MAANDAG 21
MAART 1921.
79
zeggen, dat het er toch in elk geval in de volgende maand
zal zijn.
Wij hopen dus, dat de zaak vóór 4 Mei a.s. in orde kan
komen en dan kan tegelijkertijd dit punt een definitieve
beslissing krijgen.
De heer van Stralen. M. d. V. De laatste mededeeling van
den Wethouder zal, al is zij volgens mij niet geheel afdoende,
mij er toch toe brengen niet een motie voor te stellen.
De opmerkingen, welke de Wethouder in het begin maakte,
waren van niet geruststellenden aard en ik maakte eruit op,
dat wij voorloopig van deze zaak niets zouden hooren, en als
de laatste mededeeling er niet door den Wethouder aan
toegevoegd was, dan zou ik ervan hebben laten blijken,
dat ik er tegen ben dat, omdat het misschien noodig zal zijn
sommige posten van de begrooting terug te nemen met het
oog op een lagere opbrengst der belastingen, daardoor deze
zaak misschien gevaar zou loopen. Daar zouden wij uitdruk
kelijk tegen zijD.
Wij willen nu afwachten totdat de Wethouder met zijn
voorstel komt, in de hoop dat het spoedig zal zijn, in elk
geval vóór 1 Mei a.s.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
2°. Adhaesiebetuiging van den Kerkeraad der Gereformeerde
Kerk aan een vermeend voornemen tot wijziging der veror
dening op vergunnings- en verlofslokaliteiten.
Wordt aangenomen voor kennisgeving.
3°. Verzoek van de Leidsche Duinwater Maatschappij om
toestemming tot uitbreiding van hare prise d'eau onder
Wassenaar.
4°. Verzoek van J. W. Blaauw om den eigendom van een
gedeelte van het Raamland om daarop een woning te bouwen
met premie en hypothecair crediet.
5°. Verzoek van R. Posthumus, eervol ontslagen agent van
politie om toekenning van een suppletie-pensioen en om ver
hooging van het hem toegekende pensioen met 40
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
6°. Verzoek van de Gymnastiekvereeniging »Donar"omhet
gebruik van een gymnastieklokaal.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
ter afdoening.
7°. Verzoek van Mej. D. A. E. van Kaathoven om eervol
ontslag als leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
8°. Verzoek van Dr. G. M. Rutten om eervol ontslag als
leeraar aan het Gymnasium.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
9°. Verzoek van de Vereeniging tot bestrijding der Tuber
culose om toekenning van een subsidie.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 4922.
40°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting.
Zullen worden gesteld in handen van de Reclame-Commissie.
44°. Voorstel van den heer van Eek in zake vermindering
van den prijs van het gas en de progressieve regeling van
de gas- en electriciteitsprijzen.
Zal worden behandeld bij punt 26 der agenda.
42°. Voorstel van den heer van Eek in zake wijziging van
het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad.
Dit voorstel luidt als volgt:
Ondergeteekende stelt voor art. 35 van het reglement van
orde voor de vergaderingen van den raad aldus te wijzigen:
in het eerste lid worden de woorden y>voor of tegenver
anderd in »voor, tegen of blanco
Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd aldus lui
dende: Blanco-stemmen worden bij het bepalen der meerder
heid niet medegerekend.
D. A. van Eck.
Leider, 48 Maart 4921.
De Voorzitter. Wenscht de heer van Eck dit voorstel toe
te lichten?
De heer van Eck. M. d. V. Gaarne wil ik met een kort
woord dit voorstel toelichten. Het is niet noodig een uitvoerige
toelichting op dit oogenblik te geven, aangezien ik veronder
stel, dat de bedoeling van Burgemeester en Wethouders zal
zijn dat het voorstel in hun handen om praeadvies gesteld
wordt.
Ik meen, dat wat betreft vergaderingen van publieke lichamen
hetzelfde toegepast zal moeten worden als geschiedt in ver
gaderingen van andere lichamen, nl. dat de leden in de ge
legenheid moeten zijn om, wanneer zij daarvoor eerbiedwaardige
redenen hebben, zich van stemming te onthouden. Wanneer
in een gewone vergadering een Voorzitter een lid zou willen
verplichten om toch te stemmen, niettegenstaande deze zeide
blanco te willen stemmen, zou dat beschouwd worden, dat
die Voorzitter als rustverstoorder optrad en de vergadering
in de war stuurde. Bij een publiek lichaam schijnt men
daaromtrent een andere opvatting te hebben. Daar wil men
de leden dwingen, al kunnen zij een bepaalde reden hebben
om zich over een zaak, evenals dat bij stemming over personen
mogelijk is, van stemming te onthouden, hun stem toch uit
te brengen of de zaal te verlaten. Dit laatste vind ik geen
oplossing. Als ik als Raadslid mijn functiën ernstig uitoefen,
bestaat er voor mij geen reden om, als men van mij iets
onmogelijks vergt, weg te gaan, want dan geef ik daarmede
toe, dat ik iets onbehoorlijks doe met te weigeren aan dien
onmogelijken eisch gevolg te geven. Aangezien in eén ver
ordening of reglement alleen mag worden gezet hetgeen
redelijkerwijs kan worden gevraagd, stel ik voor het Reglement
van Orde in dien zin te wijzigen.
Het voorstel van den heer van Eck wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit voorstel in hun handen te stellen om praeadvies.
Daartoe wordt besloten.
43°. Voorstel van den heer Dubbeldeman in zake het treffen
van maatregelen ter verkrijging van een aantal woningen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Leiden 18/3 1921
Aan de Raad der Gemeente Leiden
Ondergeteekende stelt voor: dat door het gemeentebestuur
zulke maatregelen worden genomen, dat zij zich de beschik
king verzekerd over een aantal huizen die geschikt zijn of te
maken zijn, om in de aller ergste woningnood te voorzien.
M. Dubbeldeman.
De Voorzitter. Wenscht de heer Dubbeldeman zijn voorstel
nog toe te lichten?
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Zeer gaarne. Het valt niet
te ontkennen, dat het met den woningnood nog lang niet
uit is. Ik zou haast zeggen, het tegendeel. Men laat den
Minister in zijn memorie van toelichting tot de begrooting
wel zeggen
»Te Leiden zal, wanneer de plannen, waaraan wordt ge
bouwd, zijn totstandgekomen, de ernstige nood aan arbeiders
woningen zijn overwonnen. Daarentegen is de behoefte aan
ambtenaarswoningen, woningen voor den middenstand en
zelfs eerste-klasse woningen toegenomen."
Evenals in andere gemeenten, voegde de Minister er aan
toe, blijkt dus ook hier dat het aan middenstandswoningen
vaak meer nijpt dan aan arbeiderswoningen.
Ik weet niet wie den Minister dat heeft laten zeggen,
want het is toch wel een tikje onjuist.
De heer Sijtsma. De Minister zegt dat.
De heer Dubbeldeman. De heer Sijtsma voegt mij toe, dat de
Minister dat zelf zegt, maar er moet toch iemand zijn geweest,
die den Minister heeft ingelicht. Ik weet niet welke goede Leide-
naar dat is, maar deze is in elk geval naast de waarheid, want
de toestand is, vergeleken bij 1920, nog niet veel veranderd. De
hier gehouden enquête heelt uitgemaakt, dat er zeer zeker een
groote behoefte is aan arbeiderswoningen. Het kleine aantal,
dat. sindsdien door de vereenigingen is kunnen worden opge
leverd, is door de gesloten huwelijken opgebruikt, zoodat die
voorziening reeds is te niet gedaan. Ik weet niet hoe de
Minister er toe komt dat te zeggen: ik kan dat niet beoor-
deelen, maar ik heb gemeend die woorden van den Minister
even ter kennis van den Raad te moeten brengen.