124
MAANDAG 11
APRIL 1921.
zeer groote hoeveelheden loopt. Als die 2 pCt. die onder deze
categorie vallen, allen hun gasverbruik met V* vermeerderen,
dan'fkrijgt men een vermeerdering van pCt.nu moet men
uitrekenen welke enorme gevolgen dat heeft op den productie
prijs van het gas. Dat teekent de waardeloosheid der cijfers
van de Directie.
En dan, wie zijn die groote verbruikers boven de 100 Ms.
Daaronder zullen natuurlijk in de eerste plaats vallen labo
ratoria en dergelijke. Ik noem opzettelijk de universiteits
laboratoria, waar nog al eens gas gebruikt wordt voor schei
kundige proeven enz. Maar het Rijk behandelt ons niet zoo
dat wij bijzondere égards behoeven te hebben voor de rijkskas.
Daarvoor gevoel ik dus niets.
Wat de industrieelen betreft, gelooft men werkelijk dat er
één industrieel is die meer gas zal gebruiken dan hij voor
zijn bedrijf strikt noodig heeft? Ik geloof niet, dat er veel
zullen zijn.
Goudsmeden gebruiken misschien veel gas, maar dat zullen
zij toch alleen doen naar gelang van de productie. Die zeggen
niet: ik ga meer produceeren, omdat het gas goedkooper is;
dat doen zij alleen als er vraag in het bedrijf is.
Het eenige is, dat industrieelen, die eerst een andere ver
warmingskracht gebruiken, gas gaan gebruiken, maar dit
wordt door een prijsverlaging van 2 cent per Ms. niet bereikt.
Welke toeneming kan men wel bereiken door een lageren
prijs te stellen? Vooreerst door dat de menschen gaskachels
in plaats van kolenkachels gaan gebruiken en verder doordat
het huishoudelijk verbruik van gas ruimer wordt. Dat de
industrie meer gas zou gaan gebruiken ontken ik, en ook in
gestichten en dergelijke zal men de grootste zuinigheid blijven
betrachten.
Ik geloof dus, dat wat men hier nastreeft is een politiek
van niets, afgezien nog van het ondemocratisch karakter ervan.
In dit verband wil ik een opmerking maken over den prijs
in het algemeen. Ik zal een berekening geven waarvan ik
weet dat men er om zal lachen maar die toch te denken
geeft, al is het natuurlijk, zoo eenvoudig als ik de zaak stel,
niet juist.
De kolenprijzen zijn nagenoeg 50.per ton gedaald en
die daling brengt ons een vermindering van den gasprijs van
ten hoogste 3 cent per M3. Het vast aansluitingsrecht, dat
nu afgeschaft wordt, bedraagt f 1.men taxeert te hoog
als men denkt dat dit per aansluiting gemiddeld 3 cent per M8.
is; men zou dan een gemiddeld verbruik van 33 M3. veronder
stellen en men mag zeker zeggen, dat het gemiddeld verbruik
iets hooger zal zijn. Drie cent vermindering is dus de grootste
vermindering, welke men mag aannemen.
Gesteld nu, dat de kolen heelemaal niets meer kostten. Dat
is toch de grootste vermindering, welke men hebben kan.
Dan gaat er dus nog f 20.— per ton kolen van den kostprijs
af en men zou dus naar evenredigheid nog een vermindering
van den gasprijs met iets meer dan 1 cent er bij kunnen krijgen.
Dus zelfs als de kolen niets meer kosten, zou de kostprijs van
ons gas 15 cent per M3. blijven. Hoe zit dat? Alleen aan
arbeidsloonen en dergelijke uitgaven zou die prijs te danken zijn?
Dat kan men niet aannemen er is een tijd geweest, dat
de kolen niet zooveel onder de f 10.per ton kostten, en
toen hebben wij zelfs een tijd gehad, dat wij 4i cent per M3.
betaalden want, al zijn nu de loonen sinds die dagen iets
meer dan verdubbeld, veel meer dan verdubbeld zijn zij on
getwijfeld niet. Ik weet wel, dat dit een eenigszins simplistische
voorstelling van den gang van zaken is, maar het is een
sprekend iets om te doen zien, dat er geen evenredigheid is
tusschen de kolenprijzen en den prijs van het gas en dat er-
iets niet in orde is.
Verder wensch ik te doen opmerken, dat ik werkelijk meen
dat wij op dit oogenblik in ieder geval bij de vaststelling van
den gasprijs met de daling van de kolenprijzen, welke sedert
het verschijnen van het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders is ingetreden, moeten rekening houden. Toen in
de vorige vergadering de behandeling van dit voorstel niet door
ging, dacht ik: dat heeft dit voordeel, dat wij bij de werkelijke
behandeling een verdere daling van de kolenprijzen zullen
hebben en er dus kans bestaat, dat wij een iets verdere
prijsverlaging daardoor krijgen. Er wordt wel gewezen op
de staking in Engeland, maar ik geloof, dat die staking geen
grooten invloed op de kolenprijzen zal hebben, omdat, bij de
bestaande overproductie, de stilstand van de Engelsche mijnen
weinig beteekent en ook omdat, gelijk is opgemerkt, ik zie
dat aan den eenen kant met leedwezen het schijnt, dat
men in Engeland tot overeenstemming zal komen. Ik ge
loof dan ook, dat er alle reden is om den gasprijs te durven
stellen op 15 cent, omdat wij daarmede geen slag in de lucht
zullen doen.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik meen mij te moeten verzetten
tegen het voorstel van den heer van Eek en ook dat van
den heer Eikerbout kan mij in het geheel niet bekoren. Deze
laatste heeft voorgesteld de verbruikers boven de 50 M8. per
maand 2 cent minder te laten betalen en daarmede meent hij
den grooten gezinnen tegemoet te komen, maar hij zal mij
toegeven, dat hij daardoor tal van andere personen helpt, die
geen groote gezinnen hebben, terwijl er bovendien tegenover
staat, dat hij het gas duurder laat betalen door menschen,
die het ook moeilijk missen kunnen, want er zijn meer be
trekkelijk groote gezinnen en ook betrekkelijk kleine gezinnen,
die moeilijk die 17 cent per M8. kunnen betalen dan er
menschen zijn, die van de prijsverlaging, uit zijn voorstel
voortvloeiende, zullen profiteeren. Als ik moet kiezen tusschen
twee kwaden, ga ik eerder mee met het voorstel van den
heer van Eek dan met dat van den heer Eikerbout, maar,
zooals ik vanmiddag heb gezegd, ik meen, dat de kostprijs
van de artikelen, welke de gemeente levert, door de afnemers
moet worden betaald. Daarom houd ik mij aan het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, ofschoon ik hoop, dat het
voorstel van de heeren Huurman en Mulder zal worden aan
genomen en daarvan het gevolg zal wezen, dat een ware
bezuinigingswoede over de Gasfabriek en over de administratie
van die fabriek zal komen. Tevens zou ik gaarne zien, waar
de Gasfabriek en de Electrische Centrale onder één beheer
zijn en er gezegd wordt, dat de centrale zoo goedkoop en
voordeelig werkt, dat ook uitgezocht werd of feitelijk de ver
deeling van de kosten der ambtenaren over de gasfabriek en
de centrale werkelijk in evenredigheid is met het werk, dat
die ambtenaren voor elk dier inrichtingen verrichten. Ik kan
mij namelijk voorstellen, dat als er te veel ambtenaren ten
laste van de gasfabriek worden gebracht, dit op die fabriek
drukten de electriciteit daardoor goedkooper wordt geprodu
ceerd, hetgeen geen zuivere toestand zou zyn.
Ik weet het niet. Ik maak die opmerking, omdat ik er iets
van gehoord heb. Hedenmiddag is er meer geopponeerd,
waarover de Wethouder ook de schouders optrok en waarin
mogelijk ook geen waarheid gelegen is daar blijf ik buiten
maar wij zullen met belangstelling het rapport van de Com
missie tegemoet zien.
De heer Heemskerk. M. d. V. In de eerste plaats wil ik
met een enkel woord mijn standpunt uiteenzetten naar aan
leiding van wat de heer van Eek gezegd heeft over de bereid
willigheid, destijds door mij getoond, om mede te gaan met
een beginselverklaring in zake de progressieve gasprijsregeling.
Toen deze zaak het laatst aan de orde was, in October
1920, stonden wij voor de moeilijkheid: kunnen wij op den
zelfden voet blijven doorgaan met verhooging van den gas
prijs en zal dat op den duur niet gaan boven de kracht van
de groote massa van inwoners van Leiden? Het spreekt van
zelf, dat toen elk middel moest aangegrepen worden om te
trachten een oplossing te vinden, welke zou geven een goede
regeling voor de gasfabriek doch tevens in overeenstemming
zou zijn met de draagkracht van de Leidsche ingezetenen.
Uit dat oogpunt was ik vanzelf er voor om een onderzoek in
te stellen naar de vraag, of al dan niet een progressieve gas
prijsregeling mogelijk zou zijn. Wij verkeerden toen letterlijk
in een noodtoestand, maar dien toestand hebben wij thans
gelukkig niet meer. Wij doen thans een schrede, zij het de
eerste schrede, in de richting van dalende gasprijzen en dat
is voor mij een reden waarom ik op het oogenblik niet zal
medegaan met het voorstel van den heer van Eek om nog
maals Burgemeester en Wethouders te verzoeken een pro
gressieve gasprijsregeling te ontwerpen. Die maatregel zou
noodzakelijk zijn als wij stonden voor stijging van den gas
prijs, maar nu de gasprijs zich in dalende richting beweegt,
acht ik dat niet noodig en lijkt mij een uniforme regeling
van den gasprijs voldoende.
Wat betreft de verandering in punt b van »Maart" in
»April", het spreekt vanzelf dat door den loop van omstan
digheden eerst met ingang van de meteropneming in April
het vast recht nihil zal bedragen, maar ontkend kan niet
worden dat dit een financieel voordeel voor de fabriek be
teekent: zij krijgt nu nog over de maand Maart het aan
sluitingsrecht binnen. Ook wordt nu niet, als de Raad aan
punt c zijn goedkeuring hecht, over Maart rabat toegestaan:
dus dit brengt ook eenige financieele verbetering voor de
fabriek. Ik wil vragen, of dit nu geen aanleiding kan zijn
om ook iets gunstiger te denken over een verlaging van den
gasprijs?
Het spreekt vanzelf, dat het ook zeer moeilijk is zijn houding
te bepalen ten aanzien van de voorstellen van den heer
Eikerbout en van den heer van Eek. In het voorstel van den
heer Eikerbout zie ik dit goede, dat daardoor bevoordeeld
worden de grootere gezinnen, die noodwendig meer gas ge
bruiken dan de kleinere. Wanneer dan ook het voorstel van
den heer van Eek betreffende de gasprijsverlaging, ten aan
zien waarvan ik mij mijn stem voorbehoud totdat de Wet
houder geantwoord zal hebben, mocht verworpen worden,
dan zou ik den Raad in overweging geven om in elk geval
aan de groote gezinnen tegemoet te komen en het voorstel
van den heer Eikerbout te accepteeren.