel dient derhalve met ƒ5900.39® te worden verhoogd. (Zie de hoogere ontvangsten op volgn. 48 der Ontvangsten.) Volgn. 181. Kosten voor musea of openbare bibliotheken9.50 De uitgaven op dezen post bedragen 6382. zij waren geraamd op 6372.50. Volgn. 182. Uitgaven voor volksfeesten, ontvangst van congressen e.d1571.78 De uitgaven op dit artikel zullen bedragen ƒ8496.78 en overtreffen derhalve de beschikbaar gestelde som van 6925.met f 1571.78. In hoofdzaak is deze overschrijding een gevolg van de kosten verbonden aan de ontvangst der »Pilgrimfathers" en van de kosten van verlichting van het Raadhuis gedurende de Leidsche winkelweek. Volgn. 184. Kosten van het onderwijs aan spraalc- gebrekkige kinderen2937.75 Bij Raadsbesluit van 13 December 1920 werd de wedde van de hoofdonderwijzeres, belast met de leiding van het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen en de belooning van hare helpsters en helpers herzien, hetgeeu een hoogere uitgaat van 2904.89 tengevolge had, welke nog niet op de begrooting geregeld is. Voorts dient de voor verdere kosten uitgetrokken som van 105.met 32.86 te worden verhoogd. Eene verhooging van het geheele artikel met 2904.89 -f-ƒ32.86 2937.75 is derhalve noodig. Volgn. 188a. Kosten van de schoolbioscoop (nieuw artikel)723.07® Over 1920 hebben de kosten van de bioscoop- lessen, tot invoering waarvan in de raadszitting van den 26en Juli 1920 besloten werd, een uit gaaf van 723.07® vereischt. Volgn. 190. Kosten van de gemeente-apotheek. b. Bezoldigingen52.54 De uitgaven op dit artikel bedragen 10274.54 en overtreffen derhalve de op de begrooting be schikbaar gestelde som van 10222.met 52.54. c. Geneesmiddelen en verdere uitgaven 74.51® De kosten van verstrekking van beugels, breuk banden, brillen enz. aan arme en behoeftige personen vereischte over 1920 eene uitgaaf van ƒ1795.07®; zij waren geraamd op ƒ1500.—Ten gevolge van een overschot op de voor genees middelen toegestane som kan evenwel met eene verhooging van het artikel met ƒ74.51® worden volstaan. Volgn. 191. Kosten van ziekenverpleging in ziekenhuizen850.14® De kosten van verpleging van behoeftige patiënten in het Ziekenhuis der Rijks-Universiteit en in andere ziekeninrichtingen hier ter stede bedragen over 1920 31350.14°. Een bedrag van ƒ30500. was beschikbaar gesteld. Volgn. 193. Aandeel van het Rijk en de Provincie in de bijdragen van particulieren in de verplegings- kosten van arme krankzinnigen. 1869.02® Over 1920 bedraagt het aandeel van het Rijk in deze bijdragen ƒ502.19 en van de Provincie ƒ3166 83®, tezamen ƒ3669.02®. De geraamde som van ƒ1800.— zal derhalve met 1869.02® moeten worden verhoogd. (Zie in verband met deze overschrijding, die een gevolg is van de hoogere ontvangst aan bijdragen van particulieren, de verhooging van art. 47 dei- ontvangsten, welk artikel was geraamd op ƒ5300. met 4284.13®). Volgn. 194. Onderstand aan behoeftigen 3553.89® Gedurende 1920 is aan ondersteuningen, aan huur, kost, inwoning, aan salarissen, bureau behoeften enz., een bedrag van ƒ60256.89® betaald, terwijl de kosten van verpleging van behoeftige personen in gestichten enz. 20297.hebben bedragen. In het geheel zal derhalve ten laste van dit artikel een bedrag van 80553.89® moeten worden betaald, zoodat verhooging van de beschik baar gestelde som van 77000.met 3553.89® noodig blijkt. Volgn. 201a. Kosten van de steunregeling aan uitgetrokken sigarenmakers23.80 Eene verhooging van dit artikel met 23.86 blijkt alsnog noodig. (Zie de verhooging van volgn. 58a der ontvangsten). Volgn. 203. Kosten der ontsmetting van de vee markt 410.65® De kosten van ontsmetting van de veemarkt en van de veemarkthokken hebben over 1920 2552.65* bedragen. De op de begrooting be schikbaar gestelde som van 2142.moet der halve met 410.65® worden verhoogd. Volgn. 206. Kosten van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs335.30 De uitgaven voor de districts-arbeidsbeurs, welke over 1920 waren geraamd op 925.hebben 1332.45, d. i. 407.45 meer bedragen, welk bedrag evenwel door het Rijk wordt vergoed. Door een overschot op de voor de oprichting van een wachtlokaal op de Stadstimmerwerf ten dienste van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs toegestane som van 2500.(raadsbesluit van 26 Januari 1920) kan met eene verhooging ad 335.30 worden volstaan. (De Rijksbijdrage in de kosten van de districts arbeidsbeurs, die over 1920 was geraamd op ƒ590. heeft over 1920 ƒ1002.45 bedragen). Volgn. 201. Kosten voor de gemeente voort vloeiende uit de toetreding tot de Rijksregeling neergelegd in het Werkloosheidsbesluit 1911 7987.95 Als aandeel der gemeente in de subsidie, die ingevolge het Werkloosheidsbesluit 1917, aan ge subsidieerde vereenigingen is uitgekeerd, is over 1920 aan het Rijk een bedrag van 26369.68® betaald moeten wordendit aandeel was geraamd op 24000. Voorts hebben de administratiekosten, geraamd op 2350.hoofdzakelijk door de tijdelijke in dienstneming van eenige personen voor het contro- leerea der werkloozen 8548.74® bedragen. Eene verhooging van het artikel met 8568.43 zou dus noodig zijn. Tengevolge evenwel van een overschot op de voor uitbetaling van steun aan eenige categorieën van uitgetrokken leden van werkloozenkassen (Raadsbesluiten van 26 April en 17 Mei 1920) toegestane som van 6000.is eene verhooging met 7987.95 voldoende. Volgn. 211. Grond- en personeele lasten 1180.88 De uitgaven op dit artikel zullen 10180.88 bedragen; zij waren geraamd op 9000. De overschrijding is een gevolg van de ver hooging der grondlasten en van verschillende aankoopen van grond en huizen, na de vaststelling der gemeentebegrooting gedaan. Door de gemeentebedrijven wordt een bedrag van 5746.54 aan de gemeente gerestitueerdde raming hiervan bedroeg 4870. Volgn. 212. Dijk- en polderlasten998.16® Het op dit artikel beschikbaar gestelde bedrag van 900.is veel te laag gebleken. Over 1919 werd aan polderlasten en Rijnland's bundergeld een bedrag van 1664.30® uitgegeven, terwijl die uitgaven over 1920, hoofdzakelijk door aankoop, in den loop van 1920, van landerijen 1898.16* zullen bedragen. Eene verhooging van den post met 998.16® is dientengevolge noodig. Door het Grondbedrijf is van de betaalde dijk en polderlasten een bedrag van 1292.36 aan de gemeente terugbetaald. Volgn. 214. Kosten van brandverzekering der gebouwen943.87* Met ingang van 1 Januari 1920 zijn de gemeente- eigendommen weder door tusscbenkomst van de firma Marinkelle en Co. te Amsterdam op beurspolis voor een tijdvak van zes jaren tegen brandschade verzekerd. De zegels der nieuwe polissen vereisch-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 5