432
amotie zaL voordoen, en welke voorzieningen dan, ook uit
een welstandsoogpunt, zullen moeten worden getroffen, is
thans nog niet met juistheid aan te geven, doch zal eerst
kunnen worden overzien, wanneer de noodige opruimingen
hebben plaats gehad.
De verbreeding van de Brandewijnsteeg behoort voorts
gepaard te gaan met het daarin leggen van eene rioolleiding,
ter verbinding van het riool in de Haarlemmerstraat met
de Lange Mare. Reeds geruimen tijd deed zich de behoefte
gevoelen, om aan het lange riool in de dicht bevolkte Haar
lemmerstraat eene aftakking te bezorgen, teneinde dat riool te
ontlasten.
De totale kosten van het werk worden, nu geen nieuw
leslokaal aan de school behoeft te worden bijgebouwd, door
den Directeur van Gemeentewerken geraamd op rond ƒ20.000,
waarvan f 5000 voor de rioleering.
Ons College kan zich, evenals de Commissie van Fabricage,
met het door den Directeur van Gemeentewerken ingediende
verbreedingsplan zeer goed vereenigen. Het maken van eene,
met vrij belangrijke kosten gepaard gaande, nieuwe brug
over de Mare, teneinde eene betere verbinding tusschen de
Brandewijnsteeg en de Clarasteeg te verkrijgen, op de wensche-
lijkheid waarvan in het rapport van den Directeur nog de
aandacht wordt gevestigd, dient, met het oog op den tegen-
woordigen financieëlen toestand, wij stemmen dit der Com
missie van Fabricage volkomen toe, althans voorloopig achter
wege te blijven.
Geheel overeenkomstig het advies van de Commissie van
Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging
door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootings-
staat een bedrag van f 20.000 te onzer beschikking testellen
voor het verbreeden van de Brandewijnsteeg en daarmede
samenhangende werkzaamheden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
N®. 218. Leiden, 29 Juni 1921.
Nevensgaand adres van den Leidschen Bestuurdersbond, de
afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond van Werk
lieden in Overheidsdienst en de afdeeling Leiden van den
Centralen Nederlandschen Ambtenaarsbond in zake het toe
kennen van wachtgeld aan werklieden of ambtenaren, die
in verband met wijziging in of opheffing van het bedrijf,
waarin zij werkzaam zijn, mochten worden ontslagen, nadat
zij öf in vasten gemeentedienst zijn geweest of een onafge
broken dienstverband van ten minste 6 maanden hebben,
geeft ons aanleiding het navolgende onder Uwe aandacht te
brengen.
Aan uit vasten dienst eervol ontslagen gemeenteambtenaren
(hieronder begrepen de vaste werklieden), die hunne betrek
king verliezen tengevolge van hare opheffing of tengevolge
van eene nieuwe organisatie van het dienstvak, waartoe zij
behoorden, wordt reeds van gemeentewege wachtgeld verleend,
indien zij geen aanspraak hebben op pensioen, noch van
rijkswege in het genot van wachtgeld gesteld worden. Een
en ander is geregeld in de verordening van 26 Maart 1914
(Gem. Blad No. 13).
Voor de vaste ambtenaren en vaste werklieden bestaat dus
reeds een wachtgeldregeling. In hoeverre het aanbeveling
mocht verdienen in die bestaande regeling wijziging te brengen
zal nader worden overwogen, na raadpleging van de Alge-
meene Ambtenaren en Algemeene Werklieden Commissies.
Voor het losse personeel lijkt het ons niet gewenscht eene
wachtgeldregeling bij verordening vast te stellen. In hoeverre
het billijk is dat personeel, hetwelk men in hoofdzaak slechts
bij de Lichtfabrieken aantreft, bij het eindigen der te werk
stelling geldelijk tegemoet te komen, moet o. i. in ieder
bijzonder geval naar omstandigheden worden beoordeeld. Het
vaststellen van een wachtgeldregeling bij verordening ook
voor het losse personeel zou neerkomen op het maken van
een soort rechtspositie voor dat personeel, terwijl toch juist
het cardinale verschil tusschen los en vast personeel hierin
bestaat, dat voor de vaste ambtenaren en werklieden de
rechtstoestand bij verordening geregeld is, terwijl dit bij het
losse personeel uit den aard der zaak niet het geval is. Op
die wijze zou men toch het eigenlijke verschil tusschen los
en vast personeel te loor doen gaan.
En wat tenslotte betreft de losse werklieden aan de Licht
fabrieken, welke in verband met de aanstaande ingebruik
neming der nieuwe stokerij van de gasfabriek, moeten worden
ontslagen, omtrent hen kunnen wij U mededeelen, dat door
Commissarissen der Lichtfabrieken met het oog op het feit,
dat velen van hen reeds meerdere jaren in lossen dienst zijn,
eene regeling is getroffen, die rekening houdt met diensttijd
en leeftijd. Een afschrift van die regeling gelieve U in de
Leeskamer aan te treffen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U alsnu in
overweging het adres buiten verdere beschikking te laten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 23 Mei 1921.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven beleefd te kennen ondergeteekenden, H. J. Baart
en J. J. van Stralen, als voorz. en secr. van de Leidsche
Bestuurdersbond; P. de Haan en J. J. v. d. Hoeven als voorz.
en secr. der afdeeling Leiden v. d. Ned. Bond van Werklieden
in Overheidsdienst; M. G. Verwey en J. Rietbergen als voorz.
en secr. der aid. Leiden van den Centr. Ned. Ambtenaarsbond;
dat in een gecombineerde vergadering der besturen van
bovengenoemde organisatie's is besproken het aan een aantal
werklieden der Lichtfabrieken aangezegd ontslag, bij welke
besprekingen bleek, dat met grond mocht worden verwacht,
dat aan een nog grooter aantal binnenkort ontslag zou worden
aangezegd;
dat het gevoelen der werklieden- en ambtenarenorganisatie's
is, dat een teveel aan arbeidskrachten, wanneer dat tengevolge
van een meer economische productiewijze mocht ontstaan,
niet kan worden gehandhaafd;
dat het evenwel ook niet aangaat, de werklieden en ambte
naren, welke tengevolge van inkrimping of wijziging van het
bedrijf overbodig worden, zonder meer te ontslaan, zij het
dan ook met inachtneming vau een bepaalde opzegtermijn;
dat het hoogst wenschelijk is, deze menschen, voor zoolang
zij nog geen ander middel van bestaan hebben, op z.g. wacht
geld te stellen, zoodat de wijzigingen, welke in het bedrijf
noodig mochten zijn, voor hen althans niet al te nadeelige
gevolgen hebben;
dat zij het billijk achten, dat elk arbeider en ambtenaar,
die om deze reden voor ontslag in aanmerking komt en die
een onafgebroken diensttijd heelt van ten minste zes maanden,
of in vasten dienst der gemeente is, een wachtgeld of andere
uitkeering worde verstrekt;
Redenen, waarom zij Uwen Raad beleefd doch dringend
verzoeken
le. De Commissie voor het Georganiseerd Overleg op te
dragen, een wachtgeldregeling te ontwerpen, waarbij aan elk
werkman of ambtenaar der gemeente Leiden, die in verband
met wijziging in of opheffing van het bedrijf, waarin hij
werkzaam is, mocht worden ontslagen en die een onafgebroken
dienstverband heeft van ten minste zes maanden of in vasten
gemeentedienst is, een wachtgelduitkeering worde toegekend.
2e. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen na be
handeling in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg
een voorstel dienaangaande aan den Raad voor te leggen.
3e. Aan de wachtgeldregeling terugwerkende kracht te
geven tot 1 Mei 1921.
4e. Aan alle werklieden en ambtenaren die voor de tot
standkoming eener wachtgeldregeling mochten worden ont
slagen en op wie het onder 1 genoemde van toepassing is,
een voorloopige door Burgemeester en Wethouders vast te
stellen uitkeering te verstrekken.
'tWelk doende enz.
Voor de Leidsche Bestuurdersbond,
H. J. Baart, voorzitter.
J. J. v. Stralen, secretaris.
Voor de afd. Leiden Ned. Bond v. Werklieden
in Overheidsdienst,
S. P. de Haan, voorzitter.
J. v. d. Hoeven, secretaris.
Voor de afd. Leiden der C. N. A. B.
M. G. Verweij, voorzitter.
J. Rietbergen, secretaris.
N°. 219. Leiden, 4 Juli 1921.
In verband met de vermoedelijke uitstedigheid van eenige
leden van ons College in dezen zomer, is de mogelijkheid niet
uitgesloten, dat op zeker tijdstip niet zooveel leden van ons
College tegenwoordig zijn, als volgens art. 92 van de ge
meentewet vereischt wordt, om te kunnen beraadslagen en
besluiten. Met het oog daarop is het wenschelijk, dat een der
leden van Uwe Vergadering tijdelijk de functie van wethouder
kan waarnemen.
Wij stellen U mitsdien voor krachtens art. 90 der gemeente
wet een Uwer leden te benoemen, om, zoodra en zoo dikwijls