MAANDAG 28 FEBRUARI 1921. 75 zaak eens te zullen onderzoeken, maar er is geen verandering gekomen in de politie-orderde toestand is gebleven zooals hij was. Ik heb nog een tweede bezoek aan den Commissaris gebracht en heb hem gezegd, dat zijne bedoeling was om twistgesprekken te voorkomen, doch dat men daartoe juist door dergelijken maatregel aanleiding gaf. Als een maatregel wordt genomen, dien men onbillijk .acht, dan is men er niet best over te spreken en dan geeft dat allicht aanleiding tot twistgesprekken. Als echter een maatregel wordt genomen, die een deel treft, dan wekt dat in hoogere mate ontstemming. Ik geef toe, het is in zekeren zin een goede toestand, dat de agenten niet belemmerd worden te lezen wat ze willen. Maai' waarom niet een stap verder gegaan en ook de gelegenheid gelaten die bladen ter lezing te leggen voor de kameraden, die waarschijnlijk te zamen op dergelijk blad geabonneerd zijn? Het zijn toch volwassen menschen, die ook medeleven met hun tijd, die ook gaarne willen kennis nemen van wat er gebeurt. De Commissaris zegt, dat de politie alleen het Politieblad en de plaatselijke bladen behoeft te lezen, maar die menschen gevoelen zich onderdeelen van de samenleving en willen kennis nemen van hetgeen door de verschillende partijen geschre ven wordt. Ik wil dus vragen, of het niet mogelijk is, dat deze politie-order ingetrokken wordt en de toestand van vroeger hersteld wordt. Ik kan niet begrijpen dat, wanneer het inderdaad waar is dat door het ter lezing leggen van die bladen onrust en ontstemming gewekt worden, het op deze manier zou weg genomen worden. Integendeel, zoodoende wekt men juist ont stemming. Als een deel van de agenten, ik geloof zelfs een belangrijk deel der agenten, ziet dat aan anderen toegestaan is wat hun verboden is, dan gevoelt men natuurlijk het onbillijke van dergelijken maatregel in hooge mate. Zooals ik zeide, kan ik niet begrijpen, welke moeilijkheden daaraau verbonden zijn en ik zou dus willen vragen of niet de mogelijkheid bestaat, dat de toestand van vroeger wordt hersteld en de agenten, vol wassen menschen, niet meer belemmerd worden in het ter lezing leggen van datgene wat zij wenschen. De Voorzitter. Allereerst moet ik den heer van Eek op merken, dat de zaak ligt buiten het gebied van den Raad en de jegeling op dit terrein geheel en al is voor de verant woordelijkheid van den Burgemeester. Nu kunnen wij er een heel breed betoog over opzetten, maar de heer van Eek en ik zullen het op dit punt toch niet eens worden, want vast staat dat hetgeen hij heilzaam zou achten door mij ten sterkste moet worden afgekeurd. Indien hij het eerlijk wil opnemen, kan hij niet ontkennen, dat of tegenwoordig de plaatselijke bladen worden gelezen dan wel «Het Volk''een groot verschil maakt ten aanzien van den invloed, die op het politie-pei soneel wordt uitgeoefend. Waar het eene ligt in de lijn van orde, gehoorzaamheid en regel, wekt het andere op tot oppositie en verzet. In dit opzicht is er het grootste verschil tusschen en kan het mij niet kwalijk genomen worden, dat ik meen, dat de propaganda voor revolutie niet kan geduld worden. Zooals ik evenwel zeide, in dit opzicht draagt de Burge meester de verantwoordelijkheid en moet hij dus in zooverre wel weten wat hij in het belang van goede orde en regel en van het aankweeken van een goeden geest geoorloofd en noo- dig acht en wat niet. De heer Knuttel. De politiebladen zijn precies hetzelfde als »Het Volk". De heer van Eck. M. d. V. In de eerste plaats ben ik het niet met u eens, dat dit een zaak is, die den Burgemeester alleen aangaat. Wanneer het betreft de inwendige regeling van den dienst, dan is dat iets auders, maar volgens art. 183 der Gemeentewet zijn Burgemeester en Wethouders aan den Raad verantwoording schuldig, «wegens het dagelijksch be stuur" en nu weet de heer Pera ook wel, dat volgens de op vatting van Prof. Oppenheim het poiitebeleid daaronder ook valt. Daaromtrent bestaat wel verschil van meening, maar ik ben van oordeel, dat de Burgemeester in dit opzicht wel degelijk verantwoording schuldig- is. In de tweede plaats is hier altijd de gewoonte gevolgd, dat ook al is men geen inlichtingen verschuldigd, men ze toch gaf. De waarnemende burgemeester heeft den genomen maatregel trachten te rechtvaardigen, maar op zeer zwakke gronden. Ik beweer, dat de «Leidsche Courant" en de «Nieuwe Leidsche Courant" wel degelijk politieke bladen zijn. Het «Leidsch Dag blad" is ook wel een politiek blad het is een burgerlijk, anti socialistisch blad - maar daarin treedt de politiek niet op den voorgrond. Degene, die de «Leidsche Courant" en de «Nieuwe Leidsche Courai.t" leest, weet, dat die couranten in het alge meen een politieke strekking hebben. Het is in hooge mate hatelijk en ontstemmend voor de agenten te zien, dat aan een deel van hen is toegelaten hun eigen lectuur in de posthuizen te vinden, terwijl dat aan een ander deel is verboden. Ik ben er geen voorstander van, maar als men voorschreef, dat geen politieke bladen mochten worden gelezen, zou ik mij dat nog kunnen begrijpen, doch men laat wel bladen toe en kiest dan de bladen, welke hier verschijnen, waaronder ook politieke zijn. Is het de bedoeling, dat de politieagenten alleen kennis zullen nemen van het plaatselijk nieuws de Commissaris leest geen politieke bladen, zegt hijhij bemoeit zich niet met de politiek. De heer Oostdam. En of. De heer van Eck. Stelt dus de Commissaris zich op het stand punt, dat de agenten alleen kennis mogen nemen van het plaatselijk nieuws en van de politiebladen, dan zou men kun nen volstaan met het vanwege de gemeente daar ter lezing leggen van het Leidsch Dagblad. Dus een deel van de agenten laat men ongehinderd in hun vrijheid en tot een ander deel zegt men: het mag niet. Dat is meten met twee maten en dat is zeer af te keuren. Ik begrijp niet, Mijnheer de Voorzitter, hoe u dat voor uw reke ning kunt nemen. Het is niet de vraag, of men de politie iets zal verbieden, maar of men aan een deel van de politie iets verbiedt wat men aan een ander deel toestaat. Dat is van uw standpunt niet te verdedigen. De Voorzitter. Men zal moeten toegeven, dat het aan den eenen kant gewenscht is dat de politie de gelegenheid heeft om van de plaatselijke voorvallen op de hoogte te komen, en aan den anderen kant kan de heer van Eck niet tegenspreken, dat er een zeer groot verschil is tusschen den geest, die gewekt woidt door de plaatselijke bladen en de richting, welke «Het Volk" uitstuurt, en dat wij zeer moeilijk kunnen bevorderen dat een geest als waarvan dat blad blijk geeft wordt aangekweekt, want dat is niet in het belang van de goede orde in de samenleving. De heer van Eck. M. d. V. Ik vind het uitstekend, dat u duidelijk uitspreekt, dat u het in het belang der gemeente acht, dat de agenten opgevoed worden in anti-socialistischen geest. Ik constateer dit feit en ik weet dus wat wij in dat opzicht te doen zullen hebben. De heer Groeneveld. Het zal wel aan mij liggen, maar ik snap niet wat de Voorzitter zegt. Wel mogen plaatselijke bladen ter lezing gelegd worden maar niet bladen uit andere plaatsen. Maar wanneer nu die plaatselijke bladen de helft uit andere bladen overnemen, zooals dikwijls gebeurt, wat moet er dan gebeuren? Dan lezen de agenten toch die bladen van elders. Als bijvoorbeeld de «Nieuwe Leidsche Courant" stukken uit «Het Volk" overneemt, wat dan? Moeten die stukken er dan uitgeknipt worden? Maakt het hoofd van de politie uit, wat de agenten zullen lezen? Neen, de redacties van de couranten, want die zijn vrij om af te drukken wat zij willen en een groot gedeelte daarvan nemen ze altijd over uit andere bladen. Mij ontgaat het verschil tusschen plaatselijke en andere bladen. Het kan aan mij liggen, maar ik kan er met mijn gewoon arbeidersverstand niet bij. Het is mij niet duidelijk. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben ook niet tevreden over de verklaring, die u gegeven hebt. Ik weet: wij zullen er niets aan kunnen doen; dit wordt nu eenmaal beschouwd als een zaak van den Burge meester en van de politie, en de Raad heeft er niet over te beslissen; maar ik meen, dat het criterium dat u stelt niet juist is en dat wil ik toch zeggen. Ik kan mij voorstellen dat men op het politiebureel zegt: wij willen geen politiek in de politie-posthuizen hebben, wij willen geene politieke bladen daar hebben, maar dan zou men ■moeten zorgen dat er alleen was een neutraal blad of niets. Maar als men zegt: er mogen alleen Leidsche bladen liggen twee daarvan zijn in elk geval politieke bladen dan mag men niet andere politieke bladen «Het Volk", «Het Handelsblad", «De Telegraaf' enz. enz. weren. Anders maakt men een verkeerde onderscheiding. Het komt er toch niet op aan waar een blad gedrukt wordt. Men moet een voudig deze lijn trekken: of geen bladen, öf alleen neutrale bladen, óf men moet ook politieke bladen toelaten, die niet in Leiden gedrukt worden. Men mag niet zeggen: omdat die bladen te Leiden gedrukt worden, mag het wel. Stel eens het geval, dat de sociaal democraten of de communisten hier een blaadje uitgaven. Zou dat dan wel in de posthuizen ter lezing mogen liggen? Dan komt het principe, dat de Voorzitter stelde, toen hij zeide: «Het Volk" geeft zoo'n oproerachtige leiding aan de politie, daarom willen wij het niet hebben, in den knel. Men heeft er op het politiebureel zich ingedraaid. Men draait zich hier er nu moeilijk uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 19