6 DINSDAG 1 FEBRUARI 4921. De heer Bots heeft gezegd, dat van de Regeering de zeker heid verkregen is, dat de rechten van de leden der organisaties gewaarborgd blijven en dat zij de reglementaire uitkeeringen zullen blijven houden. Dat is niet heelemaal juist; trou wens, de Wethouder heeft ook toegegeven, dat er een kleine wijziging in gebracht is. Die wijziging komt hierop neder, dat sommigen van de werklooze arbeiders hun uitkeering met f 6.per week naar beneden zien gaan. Ik moet eerlijk verklaren, dat ik er buitengewoon veel bezwaar tegen heb, dat men op die manier de rechten van de leden der organisaties zoogenaamd gaat handhaven doch tegelijk een belangrijk deel van de uitkeering gaat afnemen. Dat komt heelemaal niet te pas. Het Rijk heeft toch goedgekeurd de reglementen van die vakbonden, waarbij die uitkeering aan de leden gewaarborgd was en nu komt de Regeering, omdat de werkloosheid toe neemt en de uitgaven uit dien hooide wel zullen oploopen, met het plan om die uitkeering belangrijk te verminderen. Het komt mij voor, dat de gemeente dat in elk geval moet trachten tegen te gaan en dat van de zijde van ons gemeente bestuur geprotesteerd moet worden tegen het voornemen van den Minister om de uitkeering dermate te verlagen. Zooals de Wethouder mededeelde, zou in de gemeenten der le klasse, en daaronder valt ook Leiden, de uitkeering voor gehuwde arbeiders worden gebracht op f 48.— per week, maar ik zou willen vragen wat een gehuwd persoon met een gezin met f 48.per week kan doen, vooral als de werkloos heid langdurig is. Dat bedrag is veel te klein en daarom acht ik het gewenscht, dat van de zijde van het gemeentebestuur getracht wordt de Regeering van haar voornemen af te brengen en te zorgen, dat aan de leden de rechten, welke zij tot dusverre hebben gehad, worden gewaarborgd. Ik breng in herinnering, dat verschillende vakbonden evenzeer hebben geprotesteerd bij het Rijk, en het staat volstrekt niet vast, dat die bonden zich zullen neerleggen bij de bepalingen, te dezen opzichte door de Regeering getroffen. Vervolgens heeft de Wethouder medegedeeld, dat ten aanzien van de uitkeeringen aan de uitgetrokken leden van werklozen kassen geen bepaald voorstel wordt gedaan en alleen aan den Raad een crediet wordt gevraagd van f 4000.om daaruit te steunen de arbeiders, die momenteel uitgetrokken zijn. O. a. zullen de metaalbewerkers, die een bijzondere bepaling in hun reglement hebben en van wie zeker een aantal in deze maand uitgetrokken zal zijn, voor dien voortgezetten steun van het gemeentebestuur in aanmerking komen. Ik wil hieraan toevoegen, dat de wijze, waarop tot dusverre de steun aan de uitgetrokken leden werd gegeven, mij voorkomt niet in alle opzichten goed te zijn. Voor de sigarenmakers was de regeling zoo, dat een commissie bestond, welke, elk geval op zichzelf beoordeelende, een bepaald bedrag toekende om het gezin te steunen. Dat is dunkt mij niet de manier om uitgetrokken werkloozen van steun te voorzien. Mij komt het beter voor, dat een commissie in het leven werd geroepen, waarin ook vertegenwoordigers van de uitgetrokken arbeiders zitting hadden, dat die commissie besliste welke uitkeeringen werden toegekend en dat die uitkeeringen dan werden gedaan over de schijf van den penningmeester, waarover zij vroeger hun reglementaire uitkeeringen hadden ontvangen. Daartegen kan geen bezwaar bestaan, omdat dit elk karakter van bedeeling of armenzorg aan de uitkeeringen ontneemt. Ten opzichte van de wachtgeldregeling heeft de heer Bots gezegd, dat geconfereerd is met den Bond van Industrieelen en dat daaromtrent nog geen pertinente mededeelingen kun nen worden gedaan, omdat die organisatie in overleg is met den Minister omtrent het treffen van een wachtgeldregeling. Ik acht het niet voldoende, dat pogingen worden gedaan om tot het stichten van een wachtgeldregeling alleen in het textielbedrijf te komen. Ik herinner er aan, dat, toen de burgemeester in de oorlogsjaren zich energiek aan het hoofd van die beweging heeft gesteld, het gevolg is geweest, dat ook in andere bedrijven dergelijke regelingen hebben bestaan, en nu zou ik gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders hun invloed aanwendden ook bij de andere fabrikanten, niet het minst bij de sigarenfabrikanten, die op dit oogenblik bepaald bezig zijn de menschen uit te hongeren, om gedaan te krijgen, dat ook in de andere bedrijven regelingen worden getroffen en de menschen niet in alle opzichten aan willekeur zijn overgeleverd. Dat verwachten wij van het treffen van regelingen vanwege de gemeente. Waar de heer Bots heeft medegedeeld, dat een conferentie is gehouden met den Bond van Industrieelen, vraag ik, waarom daarbij niet de besturen der vakorganisaties zijn uitgenoodigd. Voor de besprekingen was dat veel beter geweest, omdat mijns inziens bij de werk gevers op dit oogenblik de animo om door middel van het treffen van wachtgeldregelingen een voorziening te treffen niet zoo groot is. Ik geloof, dat die werkgevers het niet zoo beroerd vinden, dat er in dezen tijd wat armoede wordt geleden, en daarom had ik gaarne gezien, dat de arbeiders vertegenwoordigers op die conferentie aanwezig waren geweest, zoodat zij van hun kant de zaak hadden kunnen toelichten, want de argumenten, welke tegen het treffen van wachtgeld regelingen van de zijde der werkgevers worden aangevoerd, dragen een eenzijdig karakter en houden niet de volle waar heid in. Overigens meen ik, dat, waar het gaat om het treffen van dergelijke regelingen, ook de arbeidersorganisaties daarin ge kend moeten worden. Zooals de heer Bots weet is het ook de wensch van den Minister, dat die wachtgeldregelingen tot stand komen met medewerking van werkgevers en werk nemers. Ik wil wel als mijne meening te kennen geven, dat de maatregel, door het gemeentebestuur genomen, niet afdoende is te achten. In de vierde plaats wordt gevraagd, dat het gemeentebestuur maatregelen zal nemen tot het vervroegd uitvoeren van daar voor in aanmerking komende werken. Te Leiden zou wel het een en ander gedaan kunnen worden; er zijn slechte bestratingen genoeg; er zijn wel eenige stin kende grachten, die eindelijk gedempt kunnen worden. In den loop van de jaren is daarover meer gesproken. Er is vroeger wel eens gesproken over het dempen van de Mare, maar die moet altijd nog gedempt worden. Als het toentertijd reeds gewenscht was, dan is het nu nog veel gewenschter. Waarom wil de gemeente alleen afwachten wat particu lieren in dit opzicht doen en dan steunen door maatregelen van gemeentewege? Waarom worden niet afdoende maat regelen genomen om de werklooze arbeiders aan werk te helpen? Dat zou toch wel kunnen. Er wordt voortdurend geklaagd over den slechten toestand van de singels, onlangs nog door den heer Eerdmans. Er zijn er, die tegen bestrating van de singels het bezwaar aanvoeren, dat de schoonheid van de singels daaronder zou lijden, dat dan het idee van het buiten de stad zijn, dat aan de singels vastzit, er van afgaat, maar dat is voor een groot deel toch reeds het geval; verschillende singels zijn reeds bestraat. Maar bovendien, door den voortdurenden aanbouw aan den buiten kant der gemeente gaat het karakter van buiten, dat de singels vroeger bezaten, geheel weg; zij komen langzamer hand midden in de stad te liggen. Ik vind het dan ook geen bezwaar, dat de singels op de gewone manier bestraat wor den, zoodat zij beter begaanbaar worden dan nu het geval is. Ik meen, dat deze dingen in den tegenwoordigen tijd over wogen dienen te worden. Als de Commissie voor Werkver schaffing in deze dagen wat meer actief geweest was, dan zouden dergelijke dingen toch door haar overwogen kunnen zijn en dan hadden wij meer kans gehad, dat de gemeente op meer afdoende wijze maatregelen ten aanzien van de werkloozen had getroffen. Voorloopig meen ik hiermede te kunnen volstaan. Er zal uit het aangevoerde gebleken zijn, dat wij niet kunnen medegaan met wat dienaangaande door den Wethouder medegedeeld is. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb met groote belangstelling gehoord de mededeelingen van den heer Bots en de be schouwingen van den heer van Stralen, maar u vergunne mij toch de vraag: zijn wij niet heelemaal op een dwaalspoor? De Voorzitter heeft de roeping om te handhaven het Reglement van Orde en wij zijn op dit oogenblik bezig aan een zaak, die geheel buiten de orde is. Er is ingekomen een verzoek van den Leidschen Bestuurders- bond. Dat verzoek kan natuurlijk een onderwerp van bespreking uitmaken. Er kan over gediscussieerd worden, of het voor kennisgeving aangenomen moet worden dan wel dat het gesteld moet worden in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies, of hoe dan ook. Maar terwijl wij bezig zijn aan dit verzoek geeft de Voorzitter, zonder daarin de vergadering te kennen, aan den heer van Stralen verlof om vragen te stellen, waarvan wij mets weten; terwijl het Reglement van Orde zegt, dat vragen alleen gesteld mogen worden met toestemming van de vergadering. Moeten wij op dezen onreglementairen weg verder voortgaan Dat is niet gewenscht. Wij hebben hier niet een publieke conferentie tusschen den heer van Stralen en Burgemeester en Wethouders. Ik stel voor, dat het verzoek van den Leidschen Bestuurders- bond gesteld wordt in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Dan weten wij althans, wanneer het onderwerp op de agenda komt, waarover wij het zullen hebben. De Voorzitter. Ik wensch den heer de Lange even op te merken, dat de wijze van behandeling in het College van Burge meester en Wethouders besproken is en wij ons toen hebben voor gesteld, dat wij op deze manier het vlugst, deze spoedeischende zaak tot een einde zouden kunnen brengen. Om aldiedingen, welke zich in dezen tijd voordoen, af te werken precies op de wijze als het Reglement van Orde dat voorschrijft, is wel eens heel moeilijk. De heer de Lange. De Voorzitter weet de leden van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 6