MAANDAG 28 FEBRUARI 1921. 59 De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik even doen opmer ken, dat Burgemeester en Wethoudeis niet met een zekere bedoeling die dankbetuiging hebben weggelaten? Het is alleen gedaan, omdat in andere gevallen die dankbetuiging ook niet is toegevoegd aan het ontslag; onder andere is verleden jaar aan Dr. de Graaf, die ook vele jaren leeraar aan het Gymnasium was geweest, ook eervol ontslag verleend zonder die bijvoeging. Die weglating moet dan ook niet verkeerd worden opgevat, want Burgemeester en Wethouders zijn het met den heer van Hamel volkomen eens, dat de gemeente den heer Gleuns dankbaar moet zijn voor de vele gewichtige diensten, door hem aan de gemeente bewezen, en zij stellen er prijs op dat in het openbaar uit te spreken. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. Y. Voorstel tot openbaren verkoop van op de Stadstimmer- werf aanwezige, buiten gebruik gestelde voorwerpen en mate rialen. (Zie Ing. St. No. 58.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Voorstel tot verhuring van het perceel Middelweg 40b aan J. van Vliet. (Zie Ing. St. No. 59.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig hét voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VII. Voorstel tot verhuring van het perceel Terweepark 8 aan Dr. J. C, Schalkwijk. (Zie Ing. St. No. 59). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VIII. Voorstel tot verhuring van een gedeelte van het open voorplein, alsmede de binnenplaats van het voormalige Invalidenhuis aan den Ouden Rijn, aan F. en M. J. Lafeber. (Zie Ing. St. No. 60.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Voorstel tot bevordering van een 4-tal opzichters bij den dienst der Gemeentewerken en tot toekenning van één vervroegde periodieke verhooging van wedde aan den boek houder bij dien dienst. (Zie Ing. St. No. 50.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb in het algemeen geen bezwaar, dat de loonen van de werklieden en ambte naren nog wat worden verhoogd. Onze fractie staat zeker niet en ik meen dat meerderen hier in den Raad er zoo over denken op het standpunt, dat wij alreeds aan de grens zijn. Er zijn nog tal van werklieden en ambtenaren, die nog niet zijn aan wat men noemt een menschwaardig bestaan. Bij de behandeling der begrooting van 1921 heeft mijn partijgenoot van Stralen nog getracht aan de orde gesteld te krijgen de loonsverhooging voor ons personeel, doch dit is niet gelukt: de Raad heeft dat van de hand gewezen; men noemde dat toen Sinterklaas-surprises. Wij zullen dat op het oogenblik laten voor wat het is en die uiting laten voor ver antwoordelijkheid van hen, die haar gedaan hebben. Ook wil ik in herinnering brengen, dat bij de behandeling van de salarisherziening in 1920 door mij gezegd is: ik geloof toch, dat van de loonsverhooging die nu plaats zal hebben in de eerste plaats weder het meest genoten zal worden door degenen, die het minst daaraan behoefte hebben. Men heeft dat toen bestreden en men heeft zelfs getracht aan te toonen, dat het tegenovergestelde waar was; maar het begint er nu toch op te gelijken, dat men den ambtenaren, die tot zekere hoogte een beter menschwaardig bestaan hebben dan het gros, nu nog eens extra een salarisverhooging gaat geven. Dit is bij de begrooting al aangenomen, zegt de heer Huurman. Dat weet ik, maar er was toen zooveel te behandelen dat men niet op alles wat erin stond kon ingaan. En overigens behoud ik mij steeds het recht voor om, als er voorstellen van Burge meester en Wethouders komen, daarop de noodige aanmerking te maken. In dit stuk van Burgemeester en Wethouders worden eenige menschen genoemd, waarvan ik zeker weet dat zij een loons verhooging niet zoozeer van noode hebben. Genoemd wordt bijvoorbeeld de heer Hemerik. Van dezen is mij bekend, dat hij, toen hij de uitkeering ineens kreeg, met het geld geen raad wist, en zeidewat moet ik ermede doen Dit is mij verteld door iemand, die het goed kan weten. Die mijnheer heeft dan ook zooals men mij verzekerde het geld naar de Spaarbank moeten brengen. Onder de nieuwe, vrouwelijke kiezers zijn er, die als grief tegen ons aanvoeren, dat wij te royaal met het geld van de gemeente omspringen en als voorbeeld werd aangevoerd dit geval van den heer Hemerik. Ik heb echter dit argument van de hand gewezen en gezegd, wat ik hier ook hoor zeggen het gaat ons niet aan wat iemand met zijn geld doet. Ik meende dit te moeten zeggen omdat uit dit voorstel blijkt dat bij Burgemeester en Wethouders de zucht voorzit om loonsverhooging te geven aan ambtenaren, die het 't minst van noode hebben, terwijl degenen, die er wel behoefte aan hebben, bij Burgemeester en Wethouders en in den Raad hier altijd bot vangen. Dan wil ik ook weten, of waar is wat beweerd wordt van den heer M. Splinter, namelijk dat deze, die niet alleen is ambtenaar in dienst van de gemeente Leiden maar ook huiseigenaar, de huur van zijne huizen ophaalt in zijn diensttijd. Dit wordt te Leiden verteld. Burgemeester en Wethouders kunnen er misschien iets meer van weten dan wij en ik zou gaarne een antwoord hierop van hen vernemen. Zoo iets mag natuurlijk niet voorkomen, dat komt niet te pas. Het is toch al een verkeerde toestand, dat iemand als de heer Splinter die opzichter is over tochten en slooten hier en daar toezicht moet houden, ook op zichzelf toezicht moet uitoefenen. Gaarne ontving ik van Burgemeester en Wethouders omtrent een en ander de noodige inlichtingen. De heer Bots. M. d. V. Dit voorstel betreft niet zoozeer een verhooging van salaris dan wel de geregelde opklimming van deze ambtenaren, die hier werkzaam zijn. Als men niet te zijner tijd, als hun dat toekomt, hen in een hoogeren rang plaatst, dan gaan die menscheu elders solliciteeren. Dat is de gewone loop van zaken. Zij krijgen loonen en salarissen zooals Burgemeester en Wet houders meenen, gehoord de betrokken chefs, dat hun toekomt. Wat den heer Splinter betreft, het kan zijn, dat die belast is met het toezicht op de woningen van de gemeente, maar ik geloof niet, dat het ophalen van de huur aan hem is op gedragen, want dat geschiedt immer vanwege den Gemeente ontvanger. De heer Dubbeldeman. Van zijn eigen woningen en hij doet dat in den tijd van de gemeente. De heer Bots. Ik zou dat moeten onderzoeken, want het wordt zoo rauwelings in het debat geworpen; ik vermoed echter, dat het niet juist is. De Voorzitter. Zooals ik reeds zeide, is de beslissing eigenlijk al gevallen bij de behandeling van de begrooting. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Voorstel tot toekenning van twee vervroegde periodieke verhoogingen van wedde aan den Directeur der Gemeentelijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 61.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen G. J. Seeuwen, tot betaling van de kosten van herstelling van het N. O. remmingwerk in de Haarlemmertrekvaart nabij Piet Gijzenbrug. (Zie Ing. St. No. 51.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen gedurende het le kwartaal 1921. (Zie Ing. St. N°. 55.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Praeadvies op de verzoeken van de afd. Leiden van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantie-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3