108 MAANDAG 11 APRIL 1921. De Voorzitter. Er is ingekomen een nader schrijven van de Commissie voor het Stedelijk Museum, dat ik den Secre taris verzoek voor te lezen. Leiden, 26 Februari 1921. De Commissie voor hét Stedelijk Museum heeft met groote belangstelling kennis genomen van'de voorstellen door U bij den Gemeenteraad ingezonden. Onder erkentelijkheid hiervoor mag zij echter hare teleurstelling niet ontveinzen, dat in het bijzonder bij U bezwaren bestaan tegen de voorgestelde ver betering van de benedenverdieping (kamertje van de Delftsche schouw en hal). Deze verandering toch is hoogst gewenscht om door'Jbetere verlichting dit gedeelte geschikt te maken voor expositie van grootere voorwerpen en is noodzakelijk om het eenigszins rommelig aanzien van dit gedeelte te ver beteren. Deze misstand zal des te meer spreken als de bezoekers na het bezichtigen der goed ingerichte nieuwe zalen dit ge deelte bezoeken. Een uitstel zoude daarom slechts van korten duur kunnen zijn en de voordeelen hiervan zouden niet opwegen tegen de meerdere kosten, die later aan een verandering verbonden zullen zijn, de bezwaren om later weder eene nieuwe indeeling te moeten ontwerpen en het dubbele werk hieraan verbonden. De Commsissie neemt daarom de vrijheid U te verzoeken om bij de behandeling in den Gemeenteraad nog eens te over wegen of niet alsnog ook dit gedeelte van hare voorstellen kan worden overgenomen. De Commissie voor het Stedelijk Museum, J. A. F. Coebergh, loco-voorzitter. J. C. Overvoorde, secretaris. Aan de WelEd. Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb in de vergadering van 28 Februari de voorstellen van den heer Oostdam en mij alleen ingediend omdat de behandeling dezer zaak toen is uitgesteld; was dat niet geschied, dan had ik de indiening er van laten afhangen van in die vergadering begeerde nadere inlichtingen. Deze voorstellen worden thans door ons ingetrokken, omdat uit de nadere mededeelingen van de Commissie gebleken is dat, wat het salaris van den Directeur betreft, de toewijding van den Directeur voor het museum zoo groot is, dat ons voorstel tot handhaving van dat salaris op het tegenwoordig bedrag een dissonant zou zijn, die wij niet wenschen te doen hooren. En wat het salaris van den onder-Directeur betreft, ver hooging van het bedrag der bezoldiging blijkt niet noodig te zijn om een geschikt en bekwaam functionaris te vinden, en wij willen de uitgaven niet boven het strikt noodige opvoeren. De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen met het laatste gedeelte van het betoog van den heer de Lange, maar wel met het eerste gedeelte ervan. Wij achten het, met het oog op zijne werkzaamheden, ook gewenscht dat den Directeur het salaris gegeven wordt, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen, maar het verschil tusschen het traktement van den Directeur en dat van den onder-Directeur achten wij te klein. Het ten aanzien van den onder-Directeur voorgesteld salaris achten wij veel te gering voor iemand, die den geheelen dag aan dergelijke inrichting verbonden moet zijn, en daarom neem ik het voorstel van de heeren de Lange en Oostdam over om op deze wijze het salaris van den onder-Directeur te verhoogen. De heer Huurman. M. d. V. Ik zou een enkel woord in het midden willen brengen over het voorstel van de Commissie voor de Lakenhal. De Commissie heeft in een schrijven zoo even door den Secretaris voorgelezen uiteengezet, op welke gronden zij haar voorstel gaarne ongewijzigd zag aangenomen. Ik ondersteun dit voorstel gaarne omdat ook naar mijn meening de expositie in de benedenzalen er zeer door zal worden ver beterd. De heer Sijtsma. M. d. V. Toen indertijd de gemeente de verblijdende mededeeling kreeg van de groote schenking van Mr. Pape, heb ook ik mij daarover met anderen verheugd, maar reeds toen heb ik de meening uitgesproken, dat het financieel voor de gemeente geen voordeel zou zijn die schenking te aan vaarden, omdat de meerdere kosten wel als het hinkende paard achteraan zouden komen. Ik ben in zooverre in het gelijk gesteld, dat het hinkende paard niet achteraan, doch reeds vooruit komt. Er zullen nog heel wat kosten aan besteed moeten worden, alvorens het museum zal kunnen worden geopend. Ik kan met de meeste voorstellen van Burgemeester en Wethouders meegaan, al betreur ik het, dat wij bij den desolaten toestand, waarin de gemeentekas verkeert, nog meerdere kosten zullen moeten maken. Al dadelijk was ik echter voornemens om niet met het eerste gedeelte van het voorstel van de heeren de Lange en Oostdam mee te gaan, en ik ben nu toch blij, dat zij hebben besloten dat gedeelte in te trekken. Ook aan mij zijn bekend niet alleen de groote verdiensten en de groote bekwaamheden van den heer Over voorde, maar ook diens groote invloed om het museum tot verhoogden bloei te brengen, vooral door anderen te bewegen zich er voor te interesseeren. Daarom acht ik het verstandig zulk een man voor deze zaak te behouden en te waardeeren, wat we moeten toonen door zijn salaris eenigszins te verhoogen. In de tweede plaats zou ik liever gezien hebben, dat wij het daarbij voorloopig hadden gelaten en geen adjunct-Direc teur hadden benoemd. Blijkt straks, wanneer het museum zal zijn geopend, dat zulk een functionaris noodig is, dan kunnen wij altijd nog tot de benoeming overgaaD. In elk geval zal ik mij niet kunnen vereenigen met het voorstel, dat, nu het ingetrokken is door den heer De Lange c.s., blijkbaar van den kant van de sociaal-democraten weer zal worden inge diend, om reeds dadelijk een adjunct-Directeur aan te stellen op een nog hooger salaris dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. Ik wist niet of dat ook de bedoeling van de hee ren de Lange en Oostdam was zij hebben dat in het midden gelaten maar, als Burgemeester en Wethouders en de Commissie, welke het College heeft geadviseerd, van meening zijn, dat kan worden volstaan met het salaris, dat aan een commies 2e klasse wordt betaald, dan moeten wij dunkt mij niet verder gaan. Het voorstel van den heer Eikerbout ver wondert mij dan ook zeer. Ik zou van den Wethouder gaarne vernemen of het niet mogelijk is om met het oog op de groote kosten, welke zijn voorgesteld, de benoeming van den adjunct-Directeur uit te stellen. Voorloopig zal ik zelf daartoe geen voorstel doen, maar in elk geval ga ik niet mee met het voorstel om dadelijk zulk een titularis aan te stellen op een hooger salaris dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. De heer A. Elkerbout. M. d. V. In het voorstel van de heeren de Lange en Oostdam staat: »2e klasse". Nu zeggen Burgemeester en Wethouders dat wij geen ambtenaren kunnen aanstellen met den rang van Commies. Nu wenscb ik het door mij overgenomen amendement van den heer de Lange zoodanig te wijzigen, dat het woord »2de klasse" wordt veranderd in »1ste klasse", omdat de klasse moet worden aangeduid. De Voorzitter. Ik heb het volgende amendement ge kregen »Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen in het voor stel sub b te veranderen »2e klasse" in »le klasse". A. Elkerbout." Het amendement van den heer A. Elkerbout wordt vol doende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Verder heb ik nog dit voorstel ontvangen: »Ondergeteekende heeft de eer dep Raad voor te stellen de verbouwing van het Museum de Lakenhal uit te voeren zooals het plan door de Commissie is voorgesteld. Huurman." Het voorstel van den heer Huurman wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Oostdam. M. d. V. Ik zou gaarne den heer Huurman in overweging willen geven, zijn amendement te splitsen, zoodat afzonderlijk door den Raad gestemd zal kunnen worden over de punten g en h van het plan der Commissie; er zullen wellicht leden zijn, die wel voor het een zijn doch niet voor het ander en die dus, wanneer het amendement niet gesplitst werd, genoodzaakt zouden wezen tegen het geheele amendement te stemmen. Ik ben er tegen om de oude bestuurskamer boven de woning van den concierge tot expositiezaaltje in te richten. Ik vind het al jammer, dat de kamer, waarin de herinne ringen aan Bakker Korff zich bevinden, ook bij het museum getrokken is. Dit is een mismaking der bovenzaal van de oude Lakenhal. In plaats van nu die fout want dat was het goed te maken, wil de Commissie nu weder een ver trek bij de Lakenhal voegen, dat er allerminst geschikt voor is. Deze vermeerdering van ruimte lijkt mij ook niet noodig, wij krijgen toch al een massa ruimte er bij. Die twee kamertjes van een belendende woning behooren absoluut niet bij het karakter van de Lakenhal. Ik moet mijne verbazing erover uitspreken, dat dergelijk voorstel ons bereikt heeft. Het zou veel rationeeler geweest zijn als de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 4