MAANDAG 11
APRIL 1921.
117
bovendien van dien aard, dat nu ook geen verlies geleden
mag worden. Toen wij de begrooting voor dit jaar vaststelden,
hebben wij met een aanmerkelijk verlies rekening moeten
houden. Op de begrooting voor de gasfabriek is voor dit jaar
nog een verlies geraamd van 89.400.
Bij de talrijke overwegingen in zake de vraag, op welk bedrag
degasprijs nu gesteld zou moeten worden, is echter absoluut
als regel vooropgesteld èn in de Commissie èn bij Burge
meester en Wethouders, dat de vaststelling van den prijs
thans zoodanig zou moeten zijn dat wij dat verlies kunnen
schrappen. Nu de kolenprijzen verlaagd zijn en wij niet meer
zijn in een noodtoestand als waarin wij verkeerden bij het
opmaken der begrooting, moet vastgehouden worden aan het
eenig gezond beginsel, hetwelk bij gemeentebedrijven moet
gelden, dat de tarieven zoodanig zijn dat verlies is buiten
gesloten.
Dit vooropgesteld zijnde kon op het oogenblik tot geen verder
gaande voorstellen gekomen worden dan dit.
Het kan waar zijn, dat er gemeenten zijn waar men verder
gegaan is. De heer Knuttel heeft er 3 genoemd. Ik zou er
nog eenrge aan kunnen toevoegen: Goes en Middelburg. De
vraag is echter, of men daar voert een goede gaspolitiek, of
men daar met die gasprijsverlaging niet gedaan heeft een
sprong in het duister om te zien of men niet op die manier
zou kunnen krijgen een dergelijke toeneming van het debiet
dat de zaak weder eenigszins terechtkomt. Ik weet niet, hoe
men in andere gemeenten daarover gedacht heeft, maar psy
chologisch is het zeer wel verklaarbaar, dat er een dergelijke
reden achter zit, dat men, op hetzelfde standpunt staande als
wij in October, en gevoelende dat men er met die telkens
voortgaande verhooging niet kwam, ineens een flink stuk van
den prijs heeft afgenomen om te probeeren of men daarmede
niet op een gezonde basis zou komen.
Het feit, dat men dit in andere gemeenten aandurft, behoeft
ons hier, als wij een voorzichtige politiek willen voeren, er
nog niet toe te leiden dienzelfden weg in te slaan. Er is te
meer reden om voorzichtig te zijn, omdat in de groote ge
meenten wel is waar verder gaande verlagingen zijn toegepast
dan hier, doch niet tot een lager bedrag dan in Leiden. Als
men in de couranten van die verlagingen der gasprijzen leest,
dan moet men niet vergeten dat wij onder de groote gemeenten
vrijwel op het laagste punt stonden. In alle groote gemeenten
waren de gasprijzen hooger. Zoodoende kunnen er gemeenten
zijn, die nu den gasprijs met 3 of 4 cent verlagen en dan
komen op een gelijk bedrag als Leiden vraagt of zelfs een
nog hooger bedrag. De gasprijs in den Haag is thans 16 cent,
maar elders is hij overal gelijk aan Leiden of hoogerArnhem
17 cent, Rotterdam 17,5 cent, Utrecht 18 cent, enz. Te Utrecht
is de prijs 22 cent geweest; de verlaging heeft 4 cent bedragen,
maar daar is de gasprijs toch nog 18 cent.
Het feit dus, dat men elders den gasprijs met 3 of 4 centen
verlaagd heeft, waarmede men echter den gasprijs daar nog
niet eens heeft kunnen brengen op hetzelfde lage peil als hier,
mag ons er niet toe leiden eenzelfde verlaging te gaan toepassen.
Men wil in die gemeenten op het oogenblik eenvoudig de
politiek gaan toepassen, welke wij meenden reeds in October
te moeten toepassen, d.w.z. een zoodanigen prijs nemen dat
men verwachten kan dat die het verbruik zal prikkelen om
aldus den kostprijs te halen.
In dit verband heeft de heer van Eek betoogd dat, wanneer
men maar den prijs voor de vele kleine verbruikers gaat
verlagen, men aldus dat verbruik zooveel grooter zal doen
worden dat hetzelfde bereikt wordt als de Commissie bereiken
wil met haar rabatvoorstel.
Ik wijs er op, dat die twee voorstellen iets geheel anders
beoogen. Het rabatvoorstel beoogt niets anders dan aan grootere
vei bruikers boven zeker verbruik in dit geval 100 M1.
het gas tegen iets lageren prijs 2 cent per M*. minder
te leveren. De eerste 100 M*. worden dus berekend tegen den
prijs dien ieder ander verbruiker betaalt. Dit is dus iets anders
dan wanneer men de kleine verbruikers al van den eersten
M*. af minder laat betalen. Dat zou voor de fabriek komen
te staan op een verlies, dat onmiddellijk zou leiden tot een
niet meer sluitende rekening.
De heer van Eek heeft zijn voorstel bescheiden genoemd.
Ik doe opmerken, dat zijn voorstel een verschil van ƒ200000.
beteekent met dat van Burgemeester en Wethouders. Elke
cent toch, dien de gasprijs te laag is, kost toch aan de fabriek
100000.—.
De kolenprijzen zijn inderdaad, sinds het voorstel in de Com
missie behandeld is, nog iets gedaald. Destijds was die prijs
tegen de ƒ30.aan, terwijl men thans ƒ7.a 8 minder
betaalt.
De heer Knuttel voegt mij toe, dat een vermindering met
ruim 25% toch vrij aanmerkelijk is. Het heeft, in de Com
missie dan ook een punt van overweging uitgemaakt of niet
verder kon gegaan worden dan oorspronkelijk was voorgesteld
en die vraag is van alle kanten bekeken. Wij meenden een
definitieve beslissing in dezen zoo laat mogelijk vóór deze
Raadsvergadering te moeten nemen. Er is j. 1. Vrijdag door
mij en door den heer de Lange, die op dat oogenblik als
gedelegeerde optrad, met den Directeur breedvoerig van ge
dachten gewisseld, maar juist het feit, dat de toestand van
de kolenmarkt als gevolg van de staking in Engeland een
zeer precair karakter heeft gekregen, heeft ons er toe geleid
op dit oogenblik niet met een verder strekkend voorstel te
komen. Wij weten niet of de kolenprijs van ƒ20.— niet in
hoofdzaak een kunstmatig karakter draagt. De Amerikaansche
kolen zullen nu den prijs aangeven en daarop zijn de vracht
prijzen van grooten invloed; stijgen deze, dan komen wij
direct weer voor een veel hoogeren kolenprijs te staan.
Mijnheer de Voorzitter. Ik hoor daar zeggen, dat men op
dien prijs van ƒ20.een loonsverlaging van 30% wil baseeren
en dat men dien prijs stabiel acht, maar wie zegt dat en
wanneer is dat gezegd Toen men veertien dagen geleden
daarover sprak, kan ik mij begrijpen, dat men een kolenprijs
van 20.eenigszins als stabiel beschouwde, ofschoon de
geschiedenis van de laatste jaren toch wel leert, dat men
dergelijke dingen niet te gauw als zeker moet aannemen,
maar de staking in Engeland maant tot voorzichtigheid, want
men weet niet wat daaruit voortkomt en men weet niet of
de prijzen niet weder zullen stijgen.
Burgemeester en Wethouders hebben dus in overeenstemming
met de Commissie besloten niet verder te gaan met hun
voorstel, maar, leidt de staking in Engeland niet tot hetgeen
wij op dit oogenblik vreezen, dan zijn wij bereid zeer spoedig,
na een maand of na twee maanden zelfs, met voorstellen tot
verdere verlaging te komen. De Raad zal toch ook wel van
meening zijn, dat wij zooveel mogelijk een wederverhooging
van den gasprijs moeten vermijden, dat het ongewenscht zou
zijn om, als wij eenmaal in een dalende richting gaan, later
als er tegenslag mocht komen, weer tot een vernooging te
moeten overgaan. Dat maakt de verbruikers onrustig en doet
hen vreezen, dat wij weder voor dergelijke verhoogingen zul
len komen te staan als wij die in den tijd van den oorlog
hebben gekend. Daardoor zou het debiet zeer worden bedreigd
en dat moet men met de alleruiterste middelen trachten te
voorkomen.
Was dat niet het geval en stond de Raad op het stand
punt, dat het verdedigbaar was om hetgeen vandaag van
den gasprijs was afgehaald er over veertien dagen desnoods
weer op te zetten, dan zou ik wel een iets verder gaande
verlaging voor mijn rekening durven nemen, maar dat moeten
wij nu niet doen. Als wij verlagen, moeten wij menschelijker-
wijs gesproken zeker zijn, dat wij er niet meer op behoeven
te leggen wat wij er afhalen.
Alles samengenomen meenen wij niet verder te moeten
gaan dan door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld.
De heer van Eek heeft gezegd, dat de Directeur den kost
prijs lager stelt dan de prijs, welken Burgemeester en Wet
houders aan de ingezetenen in rekening willen brengen.
Waar de Directeur komt tot een kostprijs van 16£ a 17 cent
en Burgemeester en Wethouders een gasprijs van 17 cent
voorstellen, is het verschil niet zooveel. Men kan toch niet
met een gasprijsverlaging van minder dan cent komen?
De heer van Eek bevreemdt zich er over, dat Burgemeester
en Wethouders geen praeadvies willen uitbrengen over zijn
voorstel in zake een progressief tarief. De reden daarvan is,
dat de heer van Eek het gevoelen van Burgemeester en
Wethouders over dit vraagstuk gemakkelijk kan nagaan uit
de Handelingen van de laatste jaren. Ik herinner mij althans
niet, dat hier ooit een voorstel betreffende de gasprijsregeling
is behandeld of de kwestie der progressie is tegelijk daarmede
besproken. Ik meen, dat er indertijd door den heer de la Rie ook
zelfs wel eens een concreet voorstel in die richting is gedaan.
Toen hebben Burgemeester en Wethouders over het beginsel
reeds voldoende hunne meening te kennen gegeven. Waarom
zouden zij het nu uitsluitend over het beginsel nog eens doen?
Bovendien, wat de heer van Eek vraagt van Burgemeester
en Wethouders zou niets anders zijn dan een uitspraak over
het beginsel, maar het zou de zaak zelf geen stap verder
brengen. En het zou al een heel eigenaardige opdracht aan
Burgemeester en Wethouders zijn dat zij zouden ontwerpen
een progressief tarief waartegen zij zelf vierkant gekant zijn.
Ik wil niet zeggen, dat zoo iets in andere omstandigheden
niet mogelijk zou zijn. Ik kan mij indenken, dat de Raad in
principe tot iets besluit en dan aan Burgemeester en Wet
houders verzoekt het in een voorstel te belichamen en dat
daaraan dan ook gevolg gegeven wordt. Zoo heeft indertijd
de Commissie voor de Strafverordeningen, die zelf tegen de
vervroegde winkelsluiting was, toen zij daartoe van den Raad
de opdracht gekregen had, een ontwerp-verordening op dat
stuk gemaakt. Maar zoo iets is alleen mogelijk als het betreft
een bepaald omschreven zaak. Dat is het hier niet. Een pro
gressief tarief kan men maken op ik weet niet hoeveel ver
schillende manieren. Hoe kunnen nu Burgemeester en Wet
houders, die elk progressief tarief verkeerd en uit den booze
achten, voldoen aan een opdracht om een progressief tarief te