37
traging waaraan de aannemer zelf schuld is, is de vertraging
voornamelijk veroorzaakt door den stand der werkzaamheden,
door andere aannemers uitgevoerd. En de hieruit voor den
aannemer van den straataanleg voortvloeiende schade is juist
door het opnemen van de bovenaangehaalde bepaling in §30
van het bestek op de schouders van den aannemer gelegd,
zoodat hij zich hiertegen door het opnemen van een risicopost
in zijn inschrijving had kunnen en ook behooren te dekken.
Voor dit verzuim, indien het door den aannemer mocht zijn
gepleegd, wat uit den aard der zaak niet is na te gaan, de
gemeente aansprakelijk te stellen, gaat naar de meening van
de minderheid van ons College, niet aan.
Als College geven wij U echter in overweging te besluiten,
dat aan M. Konings, aannemer van bestek no. '18: »Het aan
leggen van straten met rioleeringen enz. op het Kooiterrein"
boven zijne aannemingssom een bedrag van f 2400 zal worden
uitgekeerd als schadeloosstelling wegens den laten aanvoer
van door de gemeente ten behoeve van het werk te leveren
bouwmaterialen, onder afstand van alle verdere rechten, die
hij ter zake van de aanneming tegen de gemeente mocht
kunnen doen gelden. Van het bedrag der schadeloosstelling
komt f ten laste van de bouwrekening van het bouwplan
der '147 woningen van de Vereeniging tot Bevordering
van den Bouw van Werkmanswoningen, aangezien de straat-
aanleg voor dat gedeelte is uitgevoerd voor rekening dier
vereeniging. Het resteerende f gedeelte moet onder de uitgaven
voor den aanleg van het Volkspark worden gebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 68. Leiden, 21 Februari 1921.
De Commissie van Fabricage heeft ons medegedeeld, dat
zij het wenschelijk acht, dat ten aanzien van het Reinigings-
bedrijf een eigen financieel beheer in het leven wordt geroe
pen en ons verzocht om, indien wij deze zienswijze mochten
deelen, de noodige voorstellen om daartoe te geraken bij Uwe
Vergadering in te dienen.
Ook naar ons oordeel is het aanbevelenswaard om voor
de Gemeentereiniging een afzonderlijk comptabel beheer te
scheppen, ten einde bij het opmaken van de jaarrekening
een juist beeld van het Reinigingsbedrijf te kunnen geven.
Tot nog toe toch is, zooals in de bijlage van het rapport der
Commissie wordt aangetoond, de rekening van de Gemeente
reiniging onvolledig en het beeld, dat van de exploitatie van
dezen tak van dienst wordt gegeven, mitsdien onzuiver.
Vandaar, dat wij LI voorstellen om het, door aanneming van
een door ons ontworpen verordening betreffende het bedrijf
van den Reinigings-en Ontsmettingsdienst, mogelijk te maken,
dat de inkomsten, ontvangsten en betalingen van de Reini
ging voortaan zullen zijn afgescheiden van de overige inkom
sten, ontvangsten en betalingen van de gemeente.
Dit ontwerp behoeft slechts weinig toelichting, omdat het
mutatis mutandis gelijk is aan de bedrijfsverordening voor
het Openbaar Slachthuis, welke weder op dezelfde leest is
geschoeid als die voor de Lichtfabrieken en de Gestichten.
Het eigen beheer is dus ook hier zoo consequent mogelijk
doorgevoerd. Echter hebben wij het niet noodig geacht U
in overweging te geven, voor het Reinigingsbedrijf een afzon
derlijke Commissie van Beheer in te stellen. Naar onze mee
ning kan dit beheer zonder bezwaar rechtstreeks door ons
College geschieden, dat daarbij evenwel prijs zal stellen op
den bijstand van de Commissie van Fabricage, die ons ook
reeds thans het blijkt uit den aanhef dezes wat de
zaken der Gemeentereiniging betreft van advies dient. Het
is dan wel gewenscht, dat dit onderdeel van haar werk
kring bij verordening wordt vastgelegd en wij zullen daarom
binnenkort eene herziening van de verordening, regelende
de samenstelling en den werkkring der Commissie van
Fabricage, dateerende van- 31 Januari 1901 en opgenomen
in No. 4 van het Gemeenteblad van dat jaar, aan U voor
stellen.
Wij geven U derhalve thans in overweging over te gaan
tot vaststelling van de navolgende verordening
VERORDENING betreffende het bedrijf van den Reinigings-
en Ontsmettingsdienst.
Van het Beheer.
Artikel 1.
Het bedrijf van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst
wordt beheerd door Burgemeester en Wethouders, daarin
bijgestaan door de Commissie van Fabricage.
Art. 2.
De inkomsten, ontvangsten en betalingen van het bedrijf
worden afgescheiden van de overige inkomsten, ontvangsten
en betalingen der gemeente.
Art. 3.
De dagelijksche leiding van het bedrijf berust bij een
Directeur, aan wien het geheele personeel ondergeschikt is.
Art. 4.
De werkkring van den Directeur wordt nader bij instructie
geregeld.
Art. 5.
De invordering van alle inkomsten van het bedrijf en het
doen van alle betalingen uit de kas van het bedrijf, alsmede
het bijhouden van alle boeken betreffende het bedrijf, is
opgedragen aan een Kassier-Boekhouder.
Art. 6.
De betalingen van het bedrijf geschieden door den Kassier-
Boekhouder op behoorlijke kwijtingsbewijzen, nadat de
daarbij behoorende rekeningen, facturen en andere bescheiden
door den Directeur voor accoord zijn geparafeerd en door
den Wethouder van Fabricage voor »fiat betaling" zijn
geteekend.
Van alle uitgaven boven f 2.moet een behoorlijk ge
teekend kwijtingsbewijs aanwezig zijn.
Art. 7.
De invordering van alle inkomsten en ontvangsten van het
bedrijf geschiedt door den Kassier-Boekhouder tegen door
loopend genummerde kwijtingsbewijzen.
Art. 8.
De Kassier-Boekhouder stort tegen kwitantie op den Isten
en den 15den van elke maand het aanwezige kasgeld bij den
Gemeente-Ontvanger, met dien verstande, dat een bedrag
van ten hoogste ƒ300.in kas aanwezig mag blijven.
Ditzelfde geschiedt, zoodra de kas een bedrag van 3000.
overschrijdt, met het meerdere.
Van de gestorte gelden wordt aanteekening gehouden in
een register, dat telkens door den Gemeente-Ontvanger en
den Kassier-Boekhouder wordt afgeteekend.
Art. 9. j
Bij behoefte aan kasgeld neemt de Kassier-Boekhouder op
bevelschrift van Burgemeester en Wethouders het noodige
kasgeld op bij den Gemeente-Ontvanger.
De Gemeente-Ontvanger geeft van alle verstrekking van
kasgeld onmiddellijk kennis aan den Directeur.
Art. 10.
Tusschen de gemeente en het bedrijf wordt voor weder-
zijdsche stortingen rente verrekend tegen een door Burge
meester en Wethouders vast te stellen rentevoet.
Art. 11.
De Kassier-Boekhouder geeft aan Burgemeester en Wet
houders, of een lid van dit College, en aan den Directeur,
zoo dikwijls zij zulks vorderen, inzage van de boeken en
van de kas.
Het College en de personen in het eerste lid genoemd, zijn
bevoegd zich daarbij voor rekening van het bedrijf door een
deskundige te doen bijstaan.
Art. 12.
Bij schorsing, ontslag of overlijden van den Kassier-Boek
houder wordt zijn kas door of namens Burgemeester en Wet
houders opgenomen en bewaard totdat in den dienst is
voorzien.
Van een en ander wordt proces-verbaal opgemaakt.
i t
>'rv"