62 MAANDAG 28 FEBRUARI 1921. Wethouders gezegd: wij zullen het wel even veranderenAls nu blijkt, dat het in stemming brengen van mijn motie geen zin meer heeft, omdat ik de inlichtingen heb gekregen, die ik verlangde, mag ik die motie toch wel intrekken? De heer Dubbeldeman. Gij kunt een motie altijd intrekken De heer Huurman. De Voorzitter zegt dat dit bij herstem ming niet kan. De heer Sijtsma. Ik begrijp niet, waarom deze motie geen zin meer zou hebben, vooral niet voor den heer Huurman zelf. De heer Huurman is niet bevredigd door het antwoord van den Wethouder: hij meent, dat de Directeur van Ge meentewerken wel den tijd kan hebben om dat onderzoek te leiden; maar als hij dat meent, dan mag hij zijne motie toch niet intrekken, Ik ben ook van meening, neem althans gaarne aan, dat de Directeur heel wat werk te doen heeft: maar als hij zich er toe capabel gevoelt, dan moet hij een belangrijke zaak als deze niet aan een ander overlaten. Dan moet het andere werk, het nakijken van een brug en dergelijke aan een ander opgedragen worden. Het is mijne overtuiging, dat iemand als de heer Driessen, die hier de geheele geschiedenis van de rioleeririg heeft medegemaakt en hier veel beter van alles op de hoogte is dan iemand van elders, wel in staat is te doen wat in de motie gevraagd wordt. Ik zal daarom nu ook voor de motie stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Ik breng thans het voorstel van den heer Huurman in stemming. Hoe stemt de heer van Eek? De heer van Eck. Ik stem blanco De Voorzitter. Dat mag niet. De heer van Eck. Waarom niet? De Voorzitter. Het Reglement van Orde verbiedt het. De heer Wilmer. Och kom, mijnheer van Eck, stem maar; het is een kleinigheid. De heer Dubbeldeman. Ja, maar er zit een diepe ondergrond onder De heer van der Lip. Ik zou den heer van Eck ernstig in overweging willen geven voor of tegen te stemmen. Wij moeten het Reglement van Orde handhaven; daaraan is de heer van Eck ook onderworpen. Art. 35 van het Reglement van Orde zegt: »leder lid brengt zijn stem uit met de woorden »voor' of »tegen" zonder eenige bijvoeging." De heer van Eck zal wel willen toegeven, dat wij verplicht zijn het Reglement van Orde te handhaven. De heer van Eck. Behalve wanneer er onmogelijke dingen in staan. De heer van der Lip. Als men niet stemmen wil of kan, dan moet men even weggaan. De heer van Eck. Bij schriftelijke stemmingen mag men toch wel blanco stemmen. De heer van der Lip. De stemmingen over personen hebben schriftelijk plaats en daarbij mag men blanco stemmen; niet echter bij mondelinge stemmingen, over zaken. De Voorzitter. Ik kan niet toelaten, dat men blanco stemt; daartoe zou eerst het Reglement van Orde gewijzigd moeten worden. Indien de heer van Eck niet wil stemmen, dan verzoek ik hem beleefd voor een oogenblik de zaal te verlaten. De heer van Eck. M. d. V. Aan uw verzoek wil ik voldoen, maar ik constateer, dat, als in het Reglement van Orde onmogelijke dingen staan, ik daaraan niet kan voldoen. De Voorzitter. Laat dan de heer van Eck, zoo hij zich met deze bepaling van het Reglement van Orde niet kan vereenigen, een voorstel tot wijziging doen. (De heer van Eck verlaat de vergadering.) Ik breng thans de motie in stemming. Hoe stemt de heer Rotteveel? - De heer Rotteveel. Ik stem tegeii. De Voorzitter. Hoe stemt de heer Dubbeldeman? De heer Dubbeldeman. Ik ben afwezig. Stemmen. Kinderachtigheid De heer Dubbeldeman. De kinderachtigheid is ergens anders De heer Oostdam. Die zit alleen bij jullie! Het is Troelstra'tje spelen, anders niet. Je moest je schamen De Voorzitter. Mag ik den heer Dubbeldeman verzoeken voor een oogenblik de zaal te verlaten De heer Dubbeldeman. M. d. V. Nu u het zoo vriendelijk vraagt, wil ik wel voor een oogenblik de zaal verlaten. Ik vind het niet kinderachtig; de kinderachtigheid zit elders. Men geeft geen rechtschapen antwoord. Als de heer Huurman zelf zegt, dat tot zekere hoogte zijn motie onzin is geworden, dan spreekt het van zelf dat het voor mij bezwaarlijk is er voor te stemmen. De heer Knuttel. Het is idioot. De heer Dubbeldeman. De idiotigheid zit daar! (De heer Dubbeldeman verlaat de Vergadering.) Het voorstel van den Huurman wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Rotteveel,F. Eikerbout, de Lange, Bots, van der Lip, Wilmer, Stijnman, van Hamel, Mulder, Oostdam, Huurman, van der Pot, Splinter, Knuttel en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren Eerdmans, Sijtsma, Heemskerk, van Stralen, Meijnen, Kuivenhoven, Wilbrink, mevr. Baart Braggaar, de heeren Groeneveld, A. Eikerbout en mevr. Dub beldemanTrago. (De heeren van Eck en Dubbeldeman komen weder ter ver gadering.) b. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de kosten verbonden aan het instellen van een deskundig onderzoek en het inwinnen van advies in zake de rioleering in het bijzonder van de buitenstad. De heer Huurman. M. d. V. Aangezien de inlichtingen, mij door den geachten Wethouder verstrekt, niet afdoende voor komen, zal ik stemmen tegen punt b van nummer 16 der agenda. De heer Knuttel. M. d. V. In de vorige vergadering, toen deze zaak in openbare behandeling was, ben ik niet aanwezig geweest en daarom stel ik er prijs op te verklaren, dat ik mijn stem wel aan punt b zal geven. Ik meen, dat dergelijke ingrijpende maatregelen, als het kan, steeds aan een specia liteit moeten worden opgedragen. Ik zou op dit gebied zelfs veel verder willen gaan, want ik meen, dat het lijstje, dat door den heer Bots omtrent den Haag is voorgelezen, voor Leiden tot voorbeeld kan strekken om op architecturaal ge bied even goed opdrachten te geven aan menschen buiten het bureau van Gemeentewerken. Indien het maken van dit rio- leeringsplan niet door een specialiteit gebeurt, kunnen wij er groot verdriet van beleven en daarom wil ik de verantwoorde lijkheid niet diagen om het te doen geschieden door een niet- specialiteit van ons bureau van Gemeentewerken. De heer Oostdam. M. d. V. Bij de vorige behandeling van deze zaak heb ik de vrees geuit, dat zekere animositeit kon ontstaan tusschen degenen, die het plan zouden moeten uit voeren, en hem, die het had ontworpen. Dit zou ik zeer hebben betreurd, omdat het niet in het belang van den goeden gang van zaken zou zijn geweest. Ten einde over dien twijfel heen te komen, heb ik te bevoegder plaatse inlichtingen ingewonnen en bij die gelegenheid heb ik zooveel détailpunten en zooveel nieuwe dingen in verband met dit vraagstuk hooren opnoemen, welke ook de heer Driessen gaarne door een deskundige zou zien opgelost, dat ik mij niet langer verantwoord zou achten, indien ik mijn stem aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders onthield. De heer van Eck. M. d. V. Ik wensch mij bij de beide vorige sprekers aan te sluiten. Ik zou mij niet verantwoord achten om, terwijl het om een kleine som gaat en terwijl wij niet de zekerheid hebben, dat wij, als het plan door de directie van Gemeentewerken wordt ontworpen, goed werk zullen krij gen, in verband met het groote belang van de zaak, deze som

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 6