88 goede waterwegen te hebben, maar dit belang wordt hier ernstig benadeeld door de hoog opgevoerde tarieven. Dit toch zal oorzaak zijn, en is dit reeds, dat de ondernemingen haar aantal reizen op Leiden gaan verminderen of deze staken en het vervoer vaak slechts in overlading kan plaats hebben, zeer tot nadeel van handel en industrie. Ook na de herzieningen elders is het Havengeld hier onevenredig hoog. Tegen het «Bruggeld" zooals dit sinds 1 Aug. 1.1. is ingesteld, bestaan echter nog belangrijk ernstiger bezwaren. Een bruggeld zooals nu hier te Leiden geheven wordt, heeft zijn weerga niet, eene heffing van 20 tot (30 ets. vindt men nergens. Hierbij mag de vraag gesteld worden waardoor de hooge kosten van onderhoud der bruggen worden veroorzaakt. Is dit door de scheepvaart of is dit niet bijna uitsluitend door het verkeer over die bruggen? Progressie in het bruggeld is iets nieuws en de ontwerper van dit tarief heeft de consequentie van eigen stelsel niet aangedurfd wat hieruit blijkt dat hij voor schepen grooter dan 50 ton, bijv. voor een vaartuig van 300 ton, geen even redig hoog tarief heeft durven vaststellen. Is de progressie in deze al uit den booze, eene zoodanige stijging voor de vaartuigen van verschillende grootte tot 50 ton, is in geen enkel opzicht te verdedigen. Wij moeten aannemen dat men zich, bij het ontwerpen van dit tarief, slechts heeft laten leiden door de gedachte dat het vaartuig van 50 a 60 ton het in de binnenvaart meest voorkomende is en de opbrengst van deze belasting dus het hoogst zou zijn als deze vaartuigen in het hoogste tarief vielen. Dat dit stelsel alle verkeerde grondslagen in zich vereenigt behoeft geen betoog. Dat het huidige tarief voor de bedrijven die hier gevestigd zijn, die een geregeld verkeer van en naar Leiden onder houden en met vaartuigen van gemiddeld bovengenoemde grootte, eenvoudig moordend is zal duidelijk zijn als daaren boven nog rekening wordt gehouden met het groot aantal bruggen en de, van vele dezer, zeer geringe doorvaarthoogte. De reden waarom «vaartuigen van en naar Gemeenten aan den Rijn bewesten Leiden" enz. van bruggeld zijn vrij gesteld, moeten wij hier in het midden laten maar is toch de vraag gewettigd ten wiens laste de door deze vaartuigen feitelijk verschuldigde bruggelden nu komen. Worden deze niet indirect door de andere vaartuigen betaald? Wij richten nu tot Uw College het zeer dringend verzoek alsnog tot herziening dezer Verordeningen en tot belangrijke verlaging der daarin vastgestelde tarieven te willen besluiten. De Directie der L. S. M. «De Volharding" G. C. van Nouhuys. Dirt. J. J. F. van der Meer. N.V. Nationaal Veem J. E. Wijntjes, Dir. Leiden, 3 November 1920. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 34