50
door den fungeerenden Directeur geheel is voorbereid, in
goede banen te leiden. Doch zoolang die combinatie bestaat,
dient dan ook de wedde van den Directeur in overeenstemming
te zijn met de door hem te praesteeren diensten.
Schrapping van de woorden »2e klasse" ten opzichte van
den te benoemen adjunct-Directeur kunnen wij U ook niet
aanbevelen. Afgezien van de door de Commissie geuite vrees,
dat zulks een nadeeligen invloed zal hebben op de gemeentekas,
is die schrapping ook formeel onjuist. De algemeene salaris
verordening toch kent wel commiezen Ie, 2e en 3e klasse,
doch commiezen zonder meer treft men in de bij die ver
ordening behoorende staten niet aan. Benoeming van een
adjunct-Directeur in den rang van commies zou dus in strijd
zijn met meergenoemde verordening.
In verband met de indiening van de voorstellen van de
heeren de Lange en Oostdam komt het ons intusschen gewenscht
voor, dat reeds tegelijk met de bij U ingediende voorstellen
in zake de uitbreiding der Lakenhal een besluit genomen
wordt met betrekking tot de wedde van den Directeur.
Ons in Ingekomen Stuk No. 69 gedane voorstel ware daartoe
aan te vullen met de nieuwe salarisregeling voor den Directeur,
welke regeling dan, evenals ten opzichte van de benoeming
van den adjunct-Directeur is voorgesteld, dient in te gaan
op een nader door ons College te bepalen datum.
Wij geven U mitsdien in overweging de beide voorstellen
van de heeren de Lange en Oostdam niet aan te nemen,
terwijl wij verder ons voorstel in zake de uitbreiding van de
Lakenhal (Iugek. Stukken No. 69) alsnog in dien zin aanvullen,
dat na de conclusie sub b eene nieuwe conclusie wordt inge
voegd, luidende:
dc. te besluiten, dat met wijziging van den staat van neven
betrekkingen (Gem. Blad No. 37 van 1920) de wedde van den
Directeur van het Stedelijk Museum »de Lakenhal" vanaf
een nader door ons College te bepalen datum zal bedragen
2500", tengevolge waarvan de oorspronkelijke conclusiën
sub c en d worden gerangschikt sub d en e. De oorspronke
lijke conclusie sub e is bereids in Uwe Vergadering van 28
Februari aangenomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 Maart 1921.
In antwoord op Uwe missive van 1 dezer, No. 12 B/12 R,
waarbij ons advies wordt gevraagd betreffende de door de
H.H. J. de Lange en A. J. Oostdam ingediende amendemen
ten, hebben wij de eer U het volgende te berichten.
Aangaande de bezoldiging van den Directeur der Lakenhal,
die thans slechts ƒ1300 bedraagt, meent de Commissie, dat
de door haar voorgestelde verhooging tot ƒ2500 alleszins ge
rechtvaardigd is, nu door de groote uitbreiding van het
Museum niet alleen de werkzaamheden, maar ook de ver
antwoordelijkheid van den Directeur, ook al wordt hij voortaan
door een adjunct-directeur bijgestaan, aanmerkelijk zullen
toenemen. Wij wijzen er op, dat de Directeur niet alleen
gedurende bepaalde bureau-uren, maar ook buiten dezen tijd,
de belangen van het Museum behartigt en dat hij ook door
zijne connecties de verzamelingen, en daardoor de stad, niet
onbelangrijke voordeelen aanbrengt. Het schijnt ons daarom
niet billijk te verlangen dat het salaris van den Directeur op
ƒ1300 zal worden gehouden, ten einde het inkomen van den
adjunct-directeur te kunnen vergrooten.
Dit schijnt ons bovendien onnoodig, omdat naar alle waar
schijnlijkheid voor een salaris van ƒ2600 a ƒ3000, al is dit
laag, wel een geschikt en bekwaam onderdirecteur of-directrice
te vinden zal zijn. Wetenschappelijke ambtenaren op een
dergelijk salaris zijn werkzaam aan het Gemeentemuseum in
den Haag en aan vele archieven. Al werd het salaris eenigs-
zins verhoogd, dan zou daardoor de keus van geschikte can-
didaten niet veel ruimer worden, aangezien wij ook op dat
salaris geen directeuren van belangrijke musea tot ons zouden
kunnen trekken.
Wil de Gemeenteraad evenwel besluiten om door het doen
vervallen der woorden »2de klasse" aan B. en W. meer
vrijheid te geven bij de benoeming van een adjunct-directeur,
dan heeft de Commissie daartegen natuurlijk geen bezwaar.
Zij vreest echter dat wanneer dit besluit bekend wordt het
op de financieele wenschen der candidaten een voor de
gemeentekas nadeeligen invloed zal hebben.
De Commissie vindt dan ook in de ter gemeenteraads
zitting gedane voorstellen geen aanleiding om haar indertijd
gegeven advies te wijzigen.
De Commissie voor het Stedelijk Museum
J. C. van der Lip, lo voorzitter.
G. J. Boekenoogen, loco-secretaris.
thans bij de reorganisatie van het museum, met het oog op
de benoeming van een adjunct-directeur, niet zal worden
verhoogd.
J. de Lange.
A. J. Oostdam.
De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen in het
voorstel sub b te laten vervallen de woorden »2e klasse".
J. de Lange.
A. J. Oostdam.
N°. 85. Leiden, 10 Maart 1921.
De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaarschrif
ten enz. inzake de plaatselijke directe belasting naar het in
komen, heeft de eer U voor te stellen op de ter visie liggende
bezwaarschriften, belastingjaren 1918/19, 1919/20 en 1920/21
te beschikken overeenkomstig haar mede ter visie liggend
advies.
De Commissie voornoemd
Th B. J. Wilmf.k, Voorzitter.
T. Groeneveld T A
J. Splinter Gzn. Leden-
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 86. Leiden, 12 Maart 1921.
Ten verzoeke van Jacob Voorsluys, landbouwer alhier, is
de gemeente Leiden in vrijwaring opgeroepen in verband
met een door Christiaan Stoeke, tuinder alhier tegen voor
noemden Voorsluys ingestelden eisch tot ontbinding van de
huur van een stuk land met schadevergoeding.
Zooals uit de ter visie liggende stukken en het advies van
den rechtsgeleerden raadsman der gemeente blijkt, grondt
Stoeke zijne vordering hierop, dat de verhuurder Voorsluys
zijne verplichtingen jegens hem niet is nagekomen, omdat
in verband met den aanleg van een weg van den Zoeter-
woudschen Singel naar de Burguravenlaan de toegangsweg
tot het gehuurde land, gelegen nabij den Zoeterwoudschen
Singel, tijdelijk was afgesloten en het land niet kon worden
bereikt, en grondt Voorsluys zijne vordering in vrijwaring
tegen de gemeente op de toezegging, dat de werken, die de
moeilijkheden met Stoeke hebben in het leven geroepen, in
elk geval in het voorjaar zouden zijn geëindigd, terwijl zij
eerst veel later gereed waren.
Onder verwijzing naar het advies van den rechtsgeleerden
raadsman der gemeente geven wij Uwe Vergadering alsnu
in overweging te besluiten, dat de gemeente zich als gevoegde
partij tegen de vordering van Stoeke tegen Voorsluys zal
verweren en in de zaak in vrijwaring, door Voorsluys tegen
de gemeente aanhangig gemaakt, mede verweer zal voeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 87. Leiden, 14 Maart 1921.
Wij hebben de eer U in overweging te geven gunstig te
beschikken op bijgaand verzoek van den heer P. Werkman,
om ontslag uit zijne betrekking van leeraar in de Fransche
taal aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, alhier en
hem dat ontslag eervol te verleenen met ingang van den
lsten September 1921.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 20 Januari 1921.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
Geeft ondergeteekende met verschuldigden eerbied te kennen,
dat hij verzoekt met 1 September e. k. uit zijne betrekking
van Leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te
worden ontslagen.
't Welk doende enz.
P. Werkman.
De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen dat het
salaris van den museumdirecteur, omdat deze functie als
nevenbetrekking door den archivaris wordt waargenomen,