GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 41 INCtEKOKEIf NTI HKK.V. N°. 69. LeideD, 21 Februari 1921. De Commissie voor de Lakenhal heeft bij ons College voor stellen ingediend betreffende de reorganisatie van het Museum, noodig geworden door den bouw van het nieuwe gedeelte, waarvan de voltooiing wellicht nog dit jaar tegemoet kan worden gezien. De missive der Commissie is hierachter afge drukt, terwijl een uitvoerig rapport van den Directeur van het Museum in de Leeskamer te Uwer inzage ligt. De voorstellen der Commissie vinden hun grond in de overweging, dat, nu het Stedelijk Museum door de gift van Mr. Pape een zoo belangrijke uitbreiding ondergaat, de gemeente behoort te zorgen, dat het bestaande museum zich bij het nieuwe op waardige wijze aansluit. Wij nemen in dezen hetzelfde standpunt in als de Commissie. Uitbreiding van de Lakenhal was sinds lang noodzakelijk gebleken; nu de milde schenking van Mr. Pape deze op zoo ruime schaal mogelijk heeft gemaakt, dient de gemeente de uit voering van werken en maatregelen, welke in verband met den bouw van het nieuwe gedeelte op haar is komen te rusten, zóó te doen geschieden, dat zij de gift eer aandoet. Wij behoeven toch wel niet te betoogen, dat het van weinig appreciatie van des gevers bedoeling zou getuigen en ook gebrek zou toonen aan een goede opvatting omtrent het belang, dat een museum van den omvang en de beteekenis als de Lakenhal thans staat te verkrijgen, voor Leiden heeft, indien het be staande museum, waar noodig, niet in overeenstemming met het nieuwe zou worden gebracht. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat nu ook in het gansche oude gebouw allerlei veranderingen en verbeteringen moeten worden aangebracht om te trachten dit te doen beantwoorden aan de moderne eischen, waaraan de nieuwe zalen zullen voldoen, integen deel, de Lakenhal is een antiek monument, waaraan over het algemeen zou weinig mogelijk moet worden veranderd; dit neemt echter niet weg, dat er, nu het oude en het nieuwe gebouw tezamen één groot museum gaan vormen, gezorgd moet worden voor een passende aansluiting van het een aan het ander. Wij vereenigen ons daarom met de voorstellen van de Commissie, waar die er op gericht zijn om te voor komen, dat de inwendige inrichting van het vergroote museum tengevolge van de samenvoeging van oud en nieuw hinder lijke contrasten te zien geeft. Dat ons College bij de overweging van deze aangelegenheid de geldelijke zijde daarvan echter niet uit het oog heeft ver loren, ligt voor de hand. Juist met het oog op de financiën meenen wij, dat ten behoeve van het museum tot uitgaven van beteekenis, niet direct verband houdende met den bouw van het nieuwe gedeelte, thans zoo min mogelijk moet worden over gegaan. Om deze reden kunnen wij dan ook niet mede gaan met het voorstel van de Commissie om het z.g. kamertje van dê Delftsche schouw te gaan verplaatsen en in den benedencorridor de daarmede samenhangende, op blz. 3 sub g van de missive der Commissie nader omschreven, werken te doen uitvoeren, waarvoor zij een bedrag van 6000.noodig acht. In verband hiermede kunnen ook de sub h voorgestelde veranderingen (het inrichten van de bestuurskamer boven de woning van den concierge tot expositiezaaltje, enz.) voor- loopig achterwege blijven, waardoor een uitgave van ongeveer 1500.wordt bespaard. Overigens hebben de voorstellen der Commissie onze instem ming, vooral waar de wTenschelijkheid van de andere door haar genoemde maatregelen ons bij een persoonlijk onderzoek ter plaatse is gebleken. Wij merken hierbij op, dat de raming van de kosten voor het aanbrengen van eene nieuwe vloerbedekking van kurkzeil in de kunstzaal vermoedelijk te hoog is; een bedrag van 2000.zal hiertoe waarschijnlijk voldoende zijn. Daarentegen is de begrooting van de kosten der centrale verwarming aan den lagen kant geblekendeze installatie zal met alles wat daarmede verband houdt, in plaats van 12000.vermoe delijk 13500.— kosten. Het totaal van de uitgaven in eens, door de Commissie gesteld op 30000.zal, als men met het bovenstaande rekening houdt, dalen tot 24000.-. Het bewakingspersoneel van het museum zal na de uit breiding moeten worden vermeerderd, daar de talrijke, be trekkelijk ver uiteengelegen, zalen behoorlijk toezicht vereischen. Ook moet bij den ingang tijdens de uren, dat het museum geopend is, voortdurend een bewaker aanwezig zijn en kan des nachts een wacht niet gemist worden. Naast den concierge-hoofd- bewaker zullen daarom twee hoofdbewakers, waarvan één schrijnwerker, een aantal tijdelijke bewakers, en voor de Zon- en feestdagen eenige hulpwakers, alsmede een nacht waker noodig zijn. De totstandkoming van de reorganisatie der Lakenhal maakt voorts de aanstelling van een adjunct-Directeur nood zakelijk. De werkzaamheden, w7elke in het belang van het museum verricht zullen moeten worden, zijn voor één persoon te veel; men zal het oog moeten houden op veilingen, vaak allerlei onderzoekingen moeten doen en studies maken, voe ling houden met centra van kunst en wetenschappen, ten toonstellingen organiseeren, te allen tijde gereed moeten staan voor het geven van inlichtingen, kortom, het museum in alle opzichten moeten doen beantwoorden aan het schoone doel, dat er mede bereikt kan worden. Hierbij komt nog, dat er vooral in den tijd, aan de opening voorafgaande, heel veel werk zal zijn, voornamelijk bestaande in een nieuwe opstelling en rangschikking van de voorwerpen, het omwerken der catalogi, enz. Het bij den brief der Commissie behoorende rapport van den Directeur geeft van den omvang van deze taak, die een volledige kracht vereischt, een duidelijk beeld. Wij zijn dan ook met de Commissie van meening, dat de benoeming van een adjunct-Directeur voor de Lakenhal uitermate gewenscht is, terwijl wij die in ieder geval zoolang de functies van Archivaris en Museumdirecteur in één persoon vereenigd zijn, onontbeerlijk achten. Uit den aanhef van de missive der Commissie zal U blijken, dat zij het wenschelijk acht, dat de te ontvangen entreegelden voortaan ten bate van het museum komen, ten einde het geregeld houden van tentoonstellingen, waarvan de onkosten grootendeels uit de daarvoor te heffen entrée's gedekt kunnen worden, te bevorderen. De toestand is thans namelijk zoo, dat alle kosten, verbonden bijv. aan het voorbereiden van een tentoonstelling, op het museumbudget zouden drukken, terwijl de baten, welke zulk een expositie opleveren kan, aan de museumkas zouden voorbijgaan en als entréegelden bij den Gemeenteontvanger zouden moeten worden gestort. Ten einde in dezen toestand verbetering te brengen, ligt het in ons voornemen om U te zijner tijd voor te stellen aan de Commissie voor de Lakenhal boven het gewone sub sidie een jaarlijksche bijdrage te geven ten beloope van de hierbedoelde ontvangen toegangsgelden. Het in het leven roepen vaneen regeling volgens artikel 114bisder Gemeente wet, met den aankleve van dien, is dan niet noodig. Omtrent de regeling van de tarieven, te heffen voor het bezoeken van die grootere en kleinere tentoonstellingen op verschillend ge bied, welke, is eenmaal de uitbreiding van het museum vol tooid, de Commissie zich voorstelt geregeld te organiseeren, zullen wij U dan tevens voorstellen doen. Ook den gewonen toegangsprijs zouden wij na de uitbreiding verhoogd willen zien. Deze bedraagt thans sinds 1904 0.1Ö per persoon, behalve op Zondagen en feestdagen, op welke dagen het museum kosteloos toegankelijk is. Het komt ons voor, dat er geen bezwaar tegen kan bestaan, dat dit tarief na de openstelling van het nieuwe museum verdubbeld wordt. Voor hen, die een uitgave van 0,20 voor dit doel nog te bezwarend achten, blijft voldoende gelegenheid over voor koste- looze bezichtiging. Een desbetreffende wijziging van de hef fingsverordening zullen wij, wanneer de tijd daar is, eveneens bij U aanhangig maken. Onder verwijzing naar het schrijven van de Commissie voor de Lakenhal, met wier voorstellen wij ons, zooals gezegd, vereenigen met uitzondering evenwel van de werken betref fende de verplaatsing van het kamertje van de Delftsche Schouw en het inrichten van de bestuurskamer tot expositie zaal c.a., geven wij U thans in overweging: a. door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootings- staat een bedrag van ƒ24000.beschikbaar te stellen voor de in het rapport der Commissie nader omschreven ver- bouwings- en vernieuwingswerken ten behoeve van »de Lakenhal"; b. te besluiten, dat vanaf een nader door ons College te bepalen datum aan het Museum een adjunct-Directeur, in den rang van commies 2e klasse, zal zijn verbonden; c. te besluiten, dat aan de Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal" te beginnen met het jaar 1921 jaar lijks in plaats van ƒ1300.een toelage zal worden gegeven van ƒ5000. d. vast te stellen den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving, dienst 1921, strekkende tot verhooging van volgn. 181 der gemeentebegrooting »Kosten voor musea of openbare bibliotheken" met 3700.en afschrijving van dit bedrag van den post »Onvoorziene Uitgaven", waarop thans nog 90225.— beschikbaar is; e. den aanleg der centrale verwarming c.a. in het bestaande gedeelte van het Museum te doen uitvoeren door dezelfde firma, waaraan ook de verwarmingsinstallatie in den nieuw bouw is opgedragen en dien aanleg mitsdien ondershands op te dragen aan Gebr. Mickeleit te KeulenZollstock voor 163.422 Mark, except vracht, rechten, montage e. d. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 1