52 redenen. V.Ooreerst is er, naar onze meening, wel reden om te verwachten, dat hierdoor eenige opleving van de particu liere bouwnijverheid wordt verkregen. Immers de niet onbe langrijke bijdrage a fonds perdu in de bouwkosten met de verschaffing van een belangrijk deel, n.l. hoogstens 90% van het verder benoodigde bouwkapitaal onder hypothecair ver band en daarnaast de bijna volledige vrijheid, die de bouwer bij het verhuren en verkoopen der woningen behoudtzul len, waar de particuliere ondernemer bovendien geacht wordt goedkooper te bouwen dan de overheid en de met baar geld bouwende vereenigingen, ongetwijfeld een zeer gunstigen in- vlóed hebben op bet initiatief van den particulieren bouwer. Het ligt daarom, hoe men ook overigens over de wijze, waarop de woningnood het best en het snelst wordt gelenigd, moge denken, naar onze meening alleszins op den weg der ge meente, om hare medewerking, voorzoover deze vereischt wordt, in dezen te verleenen. Te minder bezwaar kan hier tegen bestaan, omdat deze steunregeling, en dit is de andere reden waarom zij onze instemming heeft, van de gemeente geen geldelijke offers eischt. Het is voorzeker in een tijd, waarin door het Rijk voor de vervulling van de overheidstaak op sociaal gebied, zooals de Rijksregeering zich die wenscht, aan de gemeente telkens fmancieele verplichtingen worden opgelegd, wel de moeite waard, dit op te merken. En wat betreft de door de gemeente te verleenen garantie ter zake van de betaling van rente en aflossing der hypotheek, ook hiertegen kunnen geenë bedenkingen rijzen, omdat het risico der gemeente in verband met de overwaarde der gebouwen tot een minimum beperkt wordt. Zooals uit de betrekkelijke voorschriften blijkt, wordt aan Burgemeester en Wethouders de beslissing op een aanvraag om premie opgedragen, nadat op de plannen de goedkeuring van den Minister van Arbeid is verkregen, doch ook de medewerking van den Gemeenteraad wordt gevorderd en wel voor het op de begrootirig brengen van de noodige posten en voor het verstrekken van het hypothecair crediet. Op de be grooting dienen dus een tweetal posten te worden gebracht voor r.'e ontvangst en de uitkeering van de premie en het hypothecair crediet. Omtrent het bedrag, dat dit jaar vermoedelijk be- noodigd zal zijn, kan niets met zekerheid gezegd worden, zoodat de door ons voorgestelde bedragen ad 200.000.voor premie en f 600.000.voor het hypothecair crediet, uitsluitend als stelposten zijn te beschouwen. Enkele aanvragen kwamen bereids bij ons College in. Het verstrekken van de hypotheek zal niet zonder Uwe machtiging kunnen geschieden. Het komt ons echter voor, dat het 't meest practisch is, aan ons College, gelijk ook elders geschiedt, een algemeene machtiging te ver leenen om binnen de grenzen van den betrokken begrootings- post en op den voet van de rijksregeling hypotheek te ver strekken. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. ons College te machtigen op den voet der bepalingen, uit gevaardigd naar aanleiding van het Koninklijk besluit van 8 November 1920, No. 29, en ten hoogste tot het op de be grooting uitgetrokken bedrag voorschotten uit 's Kijks kas voor den bouw van arbeiders- en bescheiden middenstands woningen door particulieren of vereenigingen, te aanvaarden en deze voorschotten aan belanghebbenden onder eerste hypo theek te verstrekken onder de door van Rijkswege te stellen voorwaarden en verder onder .zoodanige voorwaarden als in den regel bij het verstrekken van gelden onder hypothecair verband worden gesteld b. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootingsstaat, Model C, met het oog op de ontvangst en uitkeering van de sub a bedoelde voorschotten en van bouwpremiën. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 92. Leiden, 14 Maart 1921. Onder verwijzing naar nevensgaand advies van Commis sarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, waarmede ons College zich volkomen kan rereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging: a. niet aan te nemen het mede hierachter afgedrukte voor stel van Uw medelid, den heer Knuttel, in zake verlaging van den gas- en electriciteitsprijs; b. te bepalen, dat met ingang van de meteropneming in de maand Maart het vast recht, bedoeld in artikel 10 sub a van de verordening van 17 December 1914 (Gem.Blad No. 36), betreffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 25 October 1920 (Gem.Blad No. 47) zal be dragen: nihil; c. te bepalen, dat met ingang van de meteropneming in de maand Maart en onder voorloopige handhaving van de be staande gasprijzen per M3., aan een verbruiker een rabat op den gasprijs wordt verleend van 2 cent per M3. voor het verbruik over één meter boven 100 M8. per maand. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 7 Maart 1921. In verband met de daling der kolenprijzen, in welk feit reeds verschillende gemeentebesturen aanleiding vonden hunne gasprijzen te verlagen, hebben ook wij met den Directeur der Lichtfabrieken aanstonds overwogen, in hoeverre het mogelijk en gewenscht ware den gasprijs te Leiden te herzien en aan de veranderde omstandigheden aan te passen. Nadat deze zaak in onze Commissie aan de orde was gesteld, ontvingen wij van Uw College om advies het hierbij terug gaand voorstel van den heer Knuttel, om het vast recht van ƒ1.geheven van de gasverbruikers, te doen vervallen, den gasprijs op 12 cent per M'. en dien van electrischen stroom op 30 cent per K.W.U. te stellen. Waar evenwel de heer Knuttel .bij de toelichting van zijn voorstel in de zitting van den Raad van 1 Februari j.l. mededeelde, dat hij bij de vaststelling der bovengenoemde bedragen er »een slag in had moeten slaan", meenden wij in zijn geest te handelen door zijn voorstel, los van de daarin genoemde bedragen, meer te beschouwen als een poging om Uw College en Commissarissen te polsen of zij ten dezen diligent waren, c.q. hun aandacht op de moge lijkheid van verlaging van den lichtprijs te vestigen, dan wel als de weloverwogen basis, waarop de regeling van den licht prijs naar het oordeel van den Voorsteller in het vervolg behoorde te rusten. In verband hiermede achten wij ons ontslagen van den plicht een nauwkeurige berekening van de financieele gevolgen, voor de exploitatie der Fabrieken aan een eventueele aanneming van het voorstel van den heer Knuttel verbonden, over te leggen, te meer, omdat uit onze hieronder volgende voorstellen, naar wij ons vleien, voldoende duidelijk zal blijken, hoever ten dezen kan en mag worden gegaan. Zooals bekend, is bij het vaststellen van den thans geldenden gasprijs er naar gestreefd dezen zoo laag mogelijk en zelfs nog beneden den kostprijs te stellen. Het doel van dezen maatregel was vermindering van verbruik tegen te gaan, eventueel toeneming te bevorderen, omdat alleen langs dien weg eene nog verdere stijging van den kostprijs kon worden voorkomen. Een gasprijs van 17 cent per M5. was dan ook in verhouding tot andere gemeenten, waar prijzen van 20 tot 23 cent en hooger golden, laag te noemen te meer, omdat onze gasfabriek een dei' oudste van het land is en verouderde ovens heeft, die, als gevolg daarvan, niet zoo economisch werken en vee! handenarbeid voor de bediening vergen; de loonen spelen tengevolge daarvan bij de productiekosten een groote rol en deze zijn, evenmin als de prijs van de gasolie, die voor de bereiding van het watergas noodig is, gedaald. Uit het bovenstaande volgt reeds, dat te Leiden niet in dezelfde mate tot verlaging van den geldenden gasprijs zal kunnen worden overgegaan, als in die gemeenten, waar men de beide laatste jaren den prijs veel hooger heeft opgevoerd en nu tot verlagingen overgaat, die in vele gevallen den prijs toch nog hooger laten dan hij hier is. Daarbij komt nog, dat de prijzen der bijproducten, o. a. van de cokes, zooveel zijn gedaald, dat op de voorraden niet onbelangrijke verliezen geleden zijn en de opbrengst zeer belangrijk minder is dan vroeger, waardoor het grootste gedeelte van de besparing op de kolenkosten weder wordt opgeteerd. Een berekening van de productiekosten van het gas bij de gewijzigde marktverhoudingen geeft dan ook als vermoede- lijken productieprijs over 1921 nog circa I6f a 17 cent per M*., vooropgesteld, dat niet wederom een stijging van de kolenmarkt intreedt. Dit bedrag komt ongeveer overeen met de ramingen, die bij het vaststellen van de gasprijzen te Amsterdam en te Rotterdam zijn gemaakt en steekt hierbij niet ongunstig af, vooral niet, indien men in aanmerking neemt, dat bovenge noemde gemeenten fabrieken met moderne ovenconstructie's bezitten. Voorloopig zou het du» mogelijk zijn, met handhaving v*n den bestaanden prijs, het vast recht, zoowel voor munt- als gewoon gas te doen vervallen, waardoor de gasprijzen dan ongeveer gelijk aan of zelfs nog iets lager zouden zijn dan de verlaagde prijzen in de meeste andere gemeenten (Amster dam, Rotterdam, Dordrecht, Utrecht enz.). Wil men op de exploitatie geen verlies lijden, hetgeen naar onze meening, ook in verband met andere omstandigheden, Hij moet gedurende 15 jaar na de voltooiing de woning zelf bewonen of ter bewoning doen bezigen Hij moet zioh onthouden van de heffing van eleutelgelden en andere niet oorbare praktijken Bij het ook verkrijgen van hypotheek mag hij gedurende den duur der leening zonder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders geen hooger huur bedingen dan 15 °/o boven de aanvankelijke huur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 8