130 Utrecht, 20 Januari 1921 Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekende, F. W. Frijlink Jr, wonende W. van Noortstraat 2bis Utrecht, neemt hiermede beleefd de vrijheid het volgende verzoek onder Uw aandacht te brengen: Den lOden Juni 1920 diende hij een verzoekschrift aan Uw raad in om hem f 58.76 betaalde gemeentelijke inkomsten belasting over 1918/1919 terug te betalen en f 44.71 nog te betalen gem. ink. bel. over 1919/1920 kwijt te schelden. (Zie s. v. p. dat request). Op 17 Januari 1921 ontving hij daarop antwoord, dat de Gemeenteraad in zijn zitting van 20 December 1920 besloten heeft het «bezwaarschrift" niet ontvankelijk te verklaren, als zijnde niet binnen den gestelden termijn ingediend. Hij teekent hierbij aan, dat zijn bovengenoemd schrijven niet was een bezwaarschrift tegen den aanslag, maar een op zich zelf staand verzoek aan Uw College. Bovendien: hij heeft 4 maanden na ontvangst van zijn aanslagbiljet ontslag als surnumerair genomen (wat niet eerder aan hem bekend was) en kon dus moeilijk 3 maanden na ontvangst een verzoekschrift indienen. Hij is thans bezig zijn te Leiden genoten studietoelage (waarover bovengenoemde aanslagen liepen), vermeerderd met 10% aan den Lande terug te betalen (f2615.56). Het zou toch wel te veel gevergd zijn, als hij bovendien ruim f 100.belasting daarover moest betalen Hij ziet zich dan ook genoodzaakt zijn eerste verzoekschrift te handhaven, en verzoekt derhalve Uw College te besluiten hem a) het eertgenoemde bedrag ad f58.76 te doen terugbetalen, b) het laatstgenoemde bedrag ad f44.71 kwijt te schelden. Hij dringt er beleefd bij Uw College op aan zijn verzoek in gunstige overweging te willen nemen. Met verschuldigden eerbied, Hoogachtend, F. W. Frijlink Jr. N°. 214. Leiden, 29 Juni 1921. Ook met het oog op de hieronder volgende woningbouw plannen moet de begrooting, dienst 1920, nog worden gewijzigd, hetzij doordat nieuwe posten op de begrooting moeten worden gebracht, hetzij doordat bestaande posten moeten worden verhoogd. Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk manswoningen. Bouw van 147 arbeiderswoningen en 2 pakhuizen op het z.g. Kooiterrein en van S0 woningen aan het Kooipark. Bij raadsbesluit van 27 September 1920 (Ingek. Stukken No. 319) werd het voorschot voor het eerstgenoemde bouw plan met 132.900.en het voorschot voor de 30 woningen met f 32500.— verhoogd, terwijl bij Koninklijke besluiten van 24 Februari 1921, No. 11 en 14 Februari 1921, No. 18 gelijke verhoogingen zijn toegestaan. De betrekkelijke ontvangst en uitgaafpost kan derhalve met deze bedragen worden verhoogd. Voor straat- en rioleeringswerk op het Kooiterrein, voor zoover komende voor rekening der vereeniging en waarvan de kosten door de gemeente worden terugontvangen, werd bij raadsbesluit van 22 Maart 1920 (Ingek. Stukken No. 72) toegestaan een bedrag van 100.000.—. Aangezien in totaal een bedrag van 100.042.54 is uitgegeven, dient de betrekke lijke ontvangst- en uitgaafpost met 42.54 te worden verhoogd. Woningbouwvereeniging „de Eendracht". a. Bouw van 124 woningen benoorden den Lagen Bijndijk (bouwplan II.) Bij raadsbesluit van 16 Jan. 1919 (Ingek. Stukken No. 7) werd voor ophoogings- en rioleeringswerken ten behoeve van dit bouwplan, waarvan de kosten door de gemeente worden terugontvangen, een crediet van f 50.000.verleend. Hier aan moeten nog worden toegevoegd de kosten van bestrating, die eveneens door de gemeente, doch voor rekening der ver eeniging wordt uitgevoerd. De totale kosten van een en ander worden thans geraamd op f 140.000.—zoodat de betrekkelijke begrootingsposten met f 90000.moeten worden verhoogd. b. Bouw van 65 woningen en 1 pakhuis benoorden den Lagen Bijndijk (bouwplan III). Ten behoeve van dit bouwplan werd bij raadsbesluit van 20 November 1920 (Ingek. Stukken no. 344) een voorschot van ten hoogste 390.300.toegekend. Aangezien de aan besteding de raming met 40.200.overtrof, werd bij raadsbesluit van 29 Maart 1920 (Ingek. Stukken no. 104) een verhooging van het voorschot met dit bedrag in uitzicht gesteld. Bij Koninklijk besluit van 9 October 1920, no. 49 werd een voorschot van ten hoogste, 430.500.— verleend, waarin de overschrijding der raming derhalve reeds is be grepen. Op de begrooting kan mitsdien voor de ontvangst en uitkeering van het voorschot een post ten bedrage van 430.500.worden uitgetrokken, terwijl thans tevens het definitieve besluit tot verhooging van het voorschot met 40.200.kan worden genomen; ten aanzien van dit laatste zal Uwe Vergadering evenwel een afzonderlijk voorstel bereiken. Voor de door de gemeente uit te voeren rioleerings-, ophoogings- en bestratingswerken, waarvan de kosten door de vereeniging worden gedragen, behoort te worden uitge trokken een bedrag van 80.000.—terwijl onder de onvangsten een post tot gelijk bedrag wegens teruggave dezer kosten kan worden geraamd. c. Bouw van een volksbadhuis aan de Medusastraat. Bij raadsbesluit van 2 Februari 1920 (Ingek. Stukken no. 29), werd een voorschot van ten hoogste 60.000.— toegekend, terwijl bij Koninklijk Besluit van 16 Aug. 1920, no. 31, aan de gemeente voor dit doel een gelijk voorschot werd ver leend. Bij raadsbesluit van 20 December 1920 (Ingek. Stuk ken no. 406) werd het voorschot verhoogd tot ten hoogste 71500.—, welke verhooging ook reeds door de Regeering in uitzicht is gesteld. Ten aanzien van de ontvangst en de uitkeering van het voorschot behoort dus op de begrooting te worden uitgetrokken een post van 71500. d. Het aanbrengen van waterspoeling in de privaten der door de vereeniging gestichte 47 woningen aan de 3-October- straat enz. (bouwplan I). Het voorschot voor dit werk, van ten hoogste 2000. werd aan de vereeniging resp. aan de gemeente verleend bij raadsbesluit van 2 Februari 1920 (Ingek. Stukken no. 30) en Koninklijk Besluit van 9 Juli 1920, no. 42, zoodat voor de ontvangst en de uitkeering op de begrooting een post van 2000.kan worden gebracht. Woningbouwvereeniging „de Goede Woning". Bouw van 156 enkele woningen5 winkelhuizen, 1 werk plaats met bovenwoning1 badhuis met 2 bovenwoningen en 1 pakhuis, benoorden den Maresingel, bouwplan II). Voor dit bouwplan werd bij raadsbesluit van 26 April 1920 (Ingek. Stukken no. 132) een voorschot maximaal groot 1.101.500.toegekend; gelijk voorschot werd uit 's Rijks kas aan de gemeente verleend ingevolge Koninklijk Besluit van 11 Januari 1921, no. 68. Voor de ontvangst en uitkeering van het voorschot kan dus op de begrooting worden uitge trokken een post van 1.101.500.— Woningbouwvereeniging „Eensgezindheid". Bouw van 114 woningen beoosten den Zylsingel {bouw plan II.) Het voorschot voor dit bouwplan, van ten hoogste 725.100. werd bij raadsbesluit van 7 Juni 1920 (Ingek. Stukken no. 182) aan de vereeniging verleend. Bij Koninklijk besluit van 21 April 1921, no. 39 werd voor dit doel gelijk voorschot aan de gemeente verleend, zoodat voor de ontvangst en uitkeering daarvan een post op de begrooting kan worden uitgetrokken van f 725/100. Voor rioleerings- en bestratingswerken, welke door de ge meente, doch voor rekening der vereeniging worden uitge voerd, wordt, overeenkomstig de raming in Ingek. Stuk no. 182, een bedrag van 54960.noodig geacht. Op de begroo ting kan derhalve onder de uitgaven, wegens de uitvoering van deze werken een post van 54.960.worden gevoteerd, en daartegenover onder de ontvangsten wegens restitutie dezer kosten door de vereeniging, een post tot gelijk bedrag. Woningbouwvereeniging „Tuinstadwijk". Bij raadbesluit van 2 Augustus 1920 (Ingek. Stukken n°. 271) werd aan deze vereeniging voor den bouw van een badhuis en 209 woningen aan de Heerenstraat een voorschot van ten hoogste ƒ1.749.000.— toegekend. Aangezien het niet mogelijk bleek het badhuisplan gelijktijdig met den bouw der huizen uit te voeren, werd in overleg met den Minister van Arbeid besloten den bouw van het badhuis voorloopig te laten rusten en met de verdere voorbereiding van het woningbouwplan voort te gaan. In verband daarmede werd bij Koninklijk besluit van 29 April 1921 n°. 57 het voorschot voor den huizenbouw op ten hoogste ƒ1.695.000.bepaald, terwijl het getal woningen, wijl 1 woning gedacht was boven het badhuis, werd teruggebracht tot 208. Op de begrooting kan dus wegens de ontvangst en de uitkeering van het voorschot worden uitgetrokken een bedrag van ƒ1.695.000.— Bij raadsbesluit van 10 Mei 1920 (Ingek. Stukken n°. 148) werd ten behoeve van de rioleeringswerken voor dit bouwplan,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 10