85 veen, Nieuwkoop en Zevenhoven, betredende eleetriciteits- levering aan deze gemeenten, welke tot resultaat hebben gehad, dat overeenstemming is verkregen over de voorwaarden, zooals die in bijgaand concept zijn vervat. De hoogspanningsstroom zal door Leiden en gros aan de gemeenten worden geleverd, die zelf een distributienet aan leggen om de electriciteit aan hunne ingezetenen te kunnen leveren. Op deze wijze behoeft Leiden minder kapitaal in de onder neming te steken, dan wanneer zij zelf distribueert, terwijl het risico veel geringer wordt, te meer omdat de gemeenten jaarlijks een zekere minimum-opbrengst aan stroom garan deeren. De voorwaarden zijn verder zoo gesteld, dat de gemeenten verplicht zijn een tariefpolitiek te voeren, die waarborgt dat het betrokken gebied een zoo gunstig mogelijke afnemer van Leiden wordt, (zie art. 2.) Bij het tot stand komen der overeenkomst zal het noodig zijn een hoogspanningskabel naar de gemeenten te leggen, waarvan de kosten met toebehooren worden geraamd op 148.000,—. Hiertegenover wordt de jaarlijksche opbrengst aan geleverden stroom aan de gemeenten voor licht en kleinkracht in volle exploitatie op circa 45.000,— per jaar begroot. Bovendien heeft Leiden zich het recht voorbehouden aan groot-afnemers, die jaarlijks een verbruik van meer dan 10.000 K. W.U. garandeeren, zelf rechtstreeks te kunnen leveren. Nu bevinden zich in het betrokken gebied vele groote polders, waarvan vermoedelijk de meeste (die thans nog van ouderwetsche bemalingsinrichtingen zijn voorzien) binnenkort zullen aansluiten. De inkomsten uit deze stroomlevering kunnen t. z. t. zeker op ƒ20000.a ƒ30000.per jaar worden geschat. Het contract vertoont verder veel overeenstemming met de overeenkomst met de gemeente Katwijk die in 1919 is afgesloten. De tarieven zijn echter in overeenstemming met de ver hoogde exploitatiekosten hooger gesteld, terwijl eveneens nog een duurteclausule (art. 9 van het contract) den te bepalen prijs voor electriciteit automatisch in overeenstemming brengt met de kolenprijzen. De contracten zijn voorloopig voor 10 jaar gedacht, met stilzwijgende verlenging telkens voor drie jaar. Dit heeft het voordeel, dat Leiden na 10 jaar zoo noodig de tarieven kan herzien. Indien de gemeenten deze dan niet willen accepteeren en de overeenkomsten doen eindigen, zijn zij verplicht het door Leiden gelegde kabelnet met toebehooren over te nemen. Aangezien volgens art. 3 van de Verordening betreffende de levering van electriciteit de goedkeuring van den Raad voor bovengenoemde stroomlevering noodig is, verzoeken wij U beleefd, indien U zich met bijgaande voorwaarden kunt vereenigen, den Raad voor te stellen zijn goedkeuring aan deze levering te hechten en machtiging te verleenen tot het aangaan van eene overeenkomst als hierbij gevoegd en tot uitbreiding van het hoogspanningskabelnet voor dit doel tot een bedrag van 148.000,waarvan 28.000,— voor inrichting hoogspanningsstations en 120,000,— voor den eigenlijken kabel. Het kapitaal der fabrieken behoeft voor dit doel niet te worden aangevuld, aangezien de kosten uit de aanwezige gelden kunnen worden bestreden. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. van der Pot, Bzn. Voorzitter. J. A. van der Stok, Loco-Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 145. Leiden, 3 Mei 1921. Bij de behandeling van de begrooting voor het dienstjaar 1921 werd in de Raadszitting van 16 December 1920 een door de heeren van Stralen en Dubbeldeman ingediend amendement aangenomen, strekkende om volgnummer 159 dier begrooting te verhoogen met 2000.teneinde ons College in staat te stellen over te gaan tot verhooging van het uurloon der schoolwerksters Bij narekening is ons gebleken, dat een verhooging van het uurloon tot ƒ0.40, een bedrag dat bij de discu^ie's over het hierbovengenoemde amendement herhaaldelijk is genoemd, alleen al voor de werkvrouwen der openbare lagere scholen eene meerdere uitgave van 3300.zal vorderen, d.i. dus 1300.meer, dan het toegestane bedrag. Bovendien zullen, bij een verhooging van het uurloon der schoolwerkvrouwen, ook de werkvrouwen bij de andere gemeente diensten, wier loonen op den zelfden voet zijn geregeld, in die verhooging moeten deelen, zoodat behalve het zooeven genoemde volgnummer, ook nog eenige andere posten dienen te worden verhoogd met een bedrag van 1660.Voor wat betreft de H. B. S. voor Mei.sjes en het Gymnasium is een nieuwe regeling nog in bewerking. Behalve de werkvrouwen aan de verschillende gemeente^ gebouwen, zijn aan de bewaarscholen nog dienstboden werk zaam, wier uurloon nu eveneens voor verhooging in aan merking komt. In verband met de omstandigheid, dat deze dienstboden, als zijnde in vasten dienst der gemeente, pensioen-gerechtigd zijn en hun werkzaamheden in vollen dagdienst verrichten, waardoor het aantal werkuren in het algemeen grooter is, dan dat van een schoolwerkvi-ouw, komt ons met de Com missie voor de Bewaarscholen een verhooging van het uurloon tot 0.35 voldoende voor. Een meerdere uitgave van ƒ750.zal hiermede gepaard gaan. Behalve de reeds toe gestane meerdere uitgave ad 2000.ingevolge het amende ment van de heeren van Stralen en Dubbeldeman, wordt voor een en ander derhalve nog een bedrag van 3710.— vereischt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van ƒ3710.te onzer beschikking te stellen, teneinde ons in staat te stellen het uurloon der werkvrouwen aan de verschillende gemeente-gebouwen te verhoogen van 0.30 tot 0.40 en dat van de vaste dienstboden aan de bewaar scholen tot 0.35. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan het bedrag ad 3710.moet worden afgeschreven, is nog 110.425.beschikbaar. De voor de werkvrouwen van de H. B. S. voor Meisjes en van het Gymnasium vereischte meerdere gelden zullen, indien de desbetreffende posten ontoereikend blijkeft te zijn, zoo spoedig mogelijk bij U worden aangevraagd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 146. Leiden, 3 Mei 1921. Bij Raadsbesluit van 26 Juli 1920 (Ingek. Stukken No. 228) werd aan J. R. Bloot tegen een jaarlijkschen huurprijs van 240.verhuurd het pakhuis aan de Langebrug No. 105. De verhuring geschiedde tot 30 April 1921 en zou telkens voor den tijd van één jaar worden verlengd, tenzij een der partijen ten minste drie maanden te voren schriftelijk te kennen gaf geen continuatie te wenschen. Op 25 Februari jl. deelde de huurder ons College mede, dat hij de huur met 30 April jl. wenschte te beëindigen, doch aangezien deze opzegging ingevolge de genoemde voorwaarde uiterlijk 1 Februari had moeten plaats hebben, berichtten wij hem dat hij tot 30 April 1922 aan de huur was gebonden. Wij verklaarden ons evenwel bereid ontbinding der huur overeenkomst in nadere overweging te nemen, indien hij er in slaagde voor het perceel een anderen huurder, ten genoegen van de gemeente, te vinden. Thans heeft zich als zoodanig aangemeld W. Schipper, (electrotechnisch bureau) alhier, die bereid is e$n jaarlijkschen huurprijs van ƒ260.te betalen en voorts met de bestaande voorwaarden genoegen neemt. Bij ons College bestaat tegen deze verwisseling van huurders geen bezwaar, weshalve wij Uwe Vergadering, in overeen stemming met de Commissie van Fabricage, in overweging geven a. te besluiten de ingevolge het raadsbesluit van 26 Juli 1920 met J. R. Bloot gesloten overeenkomst betreffende de verhuring van het pakhuis aan de Langebrug no. 105 te doen eindigen, gerekend te zijn ingegaan den 1 Mei jl.; b. dit pakhuis voor den tijd van één jaar, gerekend te zijn ingegaan den 1 Mei jl., te verhuren aan WT. Schipper alhier, tegen een jaarlijkschen huurprijs van 260.onder bepaling, dat de huur geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder de gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 147. Leiden, 3 Mei 1921. Bij Uw besluit van 11 April j.l. (Ingek. Stukken No. 105) werd, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum de overeenkomst, waarbij aan D. Poot tot Kerstmis 1922 de perceelen weiland en water in den Boschhuizerpolder, Kad. bekend gemeente Leiden, Sectie O nis 916, 917 en 918, waren verhuurd, ontbonden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 31