4
DINSDAG 1 FEBRUARI 4921.
uitkeering te verstrekken, dan geeft het Rijk daaraan subsidie
van ten hoogste 33a%, mits de gemeente 10% geeft. De regeling
moet duidelijk aangeven, welke werklieden er onder vallen en
hoe groot de uitkeering is. Aan verzekerde personen moet
5% meer worden gegeven dan aan niet-verzekerden. Voorts
moeten de noodige maatregelen worden getroffen tegen werk-
weigering en dergelijke, terwijl ook moet worden bepaald,
hoe ver het bedrijf moet zijn ingekrompen, voordat recht op
wachtgeld wordt verkregen.
Dadelijk na het verschijnen van deze circulaire is door
Burgemeester en Wethouders contact gezocht met de Leidsche
Vereeniging van Industrieelen. Na eene schriftelijke voor
bereiding is met een daartoe aangewezen Commissie uit ge
noemde vereeniging een bijeenkomst gehouden. Het resultaat
dier bijeenkomst was, dat ons zoo spoedig mogelijk zou worden
medegedeeld, of de vereeniging bereid was eene wachtgeld
regeling te treffen en zoo ja, welk percentage in de kosten
der wachtgeldregeling de werkgevers dan bereid zouden zijn
te dragen, waarbij ons dan tevens eeu ontwerp-wachtgeld-
regeling ter beoordeeling zal worden toegezonden.
Dezer dagen ontvingen wij bericht, dat de Commissie met
haar advies gereed was en dit aan de Algemeene Vergadering
zou voorleggen. Intusschen was door het Gemeentebestuur,
daarbij lettende op regelingen elders getroffen, reeds bij voor
baat met het Rijk in overleg getreden, omtrent eventueele
verlioogingen van de Rijksbijdrage in de kosten.
Naar wij thans hebben vernomen, is de bedoelde Commissie
uit de Vereeniging van Industrieelen tot een bespreking van
deze aangelegenheid bij den Minister van Arbeid ontboden.
Vermoedelijk zal zeer spoedig thans de beslissing te ver
wachten zijn.
Intusschen is door de Vereeniging van Katholieke werk
gevers in de textielnijverheid reeds een wachtgeldregeling
in het leven geroepen, welke door den Minister is goedge
keurd. Daarbij is de volgende kostenverdeeling getroffen.
Rijk 50%, Werkgevers, 33aGemeente 46|%. In onze
gemeente is voorloopig één werkgever, lid dier vereeniging,
tot deze wachtgeldregeling toegetreden, zoodat reeds thans de
vraag onder de oogen zal zijn te zien of de gemeente in dezen
hare medewerking zal verleenen. Wij meenen u te moeten
adviseeren niet te weigeren, ook al gaat de bijdrage, die van
de gemeente wordt gevraagd, 6| boven het aanvankelijk in
de circulaire van den Minister voor de gemeente genoemde
aandeel van 40%. In verband hiermede zal het noodig zijn
een crediet aan te vragen. Nemen wij aan, dat de wachtgeld
regeling van de Vereenfging van Industrieelen totstandkomt
en letten wij op de kosten, die bij de vorige wachtgeld
regeling te dezer zake voor rekening van de gemeente kwamen,
dan zal dit crediet voor het loopende jaar voorloopig tot een
maximum van f 10.000.— zijn te verleenen.
3°. De werlcloozenverzekering.
De tegenwoordige crisis zal van de toch meerendeels al
niet sterke werkloozenkassen groote, wellicht te groote, offers
vergen, zoodat de mogelijkheid is te voorzien, dat sommige
kassen niet in slaat zullen zijn hun reglementaire uitkeeringen
te betalen. De vraag rijst, wat dienaangaande door de ge
meente behoort te worden gedaan. Burgemeester en Wet
houders zijn overtuigd, dat het algemeen belang in hooge
mate bij het voortbestaan der werkloozenverzekering is be
trokken en dat deze verzekering schade zou lijden, indien de
reglementaire uitkeeringen der werklooze leden niet zijn
gewaarborgd. Wij achten het derhalve onvermijdelijk, dat de
overheid maatregelen treffe om de verzekering ook door
deze crisis heen te helpen in de hoop, dat dit de laatste zij.
Reeds waren wij voornemens ons te dezer zake tot het
Rijk te wenden, omdat in de tegenwoordige organisatie der
werkloosheidsverzekering regelingen als deze van het Rijk
behooren uit te gaan, toen wij de circulaire van den Minister
van Arbeid van 25 Januari j. 1. ontvingen, waarin dit punt
onder de oogen is gezien. Hieruit blijkt, dat door de Regee
ring is besloten om werkloozenkassen, die door de heerschende
crisis uitgeput zijn, van Rijkswege financieelen steun te ver
leenen, deels a fonds perdu, deels ais renteloos voorschot.
Aan dezen bijzonderen steun is onder meer de voorwaarde
verbonden, dat de uitkeeringen uit de werkloozenkassen te
beginnen met de week van 29 Januari5 Februari aan een
maximum moeten worden gebonden. Voor leden komt dit
hierop neer, dat de uitkeering per werkdag voor gehuwden
niet hooger mag zijn dan f 3.voor ongehuwden, die niet
bij hun ouders inwonen f 2.40 en voor ongehuwden, die wel
bij hun ouders inwonen 1.80. Deze regeling zal in de regle
menten der kassen moeten worden opgenomen. Wij kunnen
meedeelen, dat reeds voor 14 kassen deze regeling is tot stand
gekomen, waaronder voor Leiden van belang zijn de Fabrieks
arbeidersbonden, de Meubelmakersbonden en de Textielarbei
dersbonden. Geleidelijk worden meer kassen hierin opgenomen.
Uit bovenstaande blijkt, dat het Rijk dus de reglementaire
uitkeeringen, zij het in eenigszins gewijzigden vorm, waar
borgt. De gemeente kan dus ten dezen aanzien voorloopig
een afwachtende houding aannemen.
4°. Steun aan uitgetrokken personen.
In het adres van den Leidschen Bestuurdersbond wordt
ook gevraagd het daarheen te leiden, dat aan de uitgetrokken
leden der werkloozenkassen bij voortduren der werkloosheid
een voldoende uitkeering wordt verstrekt naar vast te stellen
regelen, waarbij van de bemiddeling van de eigen organisatie
wordt gebruik gemaakt.
Aangezien echter bijna alle kassen met 1 Januari een nieuw
boekjaar zijn begonnen en derhalve een nieuwe uitkeerings-
periode, heeft deze zaak voorloopig alleen maar beteekenis
voor enkele kassen, die een andere regeling op dit punt hebben.
Bovendien zal zij van weinig beteekenis zijn, indien naar
wij hopen eene wachtgeldregeling tot stand komt.
Komt deze niet tot stand en mocht onverhoopt de crisis
van ernstigen en langdurigen aard worden, dan zouden boven
dien de financieele gevolgen zeer bezwarend kunnen worden.
Onder deze omstandigheden meende ons College geen vrij
heid te kunnen vinden om zonder meer van gemeentewege
een algemeene steunregeling voor uitgetrokken personen op
te zetten. Wij zijn echter bereid ons tot den Minister van
Binnenlandsche Zaken te wenden, om met dezen o vei leg te
plegen over het treffen van maatregelen op dit punt, in samen
werking met het Rijk, in den trant als thans voor de sigaren
makers geschiedt.
Middelerwijl zou de gemeente wellicht voorloopig eenig
risico op zich kunnen nemen voor die gevallen, die zich reeds
voordoen. Wij zouden dus alleen zoover willen gaan, dat wij
den Raad een klein crediet vragen, om daarmede in afwachting
van een definitieve Rijksregeling voorloopig de thans reeds
uitgetrokken personen te helpen. Wij zouden daarbij elk
voorkomend geval op zich zelf willen beschouwen, en ons
algeheele vrijheid willen zien toebedeeld, om dezen steun niet
te verleenen, indien niet na nauwgezet onderzoek blijkt, dat
hij inderdaad noodig en billijk is. Het bedrag van dezen steun
ware te regelen als bij de sigarenmakers. Voorloopig zou deze
steun voor éen maand kunnen worden verleend.
Resumeerende komen wij derhalve met de volgende voor
stellen.
4°. ons College een crediet te verleenen van 10.000.
ter uitbetaling van de bijdragen door de gemeente te ver
leenen aan wachtgeldregelingen, welke door werkgevers zijn
of mochten worden getroffen, op den grondslag van de circulaire
van den Minister van Arbeid van 11 October jongstleden, zulks
tot een maximum van 46f der kosten;
2®. ons College machtiging te verleenen met den Minister
van Binnenlandsche Zaken overleg te plegen, omtrent het in
het leven roepen van steunregelingen aan uitgetrokken leden
van werkloozenkassen, in den trant als voor de sigarenmakers
is geschied;
3®. ons in afwachting van het resultaat van het sub 2°.
bedoelde overleg een crediet te verleenen van 1000.tot
het verleenen van steun aan uitgetrokken personen, ter beoor
deeling van ons College en tot de bedragen, als voor de
sigarenmakers zijn vastgesteld.
De heer van Stralen. M. d. V. De Wethouder heeft onge
twijfeld zeer breedvoerig beantwoord de door mij gestelde
vragen ten opzichte van den stand der werkloosheid en de
maatregelen, welke van gemeentewege daartegen kunnen
worden genomen. Voorts heeft hij punt voor punt uitvoerig
beantwoord de vragen, gesteld in het adres van den Leidschen
Bestuurdersbond, welk adres, ik mag wel zeggen, door alle
arbeidersorganisaties in Leiden is ondersteund. Ik kan mij
echter niet in alle opzichten met het gegeven antwoord ver
eenigen. Al zijn er door Burgemeester en Wethouders enkele
toezeggingen gedaan, welke ons ten deele bevredigen, toch
hebben wij te weinig toezeggingen ontvangen in verband met
den kritieken toestand, zooals wij dien op dit oogenblik waar
nemen.
De Wethouder is begonnen met ons een omschrijving te
geven van den stand van de werkloosheid in verschillende
vakken en tenslotte heeft hij als conclusie medegedeeld, dat
de gemeente een aantal belangrijke werken heeft ondernomen
of binnenkort zal gaan ondernemen. Ik moet als mijn meening
te kennen geven, dat door de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders op onvolledige wijze in de gevolgen van de
thans heerschende crisis wordt voorzien. De Wethouder heeft
enkele cijfers en percentages genoemd, maar hij heeft ons
niet medegedeeld hoe het eigenlijk met de werkloosheid in
haar vollen omvang te Leiden staat.
Van enkele bedrijven hebben wij iets vernomen, maar een
feit is het, dat wat de werkloosheid betreft de toestand hier
ter stede nog wel niet de ergste is in het land, maar dat
toch, volgens de laatste gegevens vau de Arbeidsbeurs, daar
een 600-tal arbeiders als geheel werkloos ingeschreven zijn
en ruim 400 als gedeeltelijk werkloos.