144 MAANDAG 25 APRIL 1921. De heer van der Lip. Inderdaad, als de heer Eerdmans de wet goed bestudeert, dan zal hij tot de overtuiging komen, dat het gelijk aan mijne zijde is. Met de keuze van het terrein, waarover artikel 77, 6de lid spreekt, hebben Burgemeester en Wethouders alleen te maken en niet de Gemeenteraad. Op het oogenblik is alleen aan de orde het verzoek aan den Raad om gelden voor dezen bouw beschikbaar te stellen. En nu staat in de wet, dat de Raad alleen dan zijne medewerking mag weigeren, als niet aan de in de wet gestelde vereischten voldaan is. Aan deze vereischten is in casu voldaan. De rest van de procedure berust bij Burgemeester en Wethouders. Alleen heeft men nog, zooals ik reeds zei, de bepaling, dat de Ge meenteraad aan de vereeniging een bestaand gebouw kan aanbieden, doch ik merkte reeds op dat wij daartoe niet in de gelegenheid zijn. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik meende, dat de heer van der Lip zeide dat het berustte bij de schoolbesturen. De heer van der Lip. Neen, de rest van de procedure berust bij Burgemeester en Wethouders, de schoolbesturen hebben dus volstrekt niet geheel de vrije hand. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Verordening, regelende de heffing van schoolgelden aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. (Zie lug. St. No. 95 en 112.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Groene veld. M. d. V. Ik zal niet tegen dit voorstel stemmen, hoewel het niet geheel Voldoet. Ik vind bijvoorbeeld de inkomensgrens waarvanaf schoolgeld betaald zal moeten worden veel te laag, maar omdat het voorstel gaat in een goede richting, zal ik mij er mede vereenigen. Intusschen lijkt mij het voorstel in elk geval niet afdoende. Het te betalen schoolgeld door minvermogende ouders is ten slotte maar een kleinigheid vergeleken met de uitgaven, welke het bezoeken van Gymnasium of Hoogere Burgerschool door een kind van dergelijke ouders met zich brengt. Er zijn nog heel wat andere kosten aan verbonden, zooals de kosten van leermiddelen en ook het gemis van inkomsten van die kinderen. Dat bedraagt veel meer dan het schoolgeld. Ik wil Burgemeester en Wethouders vragen, of er bij hen geene plannen bestaan om ook in die richting verbetering aan te brengen. De heer Sijtsma. M. d. V. Het zal niemand verwonderen, als ik met deze regeling mijn instemming betuig. Wij dat zijn de vrijzinnig-democraten en anderen met ons hebben al jaren geijverd voor een schoolgeldregeling als thans wordt voorgesteld. Toen wilden Burgemeester en Wethouders en de meeste leden er niet aan; thans wordt het ons van hoogerhand opgelegd. Ik zal dan ook met genoegen met het voorstel medegaan. Ik kan ook niet deelen het bezwaar van den heer Groene- veld. Mij dunkt, de voorgestelde regeling levert geen over wegend bezwaar op. Beneden een inkomensgrens van ƒ1400. is men vrijgesteld van het betalen van schoolgeld; wie daarboven komt betaalt ƒ8.— voor den eersten leerling, meer deren zijn vrij. Verder behoeft men niet te gaan. Wel is bij mij de gedachte opgekomen, of Burgemeester en Wethouders de opklimming der schaal niet in wat sneller tempo hadden kunnen doen geschieden, zoodat bij een in komen van 13000.reeds het volle bedrag zou betaald moeten worden. Het volle bedrag wordt niet eens betaald. Op het oogenblik zijn de kosten per leerling ƒ300.maar wij kunnen aannemen dat op den duur dat aanzienlijk bedrag grooter zal worden. Nu mag naar mijn rneening van inkomens van ƒ13.000. en daarboven wel het volle pond worden gevraagd, ƒ300. is nog niet geheel het volle pond, wel ongeveer, maar de kosten per leerling zullen wel hooger worden. Kwamen er nu alleen leerlingen uit de gemeente zelve, dan was het nog te verdedigen, dat de belastingbetalers te Leiden de rest moesten betalen, maar wij krijgen ook leerlingen van buiten en hetgeen op dezen wordt toegelegd komt eveneens voor rekening van de Leidsche belastingschuldigen, voorzoover het Rijkssubsidie er niet in voorziet. De regeling moet dunkt mij zoo gemaakt worden, dat ouders en verzorgers van leerlingen die het betalen kunnen, voornamelijk van leerlingen uit de buitengemeenten met een inkomen van ƒ10.000.en hooger den vollen kostprijs zouden hebben te voldoen. Ik had wel gewild voor een Raadslid is het altijd moeilijk zulk een regeling omver te werpen en een nieuwe er voor in de plaats te stellen, omdat hier de noodige gegevens ontbreken dat Burgemeester en Wethouders een eenigszins andere schaal hadden gemaakt, meer in overeenstemming van het door mij aangegevene. De heer Knuttel. M. d. V. Vergeleken bij den bestaanden toestand mag hetgeen nu voorgesteld wordt eenigszins een vooruitgang zijn, toch kan ik mij met het principe, waarop deze regeling gebaseerd is, in geenen deele vereenigen. Ook dit evenredig schoolgeld wil ten slotte zeggen het hefïen van, zij het dan progressieve, belasting op het opdoen van noodzakelij ke kennis. Naar de rneening van mijn partij moet alle onderwijs gratis worden gegeven, met gratis verstrekking van de noodige leermiddelen en voorziening in de noodige kleeding en voeding van hen, die het onderwijs genieten. De heer de Lange zegt: en vacantiereisjes! Dat is een op zich zelf staande zaak en daarom noem ik die er niet bij. Al die dingen hangen min of meer met elkander samen; als men met het eene begint, kan men het andere er mede in verband brengen, maar ik wil alleen de meest voor de hand liggende dingen noemen, welke door mijn geestverwanten daar, waar zij de macht in handen hebben, ook ten uitvoer worden gelegd. Ik weet, dat wij ook in deze dingen met handen en voeten gebonden zijn. Feitelijk wordt het lidmaatschap van den Gemeenteraad op menig gebied min of meer een parodie. Men mag op allerlei van den Minister afkomstige en door de centrale Regeering vastgestelde regelingen ja en amen zeggen. Wil men revolutionair zijn, dan kan men zeggen, dat men er tegen is, maar dat helpt toch niets. Zoo is ook bij deze regeling het geval, waarbij men, omdat zij beter is dan het bestaande, zich met minder bezwaar kan neerleggen, doch ten aanzien waarvan ik het toch noodig vind te verklaren, dat ik er absoluut geen genoegen mede kan nemen. De heer Wilmer. M. d. V. Ik wil in het kort zeggen, dat het mij evenals den heer Sijtsma heeft bevreemd, dat pas bij een inkomen van ƒ18.000.het volle schoolgeld voor ieder schoolkind wordt geheven. Ik onderstelde, dat dit bij een lager bedrag kon geschieden. De heer van der Lip. M. d. V. In de eerste plaats weder de heer Groeneveld. Deze heeft opgemerkt, dat er een leemte in ons voorstel is, omdat wij geen voorstel gedaan hebben om ook aan diegenen, die geen of slechts weinig schoolgeld kunnen betalen, gratis leer middelen te verstrekken. Ik kan den heer Groeneveld daaromtrent in zekeren zin geruststellen. Burgemeester en Wethouders zijn van plan om, wanneer deze verordening aangenomen is, binnenkort aan den Gemeenteraad een crediet aan te vragen ten einde hun, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet in staat zijn om die leermiddelen te betalen, daarin geheel of ge deeltelijk tegemoet te komen. Ik meen, dat dat een complement zal zijn op deze verordening, die de mogelijkheid opent dat iedereen zijn kinderen naar de Hoogere Burgerscholen of het Gymnasium kan sturen. De kosten behoeven geen bezwaar meer te zijn. Daarbij behoort, ook naar mijne meening, als het noodig is, het gratis in bruikleen geven van de leermiddelen. Ik hoop, dat de heer Groeneveld met deze mededeeling tevreden zal zijn. De heeren Sijtsma en Wilmer hebben aanmerking gemaakt op de schaal. Feitelijk behoort dat meer bij artikel 5 dan bij de algemeene beschouwingen, maar ik zal dit maar daar laten. Het is zeer moeilijk debatteeren over een schaal. Het is niet mogelijk om precies te gaan aantoonen, waarom bij een zeker inkomen ƒ300.moet worden betaald en niet bij een ander bedrag. In elke schaal zit natuurlijk iets willekeurigs. Dus het is onvruchtbaar om daarover te debatteeren. Ik wijs er echter op, dat het hoogste schoolgeld als men één kind heeft reeds wordt betaald bij een inkomen van 13800.— en dat men bij een inkomen van/17800.het hoogste schoolgeld be taalt onverschillig hoeveel kinderen men heeft. Dit wordt toch al een tamelijk zware belasting. Bovendien wijs ik er op dat 'wij bij deze schaal nagenoeg geheel de Rijksregeling gevolgd hebben. De heer Sijtsma vindt een bedrag van 300.—niet hoog ge noeg; wij hadden hooger moeten gaan, maar dat wij niet hooger gegaan zijn heeft een goede reden. Volgens de wet op het Middelbaar Onderwijs mag voor de Rijks Hoogere Burger scholen niet hooger gegaan worden dan dat bedrag. Nu ligt het voor de hand, dat wij ons voor onze Gemeentelijke Hoogere Burgerschool moeten richten naai' de Rijksregeling. Dat is niet noodig, zegt de heer Sijtsma, maar het is mijns inziens wenschelijk dat zij, die een plaats van vestiging zoeken en over Leiden denken, niet afstuiten op het bezwaar dat het schoolgeld hier veel hooger is dan elders. Met het oog daarop lijkt eenige uniformiteit wenschelijk. Er komt bij, dat de Minister in de gewisselde stukken over

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 10