35 Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur der Leidsche Vereeniging voor Kinderherstellingskolonies, afdeeling Leiden van het Centraal Genootschap voor Kinder- herstellings- en Vacantiekolonies, welke Vereeniging zich ten doel stelt de uitzending van kinderen, onverschillig van welke richting of gezindte, naar eene boschrijke streek of eene zee plaats, wanneer de behoefte daaraan bestaat en de ouders dit niet kunnen bekostigen; dat de middelen, waarover de Vereeniging kan beschikken, lang niet toereikend zijn om zelfs aan de meest gemotiveerde aanvragen om uitzending te voldoen; dat de Vereeniging dit jaar heelt kunnen beschikken over een subsidie uit de Gemeentekas ten bedrage van 50 cents per dag van uitzending en per kind, waarbij een maximum was gesteld van 450 gld., welk maximum niet geheel is be reikt, aangezien de eigen kas der Vereeniging niet toeliet, het te bereiken; dat het Bestuur der Vereeniging tot Uw College het verzoek richt, over het jaar 1921 wederom in het genot te worden gesteld van een Gemeente-subsidie naar denzelfden maatstaf. Hetwelk doende, Het Bestuur voornoemd, A. van der Elst, Voorzitter. M. van Wamelen, le Secretaris. Leiden, 15 November 1920. 's-Gravenhage, 30 December 1920. Namens de Centrale Commissie voor Uilzending van Neder- landsche kinderen naar buiten, bureau Frankenslag 83 te 's-Gravenhage, hebben wij de eer het verzoek tot Uw College te richten, voor het jaar 1921 en volgende jaren, een bijdrage te willen verleenen, voor door bemiddeling van onze Commissie uit uwe Gemeente uit te zenden kinderen, tegen een maatstaf van 0,25 per kind en per dag. Het Dagelijksch Bestuur der Centrale Commissie, Roëll, Voorzitter. H. Wennen, Secretaris. J. H. de Crane, Penningmeester. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 63. Leiden, 21 Februari 1921. Zooals in ons voorstel d.d. 27 Juli 1920 (Ingek. Stukken No. 268) reeds uitvoerig is medegedeeld, is het door een leemte in de Wet van 29 Mei 1920 (S. 283), houdende ver hooging van de pensioenen, niet mogeiijk, om, zooals zulks voor de overige daarvoor in aanmerking komende pensioenen is geschied, de na 1 October 1913 ingevolge de gemeentelijke pensioenverordening verleende pensioenen en de z.g. suppletie pensioenen met een zeker percentage te verhoogen, doch moest worden overgegaan tot het verleenen van een jaarlijks vast te stellen bijslag. Tot het verleenen van een bijslag over 1920 aan de hier- bedoelde gepensionneerden werd in Uwe Vergadering van 2 Augustus 1920 besloten (Gem. blad No. 35). Waar de bepalingen van bedoeld besluit tot geen enkele onbillijkheid hebben aanleiding gegeven, kan worden volstaan met dezelfde voorschriften veor het jaar 1921 vast te stellen. Mitsdien geven wij U in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan VERORDENING, tot wijziging van de verordening van den 2den Augustus 1920, (Gem. Blad No. 35), betreffende het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens de verordening, regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente ambtenaren en de verordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914. Eenig artikel. In artikel 6 van bovengenoemde verordening worden de woorden »1 Januari 1921" vervangen door de woorden »1 Januari 1922'. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 64. Leiden, 21 Februari 1921. Zooals in de Memorie van Toelichting op de begrooting bij volgnummer 140 is vermeld, is het opwinden en het dagelijksch onderhoud der klokken in de verschillende gemeente-gebouwen voor ƒ750.per jaar opgedragen aan F. J. van der Togt Jr., horlogemaker alhier. In nevensgaand adres verzoekt de heer van der Togt nu dat bedrag, hetgeen door hem, die feitelijk als aannemer van gemeentewerk optreedt, ten onrechte salaris wordt genoemd, te verhoogen in verband met den hoogeren levensstandaard en de hoogere loonen en materiaalprijzen. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat er op de aangevoerde gronden wel aanleiding is de sedert jaren niet gewijzigde vergoeding een weinig te verhoogen en op ƒ950.per jaar te brengen. Weliswaar zijn de werkzaam heden tengevolge van het stilzetten van de uurwerken van Hooglandsche Kerk, Lodewijkskerk en Zijlpoort eenigszins verminderd, doch daar staat tegenover eene vermeerdering van werkzaamheden in verband met het invoeren van den z.g. zomertijd, waardoor alle klokken tweemaal per jaar verzet moeten worden. Uit de ter visie liggende rapporten zal U blijken, dat inge volge onze opdracht ook nog een onderzoek is ingesteld naar de kosten, verbonden aan het aansluiten der verschillende schoolgebouwen aan het electrisch klokkennet. De kosten bleken echter belangrijk hooger, zoo Jat het, ook naar de meening van de Commissie van Fabricage, geen aanbeveling verdient in de bediening der klokken verandering te brengen. Wij geven U mitsdien in overweging met ingang van 1 Januari 1921 voor het opwinden en het dagelijksch onderhoud der klokken in de verschillende gemeentegebouwen door den horlogemaker F. J. van der Togt Jr. alhier een bedrag van 950 per jaar beschikbaar te stellen. De desbetreffende begrootingsregeling zullen wij eerlang bij U indienen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 Augustus 1920. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden Edele Achtbare Heeren Geeft met verschuldigden eerbied te kennen F. J. van der Togt, horlogemaker wonende Breestraat 5 alhier dat hij van gemeente wegen is belast met het opwinden- regelen- smeren- kleine herstellingen en levering van staal draad voor de gewichten van de stedelijke uurwerken; ook aan alle gemeente scholen en het carillon, tegen een vaste jaarlijksche vergoeding van slechts 750. dat genoemd bedrag reeds lang voor den wereldoorlog is vastgesteld dat, zoo uw College wel bekend is, alle loonen en materialen de laatste jaren sterk gestegen zijn en bij, adressant tot nog toe, geen verhooging heeft gekregen dat op uw voorstel de Raad kort geleden ook alle salarissen, van hen die nevenbetrekkingen bij de Gemeente vervullen heeft verhoogd, o.m. het salaris van den klokkenist, den heer van Leeuwen met 150 'sjaars dat adressant vermeent er aan zijne functie niet is gedacht, waarom hij zoo vrij is, UEd Achtbaren beleefd te verzoeken, ook zijn salaris wel- naar den tegenwoordigen levensstandaard eri in verband met de tegenwoordig veel duurdere loonen en materialen, als olie- staaldraad, enz, naar verhouding te willen verhoogen. Hierbij tevens een lijst voor UEdele Achtbaren van de dagelijksche en wekelijksche werkzaamheden. 't Welk doende Uw dw. dn. F. J. v. d. Togt. N°. 65. Leiden, 21 Februari 1921. Op de begrooting voor het jaar 1921 is onder volgn. 134 een bedrag van 6000.uitgetrokken voor het dempen en rioleeren van de sloot langs den Zijlsingel, van de Schrijvers- brug in zuidelijke richting, met aanleg van een verhoogd voetpad, over een lengte van 60 M. Intusschen is het gewenscht ook het verdere gedeelte van den Zijlsingel, zoowel ten zuiden als ten noorden van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 9