MAANDAG 11
APRIL 1921.
113
voorstel en ik zou zeker niet opgezien hebben tegen de moeite
om dergelijk voorstel te ontwerpen, wanneer ik niet gemeend
had dat daaraan tweeërlei nadeel aan verbonden was. Vooreerst
vind ik het veel beter en lijkt het mij voor het slagen van
het doel, dat wij met het indienen van dit voorstel beoogen,
gewenscht, dat hier beslist wordt over het beginsel, dat wij hier
dus in het algemeen uitmaken of de Raad het al dan niet gewenscht
acht, dat voortaan het gas en de electriciteit volgens een progres
sief tarief zullen worden geleverd. Wordt die vraag in bevestigen
den zin beantwoord en komen Burgemeester en Wethouders met
een concreet voorstel, dan kan door middel van amendementen
ten slotte worden uitgemaakt hoe de meerderheid van den Raad
wenscht, dat een dergelijke regeling in de practijk zal gelden.
Wordt echter thans reeds een concreet voorstel ingediend en gaan
wij strijden over allerlei bijzonderheden, mogelijk over fouten,
welke aan dat voorstel kleven, dan wordt eigenlijk het doel niet
bereikt en wordt niet objectief over het beginsel der progressie
beslist. In de tweede plaats heb ik het niet gedaan, omdat naar
mijn meening de al of niet in voering van een progressie ten nauwste
samenhangt met een andere kwestie, die ik hier al eens heb ter
sprake gebracht en die nog niet is opgelost, namelijk de vraag of
het mogelijk is in de contracten met de buitengemeenten een zoo
danige verandering te brengen, dat voortaan het gas en de electri
citeit aan die buitengemeenten niet worden geleverd volgens het
zelfde tarief, dat voor Leiden geldt, maar tegen den kostprijs, want,
als wij den toestand behouden zooals die nu is, wordt de regeling
verbazend moeilijk, omdat er bij komt, gelijk mij gebleken
is, dat die contracten verschillend luiden. Wij hebben onlangs
behandeld een contract voor levering van electriciteit aan de
gemeente Leimuiden en daarin kwam de bepaling voor, dat
de prijs, die te Leiden voor de electriciteit moest worden
betaald, ook voor de ingezetenen van Leimuiden zou gelden,
met andere woorden als hier een progressieve regeling werd
ingevoerd, deze op dezelfde wijze zou gelden voor de ingezetenen
van Leimuiden. In contracten met andere gemeenten echter,
bijvoorbeeld in dat tot levering van gas aan de gemeente
Benthuizen, staat, dat een verhooging of verlaging van den
gasprijs in Leiden ook moet gelden voor Benthuizen, indien
die verhooging of verlaging samenhangt met een verhooging
of verlaging van de loonen, met een verhooging of verlaging
van de kolenprijzen of met een verhooging of verlaging van
de prijzen der bijproducten.
Eigenlijk staat deze zaak er geheel buiten. Als wij overgaan
tot invoering van een progressieve regeling beteekent dit, dat
wij op grond van den economischen toestand der bevolking,
op grond dat wij meenen, dat de gemeente een andere bedrijfs-
politiek moet gaan voeren, een andere regeling van den gas
prijs vaststellen. In dat geval vallen die contracten er geheel
buiten, maar waar men ziet tot welke verwarring het aan
leiding kan geven, als men uiteenloopende contracten heeft,
acht ik het gewenscht deze twee zaken tegelijk onder het oog
te zien. Het lijkt mij niet onmogelijk met de buitengemeenten
contracten te sluiten op deze conditie, dat zij den kostprijs
betalen. Ik weet wel, dat die kostprijs niet objectief vaststaat,
maar door bemiddeling van een onpartijdig college, b.v. een
scheidsgerecht, zou men wel tot vaststelling van een kostprijs
kunnen komen.
Dit is de tweede reden waarom ik thans niet een concreet
voorstel aan het oordeel van den Raad wil onderwerpen en
waarom naar mijn meening besloten dient te worden aan
Burgemeester en Wethouders te vragen een progressieve rege
ling te ontwerpen. Tegelijk zal dan deze vraag onder het oog
kunnen worden gezien of het niet gewenscht is verandering
te brengen in de wijze, waarop het gas en de electriciteit aan
de gemeenten, waarmede Leiden onderhandelt of in onder
handeling is geweest, zullen worden geleverd, wat de prijs
regeling betreft.
Er zijn niet veel gemeenten, die op dit oogenblik een pro
gressieve regeling hebben, maar ik heb in het blad «Gemeente
belangen" van Februari gelezen, dat Purmerend een dergelijke
regeling heeft ingevoerd. Nu komt «Gemeentebelangen" altijd
een beetje achteraan, zoodat het kan zijn, dat die regeling
reeds in het laatst van het vorige jaar is ingevoerd maar in
elk geval was men daar dus van de wenschelijkheid van zulk
een regeling overtuigd.
Ik meen, dat ik hiermede in het kort de zaak heb toegelicht.
Ik ben dus van oordeel dat, wanneer men overtuigd is dat over
heidsbedrijven worden opgericht en moeten werken ten behoeve
van het algemeen belang der bevolking en in het bijzonder de
belangen der groote massa van de bevolking moeten dienen, dan
op den voorgrond moet staan, vooreerst dat de gemeente geen
winst op die bedrijven behaalt, en verder dat de tarieven zoodanig
moeten worden ingericht dat men kan zeggeniedere ingezetene
heeft er ten slotte voordeel van, want bij de vaststelling der
tarieven is ook rekening gehouden met ieders draagkracht.
Voorloopig meen ik het hierbij te kunnen laten.
De Voorzitter. Er is nog een amendement van de heeren
Bisschop en Rotteveel, luidende:
«Ondergeteekenden stellen voor het voorstel van Burge-
gemeester en Wethouders inzake gas en electriciteit en wel
het gedeelte C zoodanig te wijzigen, dat het woord Maart
wordt vervangen door April en de woorden aan een verbruiker
door aan een niet particulier verbruiker
Wenscht de heer Bisschop dit amendement toe te lichten?
De heer Bisschop heeft gehoord, dat de heer van Eek «zeer
kortelijk" zijn voorstel heelt toegelicht. Wanneer de heer
Bisschop zoo beknopt mogelijk wil wezen en iets korter zijn
amendement kan toelichten als de heer van Eek dit heeft
vermogen te doen, dan houden wij ons aanbevolen.
De heer Bisschop. M. d. V. Wij zijn gekomen tot het doen
van dit voorstel, omdat wij van meening zijn, dat, ingeval de
Raad de voorgestelde rabatregeling voor de groote verbruikers
zou accepteeren, het in geen geval moet dienen voor de
particuliero verbruikers. Voor dat stelsel moge iets te zeggen
zijn voor wat betreft groote industrieele en andere inrichtingen
als weeshuizen, ziekenhuizen, en dergelijke, maar het gaat
niet aan dat wij aan particulieren, die gas gebruiken om
hunne groote menu's klaar te maken of om het badwater te
verwarmen, enz., het gas tegen goedkooper prijs leveren dan
een kleine verbruiker moet betalen, die het gas noodig
heeft voor het gereed maken van zijne spijzen en zijne
verlichting.
Op de tweede plaats hebben wij gemeend dat «Maart"
veranderd zou moeten worden in «April", omdat het niet
opgaat op het eind van Maart te besluiten, over die reeds
afgeloopen maand ter aansporing van meer gasverbruik alsnog
rabat te gaan geven. Dat kan op het verbruik in die maand
van geen invloed meer zijn en het was dus niet noodig dat
rabat nog te doen gelden over die maand.
Nu wij in het begin van April dit voorstel behandelen,
spreekt het nog meer vanzelf dat «Maart" gewijzigd worde
in «April".
Het voorstel van de heeren Rotteveel en Bisschop wordt
voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van
beraadslaging uit.
De heer Wilmer. M. d. V. Het heeft mij eenigszins ver
baasd, dat de heer van Eek geen enkelen grond heeft aan
gevoerd, waarom hij voorstelt den gasprijs op 15 cent te
stellen en niet op 14 of op 16 cent. Men kan maar niet een
willekeurig bedrag noemen. Er moet zekere reden bestaan
om een bedrag te noemen.
Verder heeft de heer van Eek niet aangetoond, dat, wan
neer zijn voorstel aangenomen werd, de gasfabriek niet een
verlies zou lijden. Nu is het op het oogenblik er juist om te
doen, te voorkomen, dat de gasfabriek een verlies lijdt, want
zoodanig verlies drukt op alle ingezetenen en zeer zeker ook
op hen, die dat het minst kunnen dragen.
Ik heb er al meer op gewezen, maar het kan niet genoeg
herhaald worden, wanneer de gasfabriek levert met verlies,
dan wordt het verlies veroorzaakt niet alleen door degenen,
die te Leiden gas van de fabriek betrekken, maar ook door
de bewoners van de omliggende gemeenten, die gas van onze
fabriek hebben. Dat verlies moet worden betaald alleen door
de Leidsche ingezetenen, ook door hen, die het minst dat ver
lies kunnen betalen, ook hun belastingbiljet zal door dat
verlies worden verzwaard. Wij hebben nu te maken met de
belasting zooals die op dit oogenblik wordt geheven en
waarin voorloopig geen verandering kan worden gebracht,
ook al zouden wij het wenschen, ook al zou de meerder
heid van den Raad zich er vóór uitspreken. Het is toch
zoo duidelijk als de dag: als wij gas leveren tegen een
zoodanigen prijs, dat het de fabriek geld |kost, moeten
de ingezetenen van Leiden dat tekort opbrengen, ook de
minst kapitaalkrachtigen onder die ingezetenen. Daarom gaat
het in geen geval aan, juist terwille van de minst kapitaal
krachtige ingezetenen, het gas beneden den kostprijs te gaan
leveren.
Er is op gewezen, dat in verschillende andere gemeenten
het gas wordt geleverd voor een lageren prijs dan de Leidsche
ingezetenen moeten bétalen, maar op zich zelf zegt dat niet veel.
Men zou ook moeten weten hoe groot de kracht van het gas
is, dat daar geleverd wordt. Het gas kan daar wel van min
der goede hoedanigheid zijn dan dat, hetwelk hier wordt
geleverd.
De heer Sijtsma voegt mij toe, dat het ook beter kan
wezen. Dat is zoo en daarom zegt een prijs op zich zelf niet
veel. Men dient te weten door welke factoren in die gemeen
ten de gasprijs wordt beïnvloed.
De heer Knuttel zegt, dat dit er in de advertenties van den
Directeur nooit bij stond. Daarom zijn misschien die adver
tenties niet geheel goed te praten.
Wanneer men meent, dat het gas hier veel te duur is,
moet men nagaan waardoor dat veroorzaakt wordt, maar
mag men niet in het wilde zeggen, dat de prijs moet dalen.