42 Leiden, 20 November 1920. Onder verwijzing naar het uitvoerig rapport van den Directeur van het Stedelijk Museum, hetwelk hierbij als bijlage is gevoegd, hebben wij de eer U te verzoeken de hierna volgende voorstellen bij den Gemeenteraad in te dienen. Hierbij is uitgegaan van de gedachte, dat de te ontvangen entreegelden ten bate zullen komen van het Museum, ten einde de gelegenheid te openen tot het geregeld houden van kleine tentoonstellingen, waarvan de onkosten grootendeels gedekt kunnen worden uit de daarvoor te ontvangen entreegelden. Voor het Museum zouden wij het meest gewenscht achten, indien een afzonderlijk beheer volgens art. 114 bis van de Gemeentewet kon worden ingesteld, doch indien daartegen overwegende administratieve bezwaren bestaan, hechten wij niet aan dezen vorm, mits slechts de uit de entrees te ver wachten baten voor het Museum verzekerd blijven, hetgeen wellicht zoude kunnen geschieden door bij de begrooting te bepalen, dat telken jare het voor het Museum uit te trekken bedrag zal vermeerderd worden met een bedrag,gelijkstaande met de uit de entrees te ontvangen baten. De vroeger door de Gemeente ontvangen baten uit de opbrengst der algemeene catalogi, is voorloopig niet te ver wachten wegens de aanzienlijke verhooging der drukkosten, welke niet gedekt kan worden door den verkoopprijs in evenredigheid hooger te stellen. Hierdoor toch zouden de bezoekers weerhouden worden van het koopen der catalogi, waardoor het groote nut hiervan zoude beperkt worden. Onder die omstandigheden is het onverschillig of de opbrengst uit verkoop van catalogi aan den Gemeente-ontvanger wordt overgedragen, of dat deze aan het Museum ten goede komt in vermindering van het voor het drukken te verleenen crediet. Alleen bij het invoeren van een geheel afzonderlijk beheer zoude het aanbeveling verdienen om ook_ het beheer der verkoopgelden daaronder te brengen. De kosten voor het onderhoud van het gebouw blijven het beste, evenals tot nu toe, bekostigd uit den voor het onder houd van gebouwen bestemden post van den algemeenen dienst, aangezien deze kosten in de verschillende jaren zeer ongelijk zullen zijn en ook, vooral voor het oude gebouw, dikwijls moeilijk te voren zijn te schatten. De kosten voor het onderhoud en het opstellen der verza melingen moeten uit het aan het Museum te verleenen crediet bestreden worden. De voor het Museum vereischte bedragen zijn in drie groepen te verdeelen. 1. Kosten van verbouwing en herinrichting. 2. Blijvende kosten van beheer en toezicht, onderhoud en aankoop. 3. Kosten voor de verzamelingen naar aanleiding van de herinrichting. 1. Kosten van verbouwing en herinrichting. a. Door de directie van den bouw worden de verbindings gangen en doorgangen tusschen het nieuwe en het oude gedeelte buiten kosten der gemeente in orde gemaakt; door het daaraan verbonden breekwerk zal het echter noodig zijn om de wandbekleeding in de verschillende vertrekken te vernieuwen en enkele onkosten te maken in verband met de aansluiting tusschen de twee gedeelten van het Museum. Behalve de hieronder nader speciaal te noemen posten, is hiervoor 500 gulden uit te trekken. b. Het doek van de groote kunstzaal is geheel versleten en verkleurd. Met de meeste moeite is het na het verven de laatste maal weder pasklaar gemaakt, doch het is te slecht om opnieuw geverfd te worden. Slechts zullen waarschijnlijk nog enkele niet te slechte stukken geschikt zijn voor de bekleeding van de kleinere zaaltjes. Het goedkoopste is om de wanden te verven en met schablonen te bedrukken, waarvan de kosten geschat worden op 2000. Mocht men weder doek willen aanbrengen, dan is gonje of jutestof met bedrukte schabionen aan te beveleD, waarvan de kosten iets hooger zullen zijn. c. De vloer van de kunstzaal wordt verhoogd om op gelijke hoogte te komen met de daarbij aansluitende kunstzalen in het nieuwe gebouw. Dit geschiedt voor rekening van den bouw, doch het aanbrengen van eene nieuwe vloerbekleeding blijft ten laste van de gemeente. Het tot nu toegepaste verven der vloeren is ongeschikt gebleken, aangezien de vert in korten tijd door de bezoekers er af wordt geloopen. In aansluiting met de voor de nieuwe kunstzalen gekozen vloerbekleeding is het gewenscht om kurkzeil te nemen. De kosten hiervan zijn te stellen op 12.per M2. of 2400.bij een oppervlakte van 10 bij 20 M. d. Het behangsel in de groote zaal op de eerste verdieping is geheel verschoten en moet ook reeds daarom vernieuwd worden, omdat de wand tegen het nieuwe Museum doorbroken wordt. Het is gewenscht om deze zaal niet meer te behangen, doch de muren gelijk te pleisteren en te witten of te verven, waardoor ook meer licht in de zaal zal verkregen worden. Met de donker houten balken zal dan een goed geheel ge vormd worden, dat zich ook beter voor expositieruimte leent. De kosten hiervan worden geschat op 2400. e. In het nieuwe gebouw komt een installatie voor centrale verwarming, waarbij rekening is gehouden met aansluiting van het oude gebouw. In dat geval zal een derde ketel moeten geplaatst worden. De kosten hiervan en van de verdere in richting zijn te stellen op 10.000.a 12.000.Hier tegenover staat eene vermindering van brandgevaar en minder kosten van schoonmaak. De kosten voor het aanbrengen van glasgordijnen voor de 54 vensters in het nieuwe Museum zijn, indien deze in eigen beheer kunnen worden gemaakt te schatten op ge middeld 15.per raam, totaal f 800.De soort van stof zal verband moeten houden met de aan elk der vertrekken te geven bestemming, zoodat slechts een gemiddelde prijs is te noemen. Bij de reorganisatie zal het gewenscht zijn om ook enkele verbeteringen aan te brengen, die niet in direct verband staan met het nieuwe museum. Hiertoe behooren: g. Het doorbreken en verplaatsen van een wand aan de linkerzijde van den ingang in den beneden corridor, het uitbreken en elders weder .plaatsen van het kamertje van de Delftsche schouw, het in aansluiting brengen van den vloer en de binten met die in den bestaanden corridor en het uitbreken van een privaat en van enkele overbodige hokken. De kosten hiervan zijn geschat op 6000. h. Het inrichten van de oude bestuurskamer boven de woning van den concierge tot expositiezaaltje. Het doorbreken van den muur tusschen dit vertrek en het zaaltje met de 18de eeuwsche portretten, het vlak maken van een der be staande deuren en het behangen en verven van de zoldering, tezamen geschat op 1500. Het behangen der zijzaaltjes op de eerste verdieping of het bekleeden met een gedeelte van het doek uit de groote kunstzaal worden geschat op 500. De bovengenoemde posten zijn uitgaven in eens, die voor het vervolg geene verhooging van het budget vereischen. 2. Blijvende kosten van beheer en toezichtonderhoud en aankoop. a. De uitbreiding van het Museum en de verzamelingen en de meerdere werkzaamheden voor de tentoonstellingen maken het noodzakelijk om een adjunct-directeur of directrice te benoemen, die dagelijks op het Museum kan aanwezig zijn en die ook den penningmeester der Commissie kan terzijde staan. Deze zoude aanvankelijk in traktement gelijk gesteld kunhen worden met een commies 2e klasse 2600.3000. overeenkomstig de regeling voor den wetenschappelijk ambte naar aan het archief. b. Ook voor den directeur geeft de nieuwe regeling ver meerdering van werkzaamheden en aansprakelijkheid, die het noodig maken om het traktement daarmede in overeen stemming te brengen. In vergelijking met de elders bij musea van gelijken omvang daarvoor getroffen regelingen is het billijk om dit traktement te bepalen op dat van een referen daris (ƒ4200.ƒ5000.onder bepaling, dat dit bedrag tot 2500 gulden zal verminderd worden, zoolang de directeur tevens van de gemeente salaris ontvangt als archivaris. c. De tegenwoordige staf van lagere ambtenaren is reeds nu onvoldoende voor het tegenwoordige museum en onmo gelijk kan daarmede voorzien worden in den dienst na de uitbreiding. Wij achten hiervoor noodig een concierge- tevens hoofdbewaker, twee hoofdbewakers, eenige tijdelijke bewakers, en een nachtwaker. Voor de Zon- en feestdagen kan de bestaande regeling met eenige uitbreiding behouden blijven. Voor den concierge-hoofdopzichter, die tevens belast kan worden met de centrale verwarming, zal de nieuwe regeling eene groote vermeerdering van werkzaamheden meebrengen. In verband hiermede is het niet meer dan billijk om hem te bevorderen tot concierge C (ƒ2100.—2500) en hem bij zijne benoeming tegelijk in het genot te stellen van twee verhoogingen (dus te beginnen met ƒ2300. Voor de hoofdbewakers in vasten dienst, die tevens den concierge moeten kunnen vervangen en de noodige kleine werkzaamheden moeten kunnen verrichten voor het onder houd der verzamelingen, is eene bezoldiging uit te trekken, waarvan althans een als controleur lste klasse (ƒ1800ƒ2200). De tijdelijke bewakers kunnen per dag worden betaald. Voor den nachtwaker moet 800 gulden worden uitgetrokken. De aanstelling van een nachtwaker is noodzakelijk voor de veiligheid. d. Om de verzamelingen ook in het vervolg op peil te kunnen houden is het noodig om het crediet voor aankoopen te ver- hoogen tot 5000 gulden per jaar. In verband met de prijs-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 2