28 Uwe Vergadering alsnu in overweging met intrekking van Uw besluit van 23 Februari 1920 (ingek. Stukken No. 46) tot vaststelling van het op de situatie (bijlage 0 I) aangegeven ontwerp tot herziening van het uitbreidingsplan der gemeente beoosten de fleerenstraat, gelijk dit ontwerp op de secretarie ter inzage heelt gelegen, over te gaan, en de rooilijnen en straatlijnen, zooals die op de situatie zijn aangeduid, vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 46. Leiden, 4 Februari 1921. In verband met den voorgenomen bouw eener Christelijke Hoogere Burgerschool op het terrein benoorden de Poel wetering (Sectie P nis 11 en 13 ged.), en den daarmede gepaard gaanden aanleg van een speelveld voor de leerlingen van deze en andere bijzondere scholen op een terrein be westen den Maredijk (Sectie P no. 16), heeft de Directeur van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen «Beperkt Bezit" tot ons College het verzoek gericht wijziging van het uitbreidingsplan der gemeente ter plaatse van het terrein beoosten den Rijnsburgerweg en ten noorden van de Poelwetering te bevorderen. Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bestaat tegen wijziging van het indertijd door Oegstgeest vastgestelde uitbreidingsplan daar ter plaatse bezwaar, indien zulks geschiedt overeenkomstig het door den Directeur van Gemeentewerken gemaakte ontwerp. Vervanging van den op de situatieteekening in blauw aangegeven 15 M. breeden, evenwijdig aan de Poelwetering geprojecteerden, weg door twee met licht roode kleur aangeduide wegen ter breedte van resp. 15 en 12 M., waarvan de noordelijke doorloopt tot den Rijnsburgerweg en toegang geeft tot het terrein der te bouwen school, lijkt ons toch met de commissie alleszins een verbetering. De oorspronkelijk te diepe bouwblokken verkrijgen dan een voor bebouwing meer voordeeligen vorm, terwijl het uiterste middenblok, aan de oostzijde, behoorlijke afmetingen voor een ruim sportveld biedt. Tegen het ingevolge artikel 28 der Woningwet ter visie gelegen ontwerp is alleen bezwaar gemaakt door den heer Gieleu, eigenaar en bewoner van het perceel Rijnsburgerweg No. 47, genaamd «lnsulinde" en gelegen aan den hoek van den nieuw geprojecteerden noordelijken 15 M. breeden weg. Bij aanleg van den nieuwen weg zal, zoo beweert adressant, langs het noordelijke en oostelijke gedeelte van zijn huis met tuin eene andere afscheiding moeten worden gemaakt, terwijl de tuin achter zijne woning met de zich daarin bevindende schuur zal moeten worden opgehoogd tot het niveau der straat. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat het geuite bezwaar, voorzoover betreft de oostzijde (of liever de noerd-oostzijde) van het huis en den tuin denkbeeldig is. Evenmin kunnen uit de lage ligging van den tuin achter de woning ten opzichte van het toekomstige hoogere straatvlak moeilijkheden voortvloeien. Dit straatvlak toch zal het hemel water in eene afzonderlijke rioleering en niet in adressant's tuin loozen. De afwatering van dien tuin moet gericht zijn naar de noord-oostelijke grenssloot en kan nimmer worden gehinderd door eene ophooging van het noord-westelijke terrein ten behoeve van straataanleg. Doch ook al mocht de tuin van adressant op het oogenblik op dit terrein afwateren, dan kan toch de eigenaar, ook onafhankelijk van den straataanleg, door ophooging aan die afwatering een einde maken. De aan vankelijk door adressant gestelde eisch, dat bij het aanleggen der straat de achtertuin met schuur op kosten van den straat- eigenaar moet worden opgehoogd tot het niveau der straat heeft derhalve geen reden van bestaan. Trouwens, bij eene gehouden bespreking, heeft adressant de juistheid van een en ander moeten toegeven. Met betrekking tot de noordelijke (lees noord-westelijke) afscheiding is de opmerking van adressant op zich zelf juist. Inderdaad zal die afscheiding bij straataanleg aan hoogere eischen moeten voldoen. lntusschen is dit niet zoozeer een bezwaar tegen de voor gestelde wijziging van het uitbreidingsplan, dan wel een aan duiding van de gevolgen, die uit de wijziging zullen voort vloeien. Of die wijziging voor adressant voor of nadeelig zal zijn, is thans moeilijk uit te maken, aangezien tegenover de meerdere kosten voor afscheiding de waardevermeerdering van het pand staat, wanneer dit aan een nieuwen fraaien verkeersweg komt te liggen. Doch hoe dit zij, een reden, om niet tot herziening van het uitbreidingsplan over te gaan, kan in de door adressant geopperde bedenking bezwaarlijk gelegen zijn. Onder mededeeling ten slotte, dat ook de Gezondheids commissie, wier advies over de voorgestelde herziening en het door den heer Gielen ingediende bezwaarschrift is inge wonnen, zich met het ontwerp kan vereenigen, stellen wij Uwe Vergadering alsnu voor tot vaststelling van het op de situatie aangegeven ontwerp tot herziening van het uitbrei dingsplan der gemeente ter plaatse van het terrein beoosten den Rijnsburgerweg en ten noorden van de Poelwetering, gelijk dit ontwerp op de secretarie ter inzage heeft gelegen, over te gaan, en de rooilijnen en straatlijnen zooals die op de situatie zijn aangeduid, vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 47. Leiden, 4 Februari 1921. Een derde wijziging van het uitbreidingsplan heeft betrek king op de stadswijk beoosten den Zijlsingel. Het vaststellen van een uitbreidingsplan voor de z. g. Waard, voorzoover gelegen tusschen de voormalige gemeentegrens en het Rijn- Schiekanaal kan hiermede gepaard gaan. De wijziging beoosten den Zijlsingel houdt in de eerste plaats verband met de uitvoering van bouwplan II der woning bouwvereniging «Eensgezindheid", waarvoor in Uwe Ver gadering van 7 Juni 1920 (Ingek. Stukken n°. 182) voorschotten werden verleend. Zooals wij U destijds reeds mededeelden wijkt de ontworpen straatindeeling van dit den bouw van 114 woonhuizen omvattende plan eenigszins af van het bestaande uitbreidingsplan en is wijziging in den door de bouwvereni ging gevraagden zin gewenscht. Van ingrijpenden aard zijn die wijzigingen, almede een paar wijzigingen ten zuiden der reeds bestaande bebouwing in het belang van eene betere aansluiting met de Oosterdwarsstraat, niet. In hoofdzaak strekken zij zich uit over aan de gemeente toebehoorenden grond. lntusschen is het, nu de Waard sedert de jongste grens wijziging deel uitmaakt van Leiden's territoir, bovendien noodig het plan van uitbreiding te doen aanpassen aan de toekomstige bebouwing in het nieuw verworven gebied en wel voorzoover de Waard gelegen is tusschen de voormalige gemeentegrens en het nieuwe Rijn-Schiekanaal. Dientengevolge heeft de Directeur van Gemeentewerken ingevolge onze opdracht voor dit gedeelte der Waard een uitbreidigsplan ontworpen, waarbij de aan het water gelegen terreinen zijn vrijgelaten voor industrie- en fabrieksdoeleinden, terwijl de meer binnenwaarts gelegen gronden voor bebouwing, met name voor arbeiderswijken, zijn bestemd. Tegen het ter visie gelegen hebbende ontwerp 1 zijn slechts door Gebroeders van Hoeken bezwaren ingebracht, bezwaren, welke feitelijk het bestaande uitbreidingsplan en niet de voorgestelde wijziging van dat plan gelden. Het eerste bezwaar betreft het projecteeren van straten op de terreinen van adressanten in de Waard, die zij volgens een overgelegde schets (blad awillen bestemd zien voor loodsen, balkhavens enz. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat, vermits het hier geldt een bestaand belangrijk bedrijf, dat voor verdere uitbreiding vatbaar is, met dit bezwaar zooveel mogelijk rekening moet worden ge houden. In het gewijzigd ontwerp A zijn daarom op de terreinen van adressanten zoo min mogelijk straten geprojec teerd en is van de twee over perceel No. 3072 in west-oostelijke richting geprojecteerde straten alleen de zuidelijke in het verlengde van de Waardstraat gelegen weg behouden, zoodat thans voldoende gelegenheid bestaat voor loodsenbouw en havenaanleg. Het zuid-oostelijk gedeelte van de terreinen blijft overeenkomstig de bedoeling van Gebroeders van Hoeken voor woonwijk bestemd. Verder zijn nog eenige veranderingen van ondergeschikt belang, die uit de aangebrachte wijzigingen voortvloeien, in het aanvankelijk ontwerp 1 aangebracht. Het tweede bezwaar heeft betrekking op het bouwplan van «de Eensgezindheid", hetgeen in noordelijke richting aansluit tegen de gronden van Gebroeders van Hoeken. Deze zijn van plan groote houtloodsen te plaatsen op hun terrein No. 3072, tusschen de Broersloot en de Verlengde Oosterstraat, zonder daarbij rekening te houden met de sedert jaren op dit terrein ontworpen 10 M. breede straat in zuid-noordelijke richting. In verband met de schuin toeloopende en dus onvoordeelige zuidelijke begrenzing van 3072, hebben zij met de vereeniging «de Eensgezindheid" onderhandelingen gevoerd over een ruiling, teneinde tot eene betere afronding van beider bezit te geraken (zie blad b). De vereeniging zou aan Gebroeders van Hoeken den noord-oostelijken (zwart gearceerden) hoek van haar bouwterrein afstaan, terwijl zij een grooter stuk grond, voor Gebroeders van Hoeken vrijwel waardeloos en gelegen bewesten de verlengde Oosterstraat en bezuiden de Waardstraat (zie de zwarte randarceering), zou terugontvangen, echter onder bijbetaling van het meerdere aantal M*. Ofschoon ook van onzeotwege, zooals uit de stukken blijkt, pogingen in het werk zijn gesteld, om eene overeenkomst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 2