80
MAANDAG 21
MAART 1921.
W ij behoeven het debat, dat bij de behandeling van de
begrooting heelt plaats gehad, niet te herhalen, maar toch
wil ik er op wijzen, dat, al valt niet te ontkennen, dat de
Huutcommissie tamelijk goed werk doet, zij niet kan voor
komen, dat nu en dan enkele menschen op straat worden
gezet, omdat zij door den sterken arm verplicht worden hun
woning te verlaten. Voor zulke stumperds is in de meeste
gevallen geen woning te vinden, ook al zijn zij lid van een
bouwvereeniging, want, al is een arbeider lid van een bouw-
vereeniging, dan wil dat nog niet zeggen, dat die vereeniging
een woning voor hem heelt. Ér komt bij, dat de Huurcommissie
heel weinig kan doen voor menschen, die onderhuren. Ik
meen, dat de tluurcommissie daartegenover tamelijk hopeloos
staat. Als iemand een huis gehuurd heeft en een deel daar
van aan iemand anders heeft verhuurd, b.v. omdat hij aldus
zijn huur wil verlichten, en hij verlaat die woning, dan zit
daaraan vast, dat de onderhuurder ook moet vertrekken en
die stumper wordt dan het slachtoffer van een maatregel
waarvan alleen sprake is nu er zoo groot gebrek aan woningen is.
Om daarin te voorzien meen ik dat het goed zal zijn als
de gemeente hetzij door aankoop hetzij door huur tracht te
verkrijgen eenige groote huizen, welke voor dergelijk soort
menschen ingericht kunnen worden.
De heer Sijtsma. En er dan zeker kazernes van maken.
De heer Dubbeldeman. Ik wil er geen kazernes van maken,
gelijk de heer Sijtsma schijnt te meenen. Dat is mijne bedoeling
niet, én ik hoop niet dat, als Burgemeester en Wethouders
goedgunstig voor mijn voorstel mochten staan, zij er een
kazerne van zullen maken. Men zou zoo'n woning toch kunnen
beschouwen als een doorgangshuis, waar de menschen, die
uit hun woning verdreven worden, tijdelijk-onderdak vinden
totdat een woning van een bouwvereeniging of van een
particulier voor hen beschikbaar is.
Op het oogenblik is het zoo, dat, als zoo'n stakker niet
weet waarheen hij moet gaan, hij probeert bij schoonouders,
of bij een broeder of zuster onder dak te komen, zoodat hij
van de straat is, tenzij hij er de voorkeur aan geeft in de
werkinrichting terecht te komen en ergens zijn meubeltjes
laat opbergen.
De heer van Hamel. Dan is hij toch ook onder dak.
De heer Dubbeldeman. Van de zijde van den Vrijheidsbond
wordt daar de opmerking gemaakt, dat als iemand bij zijn
familie terecht kan, hü toch onder dak is. Dat is alles tot uw
dienst, mijnheer van Hamel, maar dat is toch niet iets wat
wij op prijs moeten stellen. Men moet niet vergeten dat het
huis, waarin zij dan een onderdak vinden, toch al klein genoeg
is, maar men neemt die menschen in zijn huis, omdat men
zijn kinderen niet op straat wil laten.
Ik acht het de taak van de gemeente, dat zij in dergelijke
gevallen zorgt eenige ruimte beschikbaar te hebben.
Nu zien wij in den laatsten tijd, dat groote heerenhuizen
ledig komen te staan. Met welk doel wil ik op dit oogenblik
niet besprekenmaar ik zou wenschen dat de gemeente
trachtte eenige van die huizen te huren ot te koopen. Ik
herinner eraan, dat om den hoek van de Haarlemmerstraat,
aan den Kouden Hoek, maandenlang een huis ledig gestaan
heeft, dat uitstekend geschikt geweest was voor dergelijk
doeleinde. Er komen er meer. Mij is bekend, dat dergelijke
woning spoedig ledig komt te staan op de floogewoerd, een
zeer groot huis. Als de gemeente zich de beschikking over
dergelijke woningen kon verzekeren, dan zou zij veel kunnen
doen om den allerergsten woningnood te verzachten.
De heer van der Pot. Toen wij het voorstel van den heer
Dubbeldeman bespraken, waren wij van meening dat wij de
toelichting moesten afwachten om te kunnen beoordeelen, of
wij zouden voorstellen het te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders om praeadvies dan wel het direct te
behandelen.
Ik zou willen zeggen, na de toelichting gehoord te hebben,
dat er voor het uitbrengen van praeadvies geen reden bestaat.
Ik kan direct wel zeggen, wat ik anders schriftelijk in het
midden zou kunnen brengen.
Ik meen, dat wij gerust kunnen zeggen, dat het denkbeeld
van den heer Dubbeldeman, om voor dit doel huizen te huren
absoluut bestemd is om geen enkel resultaat te hebben.
Ik zie niet in, welke eigenaar van heerenhuizen genegen
zou zijn die te verhuren aan de gemeente met het doel dat
daarin daklooze gezinnen opgenomen worden. Men kan op zijn
vingers natellen, dat zij dat niet zullen doen.
De heer Dubbeldeman zegt nukoop ze danmaar daar
tegen is uit financieel oogpunt weer veel te zeggen. Wij
kunnen geen groote heerenhuizen gaan koopen, die tegen
woordig exorbitante prijzen doen, ten einde ze tijdelijk op
deze wijze beschikbaar te stellen.
Als de heer Dubbeldeman dien weg echter op wil, dan is
op een andere manier, zonder dat het de gemeente geld
behoeft te kosten, hetzelfde te bereiken.
In de bladen heeft men kunnen lezen, dat met 1 April in
werking treedt de Huuraanzeggingswet. Deze geeft de be
voegdheid aan de Huurcommissies om, wanneer haar blijkt,
dat niet op ernstige wijze voorzien wordt in de bewoning
van een woning dat zijn de gevallen waarop de heer
Dubbeldeman doelt zelf die woning te gaan verhuren.
Dan wordt hetzelfde bereikt als de heer Dubbeldeman wil en
kost het geen geld aan de gemeente. Wat de heer Dubbel
deman voorstelt zou schatten gelds aan de gemeente kosten
als het werkelijk succes zou hebben, maar als men zich op
het standpunt stelt, dat geen succes ervan te verwachten is,
dan is er te meer aanleiding, om niet aan zoodanigen maat
regel mede te werken.
De heer Dubbelde<nan wijst op de onderhuurders. Mij zijn
enkele gevallen bekend geworden, dat onderhuurders gedu
peerd geworden zijn, maar ik ben nog altijd niet overtuigd,
dat de fluurcommissie haar bescherming niet over die onder
huurders kan uitstrekken. Ik heb onlangs een beslissing ge
lezen het is mij helaas ontschoten waar, maar het was,
meen ik, in het «Weekblad van het Recht" of in het «Week
blad voor de Burgerlijke Administratie" waarin de be
schermende hand over de onderhuurders werd uitgestrekt.
Het was een beslissing van een kantonrechter en er stond
de aanteekening bij, dat men aan die beslissing kon zien,
dat de Huurcommissiewet zich het lot der onderhuurders
ook wel degelijk aantrekt. Die beslissing versterkte mij in de
opvatting, dat er aan de hand van de Huurcommissiewet wel
iets voor de onderhuurders is te doen. Ook uit dat oogpunt
acht ik het niet gewenscht den duren weg op te gaan, dien
de heer Dubbeldeman aangeeft. Ik geef den Raad in over
weging het voorstel van den heer Dubbeldeman te verwerpen,
omdat wij met het uitbrengen van een praeadvies door Burge
meester en Wethouders in dit geval niets zouden op
schieten.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik had het antwoord, dat
de heer van der Pot heeft gegeven, wel haast verwacht.
De heer van Stralen. Waarom
De heer Dubbeldeman. De heer van Stralen vraagt mij boe
dat komt. Wij weten wel welke eieren onze kippetjes leggen
Hetgeen ik van den heer van der Pot heb gehoord alles
was er tegen en niets er vóór kwam hierop neer, dat er
voor die stumperds niets wordt gedaan en voor hen niets
anders overblijft dan de Stedelijke Werkinrichting. De heer
van der Pot, daarvan ben ik overtuigd, doet persoonlijk al
het mogelijke om zulke stumperds onder dak te brengen,
maar de kwestie is, dat hij, als hij geen ruimte meer heeft,
met zijn goede hart niets meer kan doen. Daarom heb ik
gezegdwij moeten den heer van der Pot de behulpzame hand
bieden en hem de gelegenheid geven uit te kijken naar ge
bouwen waar die menschen kunnen worden ondergebracht.
Maar waar de Wethouder begint met te zeggen, dat het niet
kan omdat het zooveel geld kost en de eigenaren hun huizen
niet willen verhuren aan de gemeente met de wetenschap,
dat er enkele gezinnen in zullen worden ondergebracht, en
hij mijn voorstel ten slotte ook nog afwijst met de mede-
deeling, dat met 1 April de huuraanzeggingswet in werking
treedt en er dan gelegenheid zal zijn eigenaren, die hun
huizen niet willen verhuren, op de vingers te tikken, wil ik
doen opmerken, dat, als zulke eigenaars een huis vrij zouden
krijgen en niet genegen zouden zijn het aan de gemeente te
verhuren, zij wel een methode zullen vinden de nieuwe Huur
commissiewet van nul en geener waarde te maken. Ik weet
wel zulk een methode: de eigenaar zet er een concierge in
en dan is zulk een huis bewoond.
De heer van der Pot. Volgens de wet moet op ernstige
wijze in de bewoning worden voorzien.
De heer Dubbeldeman. De heer van der Pot voegt mij toe,
dat het huis dan niet op ernstige wijze is bewoond, maar
de practijk zal wel uitwijzen, dat het zoo gaat. Het doet er
niets toe, als er maar iemand in woont. Als er een concierge
met zijn vrouw en een of twee kinderen in woont, is zulk
een huis bewoond. Men weet toch, dat groote huizen vaak
door twee personen met een dienstbode worden bewoond, en
de nieuwe Huurcommissiewet zal wel niet slaan op huizen,
die reeds bewoond zijn.
De heer Sijtsma. Dat is dan de eigenaar, die in dat huis
woont.
De heer Dubbeldeman. Het is mogelijk, dat mijnheer en
mevrouw er uittrekken en alleen de dienstbode er in blijft.