MAANDAG 25 APRIL 1921. 159 kleinere hoeveelheden dan 400 gram mag worden verkocht. Zou uw mededeeling er niet toe kunnen leiden, dat Burge meester en Wethouders eens nagingen of het ook wenschelijk is in die verordening het voorschrift op te nemen, dat het brood bij hoeveelheden van tenminste 800 gram moet worden verkocht? Ik geloof, dat daartegen bij het publiek geen bezwaar zou bestaan, en waarom zou men dat niet doen, als het een verschil van 2 cent op den prijs geeft? De heer Dubbeldeman. M. d. Y. Ik geloof toch, dat gij de vraag, welke destijds door den heer van Stralen is gesteld, niet goed begrepen hebt. Het. was, meen ik, niet zoozeer zijn bedoeling, dat gij een onderzoek zoudt instellen of het brood te Leiden te duur werd verkocht, maar wel dat gij zoudt nagaan of het mogelijk was om, in navolging van hetgeen in andere plaatsen geschiedt, te trachten den meelprijs verlaagd te krijgen. Als gij de vraag in laatstgenoemden zin hadt opgevat, zou het antwoord eenigszins anders hebben geluid dan nu het geval is geweest, want naar de vraag of hier het brood wel verkocht wordt tegen een prijs naar gelang van de bedrijfskosten, de loonen enz. behoefde geen onderzoek te worden ingesteld. Daarvoor zorgen de coöperaties wel. Dat staat vast; men kan uit de verslagen lezen of de prijs te hoog is geweest of niet. Was de broodprijs hoog geweest, dan zou het dividend ook hoog geweest zijn. De coöperaties hebben gezorgd, dat de broodprijs niet overmatig hoog was. Maar wat op den weg van de gemeente ligt is te trachten voor de bakkers in het groot het meel op te koopen, want iedereen zal toegeven, dat, als men het meel, in samenwerking met andere gemeenten, bij groote hoeveelheden op de markt kon koopen, het wel mogelijk zou wezen den broodprijs eenigszins te drukken, ofschoon ik mij daarvan niet zoo reusachtig veel voorstel. Ik geloof dat gij, Mijnheer de Voorzitter, vanavond niet hadt behoeven te schermen met het argument, dat er instellingen zijn, die tot 10% dividend op den broodprijs kunnen geven. Ik heb toen gezegd: dat is niet waar en ik durf dat gerust te handhaven. Ik doe het gaarne, maar ik ga het ontleden, want u verplicht mij er toe. Het zou inderdaad schandalig zijn dat de drie groote coöpe raties niet zouden kunnen doen wat een particuliere instelling wel kan doen. Ik weet wel hoe het mogelijk is, dat er instellingen te Leiden zijn die tot 10% kunnen geven. Het is van algemeene bekendheid, dat er geen plaats is waar de Arbeidswet meer wordt overtreden dan daar; het is van algemeene bekendheid, dat men nergens voorzichtiger moet zijn met het gewicht van het brood dan daar; het is van algemeene bekendheid, dat er nergens een sterker afbeulen van de arbeiders bestaat dan daar. Zoo zou ik eenigen tijd kunnen doorgaan. Wat betreft het voorbeeld van Dordrecht, de heer van Stralen heeft er reeds op gewezen, dat daar veel klein bedrijf is, dat zooveel voordeeliger kan werken. Maar het kan u ook bekend zijn, Mijnheer de Voorzitter, dat juist in die kleine bakkerijen de Arbeidswet herhaaldelijk overtreden wordt, van dien aard zelfs dat de grootere particuliere instellingen te Leiden zich tegen die kleinere inrichtingen, welke dat bij her haling doen, gaan verzetten. Het is zelfs van dien aard, dat een vertegenwoordiger van onze coöperatie, aanwezig zijnde op zoo'n patroonsvergadering, het heeft medegemaakt dat de kerels, wien daarvan een verwijt gemaakt werd, hun mond niet open dorsten te doen. Ik weet, dat onze politie niet alles kan zien, maar als u dit als voorbeeld wilt gebruiken dan moet ik zeggen dat u geheel abuis zijt. Als wij willen trachten het brood hier goedkooper te maken, dan moeten wij het onderzoek op andere wijze instellen dan nu door Burgemeester en Wethouders gedaan is. Wij moeten trachten te Leiden te krijgen goedkooper meel, waarvan de kwaliteit in den regel even goed is als die van het meel, dat op het oogenblik gebruikt wordt. De heer Knuttel. M. d. V. Het is mij opgevallen, dat er een vak in de Haarlemmerstraat verstraat wordt. Aangezien ons te wachten staat dat zeer spoedig een tramaanleg zal plaats hebben en dan toch alles opgebroken moet worden, lijkt het mij wel een eenigszins zonderlinge werkwijze. Er is gezegd, dat de tram naar Wassenaar en den Haag in de Haarlemmerstraat zal komen en naar hetgeen men ziet voorbereiden zullen wij die dit jaar tot stand zien komen. De heer van der Pot. Ik vermoed, dat de heer Knuttel bedoelt de tram naar Voorschoten. De heer Knuttel. Dan nog een andere vraag. Onlangs is tot stand gekomen een verordening die waakt tegen het bederven van gebouwen door verbouwingen, welke er aan plaats hebben. Nu meen ik dat te constateeren is, dat die verordening zeer slap wordt toegepast. Met een voorbeeld wil ik dit toe lichten. Op den Apothekersdijk is een huis, dat wel niet monumentaal was maar toch een huis met een zeer statig voorkomen. Dat huis is verbouwd; er is een winkelpui aangebracht, die daar onder bespottelijk staat. Dat die pui daar heelemaal verkeerd onder geplaatst is, kan ik door het volgende duidelijk maken. In den laatsten tijd is ingevolge de werkelijk uitstekende resultaten, verkregen door Amerikaansche architecten door overwegend horizontale lijnen in gebouwen te brengen, in plaats van verticale, een plotselinge mode gekomen waarbij allerlei prutsers te pas en te onpas met horizontale lijnen gaan werken. In dit gebouw aan den Apothekersdijk, dat een zeer sterk verticaal karakter draagt in zijn lijnen, is men een pui gaan plaatsen met die horizontale indeeling. Dat geeft een in het oog loopenden misstand, wat iedereen die eenigs zins aesthetisch ontwikkeld is inziet. Ik zou willen, dat op dergelijke verbouwingen het toezicht werd toegepast. De heer Groene veld. M. d. V. In verband met den brood prijs wil ik even zeggen, dat mij is medegedeeld, dat er bakkerijen zijn, die op Zaterdag brood beneden het gewicht bakken, omdat de contróle-ambtenaren dan 's middags vrij zijn. Verder wensch ik u dank te zeggen voor het onderzoek, dat gij hebt ingesteld ten opzichte van de bazar van de Christelijke Oranje-Vereeniging. Ik wil er even op wijzen, dat ik er geen bezwaar tegen heb, dat de betreffende verordening wat gemoedelijk wordt uitgevoerd, maar wij hebben de ervaring, dat, als van onze zijde iets op touw wordt gezet, altijd naar de laatste letter in de verordening wordt gezocht. Daarom heb ik er in een Raadsvergadering den vinger op willen leggen, dat dit ten opzichte van de Christelijke Oranje- Vereeniging niet is geschied. De Voorzitter. Ik wensch den heer Groeneveld op te merken, dat ten aanzien van het Drankweer-Comité, dat hij toch wel tot zijn kringen zal rekenen, hetzelfde is gebeurd. Zooals ik veertien dagen geleden reeds zeide, is er niets bijzonders ten opzichte van de Christelijke Oranje-Vereeniging gebeurd en is de regel gevolgd, welken men jaren lang gewoon was te volgen. Thans is er, zooals ik mededeelde, eenige ver andering in de zaak gemaakt, wat de behandeling niet zal vergemakkelijken. De heer van Stralen. M. d. V. Hedenmorgen heb ik bij Burgemeester en Wethouders de volgende vragen ingezonden, waarop ik in deze vergadering gaarne eenig antwoord zou ontvangen: ls het juist, dat Burgemeester en Wethouders hebben be sloten om aan uitgetrokken leden van werkloozenkassen, die bij hun ouders inwonen en jonger zijn dan 25 jaar, geen uitkeering meer te verstrekken uit de gemeentelijke steun regeling Indien zulks juist is willen Burgemeester en Wethouders dan den Raad meedeelen welke motieven hen tot het nemen van dat besluit hebben geleid? Kunnen Burgemeester en Wethouders ook meedeelen op welke wijze naar hun meening in de verdere ondersteuning van de betrokken personen, indien deze werkloos blijven, moet worden voorzien? De heer Bots. M. d. V. Ik kan den heer van Stralen ant woorden, dat het juist is, dat Burgemeester en Wethouders hebben besloten aan uitgetrokken leden van werkloozenkassen, die bij hun ouders inwonen en jonger zijn dan 25 jaar, geen uitkeering meer te geven uit de gemeentelijke steunregeling. Die steunregeling dient om den scherpen kant van het afloopen der werkloosheidsverzekering te keer te gaan en nu achten Burgemeester en Wethouders het wenschelijk, dat alleen hoofden van gezinnen, of personen, die in hun eigen onderhoud moeten voorzien, daaruit steun krijgen. Wij hebben aan het Rijk gevraagd de kosten samen te deelen, maar de Regeering heeft zulks geweigerd. Daarop besloten Burgemeester en Wethouders aan hen, die uit anderen hoofde onderhoud hebben, bijvoorbeeld bij hun ouders inwonen, en nog geen 25 jaar zijn, geen uitkeering te doen, omdat de kosten anders zoo hoog opliepen. Men moet niet vergeten, dat het een nood- regeling is en men daarmede op den duur niet kan voortgaan. Er komt bij, dat jongelieden beneden de 25 jaar zich ge makkelijker kunnen aanpassen dan ouderen om elders werk te gaan zoeken. Dit zijn de motieven, welke Burgemeester en Wethouders tot het nemen van dit besluit hebben geleid. De heer van Stralen. M. d. V. Het antwoord van den Wethouder kan mij niet geheel voldoen. Het is toch geen manier om te zeggen, dat de menschen, die Burgemeester en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 25