66
MAANDAG 28 FEBRUARI 1921.
De heer van Stralen. M. d. Y. Ik heb niet bepaald met
veel instemming van dit praeadvies kennis genomen en ik
vermoed ook, dat de Bestuurdersbond, die gevraagd had om
beschikbaarstelling van een grooter lokaal, met dit negatief
resultaat niet tevreden zal zijn.
Het verwondert mij, dat Burgemeester en Wethouders tot
het doen van een dergelijk voorstel gekomen zijn. Zij hebben
in hun toelichting de redenen daarvan medegedeeld, maar ik
vind toch dat Burgemeester en Wethouders wel wat te ver
gegaan zijn.
Ik kan toegeven, dat er in het lokaal aan de Hooglandsche
Kerkgracht dingen gebeurd zijn, die heelemaal niet goed zijn,
dat de gedragingen van sommige personen meer dan ergerlijk
geweest zijn, maar of dat een reden moet zijn om honderden
goeden ter wille van die enkele kwaden te doen lijden, waag
ik te betwijfelen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal naar ik
hoop toch de instemming van de meerderheid van den Raad
niet hebben, want in dit praeadvies komt eigenlijk tot uit
drukking, hoe weinig lust Burgemeester en Wethouders erin
hebben om dergelijke voorziening te treffen.
Ik meen, dat wij dit voorstel van Burgemeester en Wethou
ders niet mogen aannemen.
Dat de toestand in dat lokaal geworden is zooals blijkbaar
het geval was, ligt mede aan het feit dat het lokaal veel te
klein was. Het gevolg daarvan was, mede, dat daar, behoudens
uitzonderingen, alleen menschen gekomen zijn, die het wel
goed gevonden hebben in een niet al te groote ruimte te zijn
om er hunne practijken ongemoeid en onbemerkt te kunnen
uitoefenen. Ik kan verzekeren, ik heb verscheidene personen
gesproken, leden van vakvereenigingen, die mij verklaard
hebben, dat zij in dat lokaal absoluut niet wilden komen
zoolang die toestand daar bestond. Toch zouden die menschen
gaarne van de straat af zijn. In deze winterperiode is het
begrijpelijk, dat de menschen een onderkomen willen vinden,
waar zij zich met een en ander onledig willen houdenmaar
zij hebben niet over zich kunnen verkrijgen daarheen te gaan.
Daardoor hebben wij den toestand gekregen, dat er vrijwel
alleen personen kwamen, bij wie de moraliteit niet erg hoog
stond.
Er komt dit bij. Ik meen, dat destijds door den Raad
besloten is, dat daar door Burgemeester en Wethouders betaald
toezicht gehouden zou worden. Dat is er in het begin ook
geweest, maar het. heeft zeer spoedig gestokt en in den laatsten
tijd was van geregeld en afdoend toezicht geen sprake. Het is
dus te begrijpen, dat dergelijke dingen konden voorkomen.
Maar is dit een reden voor Burgemeester en Wethouders
om een voorstel te doen, waarbij absoluut geen rekening
gehouden wordt met de belangen van zoo groote groep van
personen? Ik kan mij voorstellen, dat Burgemeester en Wet
houders, wanneer de werkloosheid niet zoo groot meer was,
gezegd hadden: och, de werkloosheid is aan het afnemen, het
beteekent niet zoo heel veel meer, er is geen ontspannings
lokaal meer noodig; maar de werkloosheid breidt zich nog
altijd uit; steeds meer personen komen er op de straat. De
toekomst is van dien aard, dat zeker niet ertoe mag over
gegaan worden dergelijke nuttige instellingen te niet te doen.
Ook wijs ik erop, dat Burgemeester en Wethouders toch
wel hadden kunnen zorgen, dat daar behoorlijk toezicht was,
als het moest desnoods door het plaatsen van een politieagent.
Wij zien op deze rustige Raadstribune, telkens als er zitting
is, twee politieagenten postvatten, terwijl hier toch geen reden
tot ingrijpen is. In elk geval meen ik, dat een van die twee
politieagenten nuttiger diensten had kunnen bewijzen in dat
lokaal, waar toezicht noodig was.
Ik moet mijn leedwezen uitspreken over de wijze, waarop
Burgemeester en Wethouders de zaak terugdringen. Ik hoop,
dat de Raad dit voorstel zal verwerpen en Burgemeester en
Wethouders dan in die verwerping een aanleiding zullen
vinden om nogmaals in te gaan op het verzoek van den
Leidschen Bestuurdersbond en te trachten een grooter lokaal
beschikbaar te stellen. Als zij zich wenden tot het bestuur
van het Volksgebouw op de Heerengracht, zal dit ongetwijfeld
wel een lokaal willen beschikbaar stellen, dat voor de werkloozen
voldoende ruimte biedt, en, als wij dan ten behoeve van een
goede controle den regel toepassen, dat het alleen beschikbaar
wordt gesteld voor werkloozen, die tot een of andere vak-
vereeniging behooren, dan zullen de besturen van de vak
vereenigingen zich aansprakelijk willen stellen voor hetgeen
daar gebeurt. Dan sluit men die elementen uit, welke oorzaak
zijn geworden van de indiening van dit voorstel van Burge
meester en Wethouders. Up dit oogenblik mag er geen sprake
van zijn, dat een lokaal, dat in zulk een behoefte voorziet,
wordt gesloten.
Ik zou alleen nog deze vraag willen stellen of het niet
eigenaardig in zijn werk is gegaan. De Raad heeft op voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten aan hen op te
dragen een lokaal van het Bestuur van Patrimonium te huren
ik weet niet hoe die huurvoorwaarden zijn, maar ik vind het
gek, dat men op een goeden dag een advertentie las, niet van
Burgemeester en Wethouders, maar van het Bestuur dier
vereeniging, dat het de deur sloot. Was het niet beter geweest,
indien in den Raad door Burgemeester en Wethouders een
enkele mededeeling was gedaan, want nu heeft het bestuur
van een vereeniging het in de hand of in Leiden voor de
werkloozen al dan niet een ontspanningslokaal zal zijn. Immers,
nu het lokaal van Patrimonium gesloten is, zeggen Burgemeester
en Wethouders: wij zullen geen lokaal meer beschikbaar
stellen.
Ik eindig met de hoop uit te spreken, dat degenen der
Raadsleden, die er iets voor gevoeld hebben in deze behoefte
te voorzien, met mij zullen willen medewerken om dit voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet te doen aannemen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Toen destijds de voorstellen
zijn aangenomen om een ontspanningslokaal voor werkloozen
beschikbaar te stellen, heb ik medegeholpen om een dergelyke
inrichting van gemeentewege tot stand te brengen en, toen ik
dit praeadvies onder de oogen kreeg, heb ik mij er over
verwonderd, dat de zaak in een dergelijke baan wasgeloopen.
Maar vóórdat mij dit bekend was, hebben wij in kringen,
waaraan ik nauw verwant ben, de zaak nader onder de oogen
gezien, omdat wij overtuigd waren, dat op den duur met dat
lokaal op de Hooglandsche Kerkgracht niet zou kunnen wor
den volstaan. Nu het feit zich heeft voorgedaan, dat men
genoodzaakt was dat lokaal te sluiten, meen ik, dat de beste
oplossing gevonden kon worden in dezen zin, dat de hier ter
stede bestaande organisaties haar gebouwen enkele uren per
dag beschikbaar stelden voor de werkloozen, zoodat de werk
loozen, tot die organisaties behoorende, daar ontspanning
konden zoeken en ik twijfel niet of de besturen dier organi
saties zullen dat niet zoo nauw opvatten, dat zij ook niet voor
hen, die niet bij die organisaties zijn aangesloten, die ge
bouwen eveneens beschikbaar zullen stellen. Nu een dergelijk
feit zich heeft voorgedaan, is het voor een gemeentebestuur
moeilijk nog voort te gaan op de wijze als dat totdusverre
is geschied. Wij moeten dus trachten van de organisaties
gedaan te krijgen, dat zij haar gebouwen voor dit doel be
schikbaar stellen. Ik zal dus meegaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders en ik doe bij deze de toezegging,
dat ik moeite zal doen de Roomsch-Katholieke organisaties
te bewegen haar gebouwen beschikbaar te stellen.
De heer F. Elkerbout. M. d. V. De heer van Stralen
heeft medegedeeld, dat er verscheidene personen zijn die het
niet over zich hebben kunnen krijgen naar het gebouw van
Patrimonium te gaan. Dat zal ook mogelijk zijn, als men
elders een lokaal beschikbaar stelt. Ik geloof vast en zeker
dat, als men de werkloozen naar het Volkshuis op de Heeren
gracht zond, zeer velen zouden zeggen: ik ga er niet heen.
Het kan best zijn, dat de personen op wie de heer van Stralen
het oog had, om principieele redenen daar niet heen wilden.
De werkloosheid hier is nu niet van zoo verbazenden om
vang. Daarbij komt, dat allengs het weder ook wel eenigs-
zins zal gaan medewerken, zoodat het niet meer zoo dringend
noodzakelijk zal zijn een onderkomen voor de menschen te
vinden. En wanneer, zooals wij vernomen hebben, van de
zijde der Katholieke vakvereenigingen en ik twijfel niet,
of het zal ook van sociaal-democratische zijde gedaan worden
aan hare leden de gelegenheid wordt geboden in hun eigen
gebouw wat afwisseling te krijgen, alsmede wanneer dat ook
door andere richtingen gedaan wordt, dan zal voor een groot
deel het bezwaar ondervangen zijn.
Natuurlijk zal de vraag open blijven, waar de ongeorgani
seerden naar toe zullen moeten gaan. Misschien is een van
de heeren bereid hen bij zich aan huis te nemen; ik gevoel
er niets voor.
Toch moeten wij de zaak niet van dit standpunt bekijken.
Er moet in die richting iets gedaan worden; indien de nood
zakelijkheid blijkt dat die menschen ergens moeten vertoeven,
dan zal er in voorzien dienen te worden; maar aangezien de
animo onder hen niet zoo verbazend groot geweest is, geloof
ik dat die in het vervolg ook niet zoo groot zal zijn.
Zooals ik reeds zeide, allengs wordt de weersgesteldheid
gunstiger en dan zal men vanzelf zich liever op straat begeven
dan zich op te sluiten in een lokaal. Maar als de omstandig
heden het straks noodig mochten maken dat er een gelegen
heid kome voor die menschen om daar te vertoeven, dan zal
het mijns inziens de voorkeur verdienen dat elke organisatie
hare eigen menschen in een lokaal onderbrengt en er afzon
derlijk voor de ongeorganiseerden een plaats wordt aange
wezen. Voorloopig kan ik mij wel met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen.
De heer Oostdam. M. d. V. Indien de gemeente een lokaal
beschikbaar gaat stellen voor dit doel, dan zal het moeten
zijn een neutraal lokaal en niet een, gelijk door den heer
van Stralen aanbevolen wordt en dat dien naam niet verdient.