100
MAANDAG 21
MAART 1921.
wijze? Burgemeester en Wethouders hebben nog moeite moeten
doen om de schadevergoeding te krijgen; deze is niet direct
gegeven. De houding van den Minister is mijns inziens zeer
afkeurenswaardig en ik had gaarne gezien, dat Burgemeester
en Wethouders daarop in beleefde termen hadden gewezen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat gij het verkeerd opneemt.
De school heeft lang genoeg bestaan om te doen zien, dat de
voordeelen, welke men had verwacht, niet verwezenlijkt zijn
geworden. Wij hebben met deze school een herhaling ge
kregen van hetgeen wij hebben ondervonden met de doorvaart
in de gemeente Leiden. Indertijd is voorgespiegeld, dat wij
van en naar Amsterdam door de gemeente Leiden een groote
doorvaart zouden krijgen en dat dit groote voordeelen zou
opleveren, maar, nadat dat eenigen tijd had geduurd, heeft
de ervaring geleerd, dat die voordeelen nihil waren, zoodat
er toen voor gestreden is om die vaart om Leiden heen te
krijgen.
De geschiedenis van die voordeelen der Indische Postschool
komt op hetzelfde neer. Dat was den Minister niet onbekend
en in dit opzicht was hij er zeker van, dat, als hij met zijn
voorstel kwam, dit door de gemeente zou worden aangegrepen,
omdat dit in het voordeel van de gemeente was.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXI. Voorstel tot nadere vaststelling van het tarief voor
het gebruik van het rijtuig voor ziekentransport.
(Zie Ing. St. No. 83.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik heb er geen bezwaar
tegen, dat van de meergegoeden een bijdrage wordt gevorderd
voor het vervoer van zieken, maar ik meen, dat de tuinder-
gegoeden zooveel mogelijk van die bijdrage moeten worden
ontlast.
Daarom wensch ik voor te stellen de in I-A genoemde
bedragen van 1500.te verhoogen tot 2000.Het gaat
niet aan iemand met een inkomen van 1500.die bij
ziekte toch al zooveel andere kosten heeft, nog te doen bij
dragen in de kosten van dat ziekenvervoer. Ik wil het doen
aanvangen bij een inkomen van 2000.
Ik heb de eer daartoe een amendement in te dienen.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan zeer kort zijn,
want over dergelijke cijfers te twisten is altijd heel moeilijk.
Burgemeester en Wethouders hebben eenvoudig overgenomen
het tarief, dat de Raad aanvaard heeft in 1919, dus nog geen
twee jaren geleden. Dat is toen geschied na ampele discussie
en nadat door een amendement-Heemskerk de inkomensgrenzen,
welke Burgemeester en Wethouders hadden voorgesteld, nog
eenigszins waren veranderd. Wij hebben geene redenen gezien
om nu, zoo kort daarna, daarin weder wijziging te brengen.
Nu nog komt het mij voor, dat met de grenzen, gelijk zij
toen aangenomen zijn, volstaan kan worden. Vooral waar in
de eerste klasse absoluut niets gevraagd wordt, daar lijkt het
mij toe dat iemand met een inkomen van ongeveer ƒ30.
per week wel iets kan bijdragen. Boven dat inkomen moet
men ƒ2.bijdragen. Ik acht dat niet onredelijk.
In 'elk geval, wij vonden geen reden om af te wijken van
het besluit, dat de Raad destijds genomen had. Maar, zooals
gezegd, het is zeer moeilijk te twisten over de vraag of het
juist 1500.dan wel ƒ2000.moet zijn. Het is het beste
dat de Raad erover stemt.
De Voorzitter. Het college meent, dat wij in elk geval
niet boven de ƒ1500.behoeven te gaan, omdat iemand met
dergelijk inkomen die geringe kosten best kan betalen.
De heer Heemskerk. Het is zooals de Wethouder gezegd
heeft. Het is zeer moeilijk te beoordeelen, of dit cijfer het
juiste cijfer is. Ik wil nu even mijn standpunt verdedigen
ten aanzien van deze zaak.
Ik heb in 1919 het reeds door den Wethouder genoemd
amendement ingediend en dat is toen door den Raad aan
genomen.
Nu wil ik volkomen aanvaarden de argumentatie van den
heer Groeneveld, dat het voor iemand, die een inkomen van
30.per week heeft, niet erg gemakkelijk is om hiervoor
te betalen, als hij door ziekte getroffen wordt, maar in 1919
hebben wij een grens aangenomen van ƒ1500.en nu weet
ik niet op grond van welke omstandigheden de toen aange
nomen grens thans weder verhoogd zou moeten worden. De
levensstandaard van nu is vrijwel gelijk aan dien van 1919.
Het is nog van zoo korten datum. Als deze bedragen vast
gesteld waren bijvoorbeeld in 1910 of in 1915, dan zou er
alles voor te zeggen zijn daarin verandering te brengen, maar
nu zij pas in 1919 vastgesteld zijn, nog geen twee jaren
geleden, lijkt het mij toe, dat wij er thans niet van behoeven
af te wijken.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik meen, dat iemand met
een inkomen van ƒ29.per week tot de noodlijdenden moet
worden gerekend, en ik geloof, dat niemand in den Raad mij
dat zal betwisten.
De Voorzitter. Ja zeker, allemaal.
De heer Groeneveld. Dan moeten de Raadsleden, die mij
dat betwisten, maar eens probeeren om in dezen tijd met een
gezin van 29.per week rond te komen en, als zij dat
eenigen tijd hebben gedaan, nogmaals hun meening zeggen.
De beer Heemskerk, die in 1919 heeft voorgesteld de grens
te brengen op ƒ1590.zegt thans geen aanleiding te zien
daarin weer verandering te brengen, maar het is toch bekend,
dat de Raadsleden met hun voorstellen in den Raad plegen
zoover te gaan als zij meenen te kunnen doen, willen zij succes
hebben, en nu is het zeer goed mogelijk, dat, als de Raad
op het oogenblik, dat de heer Heemskerk zijn voorstel deed,
dezelfde samenstelling had gehad als hij thans heeft, de heer
Heemskerk zou hebben voorgesteld de grens nog wat hooger
te stellen. De toestand is nu zoo, dat de Raad, wat zijn samen
stelling betreft, een andere is geworden, zoodat nu misschien
iets meer is te bereiken dan toen. Daarom heb ik mijn voorstel
ingediend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt in stemming
gebracht en met 19 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, F. Eikerbout, Schone-
veld, Bots, van der Lip, van der Pot, Wilbrink, üostdam,
Meijnen, van Hamel, Splinter, Huurman, Stijnman, Eerdmans,
Heemskerk, Rotteveel, de Lange, Mulder en de Voorzitter.
Vóór stemmen: Mevr. BaartBraggaar, de heeren Kuiven-
hoven, van Stralen, Sijtsma, Groeneveld, Wilmer, A. Eiker
bout, Mevr. DubbeldemanTrago, de heeren Knuttel, Bisschop,
Dubbeldeman en van Eek.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
XXII. Voorstel in zake de verhooging van het bij Raads
besluit van 18 October 1920 aan de Woningbouwvereeniging
«Eensgezindheid" in uitzicht gestelde voorschot ten behoeve
van de uitvoering van haar bouwplan op het terrein benoor
den den Lagen Rijndijk.
(Zie Ing. St. No. 93.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb met belangstelling
riaar dit stuk No. 93 uitgezien en toen ik het Zaterdagavond
ontving, was mijn eerste gedachte: door wiens bemiddeling is
deze bouwvereeniging het slachtoffer geworden van hetgeen
haar nu overkomt. Ik moet er mijn afschuw over uitspreken,
dat het door alle mogelijke omstandigheden nu al zoover is
gekomen, dat voor een simpele arbeiderswoning door een
arbeider ƒ6.per week aan huur moet worden opgebracht.
De heer van Hamel. Dank zij de hooge loonen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. De Vrijheidsbond zegt daar,
dat dit te danken is aan de hooge loonen. Indien de Vrijheidsbond
de moeite wil nemen naar de Openbare Leeszaal te gaan en
daar »Het Volk" van heden inziet, kan hij lezen, dat de
statistiek heeft uitgemaakt, dat het met die hooge loonen wel
los zal loopen en van die bewering niet veel overblijft.
Het is een schande, dat een arbeiderswoning van betrekkelijk
kleinen omvang ƒ6.per week huur moet doen. Ik weet
wel, dat het in dit geval niet de schuld van Burgemeester en
Wethouders, maar in de eerste plaats die van de Regeering
is, doch wij zijn toch hier maar verplicht het te sanctioneeren.
En dit op zich zelf is reeds afschuwelijk.
Wij worden verplicht hiervoor te stemmen en dat gaat niet
zoo gemakkelijk. Want doen wij het nu, dan zullen wij het
in het vervolg moeten blijven doen.
Ik begrijp natuurlijk, wat daarvan het gevolg zal zijn.
Daarom zou ik willen weten, wiens schuld het nu weder is
dat die begrooting zoo laag geraamd iswant was de begrooting