154 MAANDAG 25 APRIL 1921. dat daarin ook begrepen was een premievry pensioen voor de gepensionneerde ambtenaren. Dat is nooit mijn bedoeling geweest en daarom ben ik den heer Heemskerk dankbaar, dat hij zijn voorstel in dit opzicht beeft verduidelijkt. Ik hoop, dat de Raad het voorstel van den heer Heemskerk, dat daarna is ingekomen en dat strekt om het premievrij pensioen ook uit te strekken tot de gepensionneerde ambtenaren, niet zal aannemen; daarover is nog niet gesproken en dat is een aparte zaak. Wij hebben altijd gesproken over de premiën, die door de gemeente gekort worden op de door de gemeente uitbetaalde jaarwedden en loonen, en de premiën voor de gepensionneerde ambtenaren worden niet door de gemeente, maar door het pensioenfonds gekort. Dat zou dus een regeling vragen, die geheel anders ingericht moet worden. Die gepensionneerden zouden bij hun pensioen, dat ze uit de Rijkskas ontvangen, moeten hebben een toeslag van 5 pCt. uit de gemeentekas. Maar over deze zaak is nog nooit gesproken. Wij hebben het alleen gehad over do ambtenaren, die in dienst zijn. Tot mijn leedwezen kan ik het voorstel van den heer Mulder niet steunen, ook al niet omdat ik geloof dat de Rijkswet, die komende is, zijn voorstel geheel overbodig zal maken. Het voorstel van den heer Mulder wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van der Lip. Ik ondersteun het denkbeeld van den heer de Lange om nu niet te gaan behandelen de quaestie van de gepensionneerde ambtenaren. Bij mij rijst al dadelijk de vraag, hoe het gaan moet met het leeraarspersoneel. Wordt dit ook door den heer Eikerbout begrepen in zijn amendement? Hij spreekt van gepensionneerde ambtenaren, maar vallen daaronder ook de ambtenaren en de onderwijzers? Ik zou den heer Eikerbout in overweging willen geven zijn voorstel voor het oogenblik terug te nemen en daaromtrent nader een voorstel in te dienen. De heer F. Elkerbout. M. d. V. Naar aanleiding van wat de heer van der Lip zegt wil ik nog eens aangeven, wat mij aanleiding gegeven heeft tot het doen van mijn voorstel. Ik heb verscheidene personen gesproken, die er wat betreft hun pensioen niet erg goed voorstaan en voor wie het tot zekere hoogte een uitkomst zou zijn, wanneer zij ontheven werden van de betaling van 5 pCt. pensioenkorting. Ik heb niet direct gedacht aan leeraren en onderwijzers; ik heb meer speciaal gedacht aan kleine ambtenaren en werklieden. Ik trek echter voor het oogenblik mijn voorstel in en zal alsnog daaromtrent met een nader voorstel komen. De Voorzitter. Ik wensch nog een enkele opmerking te maken. Er is hier gezegd, dat de zaak niet op de lange baan dient geschoven te worden. Dat heeft nooit in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders gelegen, maar zij zitten voort durend ermede, hoe wij heen zullen komen door de lasten, welke wij nog te dragen hebben ten gevolge van de crisis. De heer de Lange zegt, dat wij alvast ons moeten gewennen aan die meerdere uitgaaf. Ja, men kan in zeker geval allerlei zaken willen doen en dat kan ook wel dienstig zijn, maar in dit geval is toch het oog van Burgemeester en Wethouders er vooral op gevestigd geweest dat wij zoo zuinig mogelijk waren, opdat wij eens door de schulden, welke op de gemeente nog altijd drukken ten gevolge van den crisistoestand, heen konden komen. Wanneer wij op die manier met de stedelijke financiën eens konden komen te staan op gezonden grondslag, dan zou dat toch waarlijk van groote beteekenis wezen voor de gemeente. Men zegt, dat men het daarmede eens is, maar dan is het zaak den weg te bewandelen, die daartoe kan leiden. Hetgeen op dit oogenblik van den anderen kant wordt voorgestaan, gaat niet in de richting, welke Burgemeester en Wethouders noodzakelijk achten maar vlak er tegen in. Wanneer wij op deze manier reeds nu beginnen met uit gaven op ons te nemen ten laste van de gemeente, welke niet strikt noodzakelijk zijn, is dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders ongeoorloofd. Laat men zich daar toch eens een oogenblik indenkenMen kan wel spreken van opgewekte verwachtingen, maar wij krijgen op dit ge bied zeer veel te hooren en wij kunnen niet ontkennen, dat ver schillende uitlatingen worden gehoord, welke wij met zekeren weemoed vernemen en die ons noodzaken de vraag te stellen of men dan hoegenaamd geen begrip van en gevoel meer heeft voor hetgeen voor den financieelen toestand van de gemeente noodig is. Men kan allerlei eischen stellen, maar men moet dan toch ook vragen wat de gemeente kan dragen. Ook is de uitdrukking gebezigd, dat men zich in elk geval maar sterk moet laten hooren en dwang uitoefenen, maar als het zoover komt, dat een gemeentebestuur op die manier voor den dwang gaat zwichten, weet ik niet wat van den toestand terecht moet komen. Men dient toch een zelfstandig bestuur te hebben, dat op een gezonde, doelmatige wijze de zaken behandelt. De kwestie van het premievrij pensioen voor weduwen en weezen heeft ik kan daarvan de ver zekering geven van Burgemeester en Wethouders de sympathie en, als wij maar eenigszins kans zagen om op een niet al te drukkende wijze aan die begeerte te voldoen, dan zou ons niets aangenamer zijn dan met een voorstel te komen om het toe te staan. Werkelijk leeft wel bij Burge meester en Wethouders de gedachte, dat, als de Raad er in kon meegaan om in elk geval dit jaar dien last niet op ons te nemen, wij voor een volgend jaar wel den moed zouden hebben voor te stellen dat wel te doen. Als wij bij verschillende voordeelen, die wij tegemoet zien, voegen het bedrag, dat wij bij aanneming van het amendement zouden moeten missen, dan vormt dat een belangrijke som, waardoor wij meenden in staat te worden gesteld de belasting van de gemeente te kunnen verminderen. Ik moet er dan ook bij blijven om voor het oogenblik de aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te bevelen en den Raad in overweging te geven den last, welke de invoering van het premievrij pensioen met zich zou brengen, niet op de gemeente te laden, althans niet voor het jaar 1921. Men mag toch ook wel in aanmerking nemen, dat de loonen blijven op de hoogte, waarop zij eenmaal ge bracht zijn, en dat aan den anderen kant de uitgaven verv minderen, doordat de levensmiddelen en andere artikelen goedkooper worden. Dat valt niet te ontkennen en ik beveel dan ook nogmaals de aanneming van het voorstel van Burge meester en Wethouders ten sterkste aan in het belang van den financieelen toestand der gemeente Leiden. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil even mededeelen, dat ons voorstel gecombineerd is met dat van den heer Heemskerk c. s. en dat dit gecombineerde voorstel door onze handteekeningen is bekrachtigd, waardoor het een gezamenlijk voorstel wordt van vijf leden. De beraadslaging wordt gesloten. Het gewijzigd voorstel van de heeren Heemskerk, Bisschop, Schoneveld, van Stralen en A. Eikerbout wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren van Eek, de Lange, van der Lip, Wilmer, Sanders, Wilbrink, van Stralen, A. Eikerbout, F. Eikerbout, Schoneveld, Kuivenhoven, Groeneveld, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Oostdam, Knuttel, mevrouw BaartBraggaar, de heeren Stijnman, Splinter, Eerdmans, Heemskerk, Bisschop, Meijnen en Dubbeldeman. Tegen stemmende heeren Bots, van der Pot, Sijtsma, Huurman, Mulder en de Voorzitter. De Voorzitter. Ingevolge deze beslissing zijn vervallen het voorstel van den heer Mulder en dat van Burgemeester en Wethouders. XXI. Voorstel tot verhooging en tot toevoeging van eenige posten der begrooting, dienst 1920. (Zie Ing. St. No. 118). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck. M. d. V. Ik zou gaarne inlichtingen ontvangen omtrent volgnummer 88: aKosten van verteringen ten behoeve van het huishoudelijk bestuur en van commissiën." Als toelichting staat bij dit volgnummer: »De hierbedoelde kosten hebben over 1920 ƒ972.38 bedragen; zij waren nog slechts geraamd op ƒ500. Ik zou gaarne vernemen, waardoor die post zoo aanzienlijk overschreden is. Dat kan toch niet alleen zijn tengevolge van de thee, die wij gewoon zijn in de avondvergaderingen te drinken. De heer van der Pot. M. d. V. De Secretaris deelt mij mede, dat het inderdaad grootendeels zit in de kosten van de thee. Die schijnt inderdaad nog al kosten mede te brengen. Overigens denk ik, dat de post aanvankelijk wat laag geraamd is. Ik geloof trouwens de meeste heeren die in commissiën zitten weten het dat wat overigens uit dezen post komt voor kosten van commissievergaderingen, altijd zeer gering is. Er wordt ten hoogste een sigaar gepresenteerd. Verder drinken Burgemeester en Wethouders, wanneer er Raadsvergadering is en er des morgens vergadering van Burgemeester en Wethouders geweest is, op het Stadhuis

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 20