24 DINSDAG 1 FEBRUARI 1921. maar wij waren van oordeel in dit geval den gevraagden steun te moeten verleenen in verband met het belang, dat er aan verbonden was. De beraadslaging wordt gesloten. Met 23 tegen 3 stemmen wordt besloten aan de afdeeling Leiden der vereeniging »Pro Juventute" over het jaar 1921 eene subsidie van 200.uit de gemeentekas toe te kennen. Vóór stemmende heeren Dubbeldeman, Sijtsma, mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heeren Wilmer, Stijnman, Huurman, van Eek, de Lange, Heemskerk, Schoneveld, Bisschop, mevrouw BaartBraggaar, de heeren Mulder, van Stralen, Groeneveld, üostdam, Eerdmans, Bots, van der Pot, van Hamel, van der Lip, Knuttel en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Rotteveel, Kuivenhoven en Wilbrink. (Mevrouw DubbeldemanTrago was inmiddels ter ver gadering gekomen.) XXIII. Praeadvies op het verzoek van den Christelijken Besturenbond en het Plaatselijk Comité voor de Katholieke Sociale Actie, ten behoeve van hun Bureau voor Rechtskundige en Sociale Adviezen, over de jaren 1919 en volgende. (Zie Ing. St. No. 7.) De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling de motie van den heer Oostdam, luidende: »De Raad, overwegend, dat bureaux voor juridische en sociale adviezen ten bate van on- en minvermogenden van algemeen belang zijn te achten, machtigt B. en W. uit den post Onvoorziene Uitgaven, Begrooting 1921, ƒ1000.als gezamenlijke subsidie voor dergelijke bureaux te bestemmen, en noodigt hen uit dienaangaande voorstellen in te dienen." De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam. M. d. V. Het spreekt vanzelf, dat deze subsidie-aanvraag mij sympathiek is. Hadden dan ook Burge meester en Wethouders"vrijheid kunnen vinden om een voorstel tot subsidieering te doen, dan zou ik dat met genoegen hebben gesteund. Burgemeester en Wethouders hebben echter gemeend, dat de begrooting niet aan de vereischte voorwaarden voldeed en ook op dien grond afwijzend gepraeadviseerd. De adressee- rende vereeniging heelt weliswaar een nader adres ingezonden, waarbij zij die begrooting toelicht, maar ik geloof niet dat Burgemeester en Wethouders maar terstond zullen zeggen dat het nu goed is. Burgemeester en Wethouders zullen daarmede hun bezwaren niet geheel weerlegd achten. Wanneer ik nu zou stemmen tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders zou ik den schijn op mij laden, alsof ik, wanneer het maar een Christelijke instelling geldt, over eventueele bezwaren heenstap, en zelfs dien schijn wensch ik te vermijden, zoodat ik mij zal vereenigen met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Maar omdat de zaak mij sympathiek is, heb ik deze motie ingediend, welke de aangelegen heid op een breeden grondslag stelt. Deze motie ziet niet alleen op het bureau van de Christelijken en Katholieken, maar op al dergelijke instellingen; vandaar dat zij in haar eerste alinea uitspreekt, dat de Raad bureaux voor juridische en sociale adviezen ten bate van on- en minvermogenden een algemeen belang acht. Ik geloof dat dit moeilijk voor bestrijding vatbaar is. Er zijn tal van menschen in de stad, voor wie een dergelijk bureau van nut is. Men weet dat men bij het inwinnen van juridisch advies al heel spoedig voor groote kosten kan komen te staan, welke men niet gaarne riskeeren wil, en dit zal menigeen er toe brengen onrecht of vermeend onrecht te blijven lijden. Langen tijd vóór het onderhavige adviesbureau was er dan ook al een 'bureau in het Volkshuis, waaraan twee van onze geachte Wethouders indertijd hun 'medewerking hebben verleend, wel een bewijs hoezeer ook zij inzagen, dat een dergelijk instituut van belang was te achten. Ik heb hoop, dat de Raad en de beide Wethouders met mijn motie zullen meegaan. Als dit het geval is, ligt het voor de hand, dat wij aan dergelijke iristellingen eene subsidie willen geven. Nu staat in de motie in plaats 'van het gevraagd bedrag van 500. een bedrag van 1000.vermeld, maar zulks wil niet zeggen, dat dat Christelijk bureau 1000.— subsidie zou moeten hebben. Een dergelijk bedrag wil ik bestemd zien gezamenlijk voor al dergelijke bureaux, die in de stad bestaan. Als wij het bedrag aldus fixeeren, dan is niet te duchten, dat, eenmaal een subsidie aan een dergelijk bureau toegekend zijnde, daarmede het hek van den dam zou zijn en wij verplicht zouden wezen ook op andere aanvragen om subsidie gunstig te beschikken. Wij hebben een rem, welke bij het verleenen van dergelijke subsidies wordt aangelegd, want Burgemeester en Wethouders mogen totaal niet verder gaan dan 1000. Wat betreft de middelen tot dekking van deze uitgave, dit geld is wel op andere subsidies uit te winnen. Als ik zie, dat wij ƒ100.subsidie geven aan het Bureau voor Sociale Adviezen te Amsterdam, dat. van het Rijk een subsidie krijgt van ƒ10000.als ik zie, dat wij ƒ200.geven aan IJsver- eenigingen, welke toch zeker geen sociaal doel nastreven, dan kunnen naar mijn meening die beide subsidies wel wor den geschrapt. Zoo kunnen er wellicht enkele meer worden geschrapt, die indertijd zijn toegestaan en in den loop van de jaren op de begrooting bleven uit een zekere sleur. Indien deze ƒ1000.werden toegestaan, zou dat bedrag dus desnoods wel op andere posten kunnen worden uitgewonnen. Ik beveel dringend de aanneming van mijn motie aan en dan kunnen wij afwachten, welke voorstellen Burgemeester en Wethouders zullen indienen. Natuurlijk zullen die voor stellen de noodige voorwaarden moeten bevatten, opdat wij de zekerheid erlangen, dat het geld goed en nuttig besteed wordt. De heer Rotteveel. M. d. V. Toen ik gisterenavond de motie van den heer Oostdam ontving, heb ik mij daarover ten zeerste verwonderd. Ik meende zeker te weten, dat ons geacht medelid een sterke voorstander was van het zooveel mogelijk verminderen van het aantal subsidiën, dat van gemeentewege wordt verstrekt. Wat de motie zelve aangaat, wij lezen daarin, dat het toekennen van subsidie aan deze instellingen een algemeen belang moet worden geacht. Bij afleiding kunnen wij veel onder het «algemeen belang" rangschikken, maar dat in dit geval het toekennen van een subsidie in het algemeen belang zou zijn, kan ik niet inzien; het zou in het belang van een zekere categorie van personen zijn en vele duizenden burgers zouden er geen belang bij hebben. Ik zie de noodzakelijkheid van het geven van dit subsidie niet in. Als wij lezen, dat 49 organisaties verbonden zijn, die kunnen betalen aan het bureau, waarvoor subsidie wordt gevraagd, dan rijst bij mij de vraag of, als ieder lid 1 cent per week meer betaalde en dat geld voor dit Bureau werd bestemd, de financiën van dat bureau niet meer zouden winnen dan wanneer het van de gemeente dit subsidie kreeg en ook van het Rijk een bijdrage ontving. Ik stem volkomen in met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders en zal daaraan gaarne mijn stem geven, ter wijl ik mijn stem tegen de motie zal uitbrengen. De heer Mulder. M. d. V. Ik heb het toegejuicht, dat in het eerste gedeelte van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders de eigenaardigheid van de daarin voorkomende bedragen wordt uitgerafeld, maar dat dit toch voor het Col lege geen afdoende reden is om afwijzend op het verzoek te beschikken. Ik kan mij echter geheel vereenigen met het tweede gedeelte, waarin Burgemeester en Wethouders zeggen: als wij dien weg opgaan, waar is dan het einde? Hoeveel clubs en clubjes, al zijn zij niet ernstig gemeend, zullen zich opdoen en bij de gemeente komen met een aanvrage om subsidie? Nu zullen wij overgaan tot het toekennen van een subsidie van 500.maar de werkzaamheid van zulk een bureau breidt zich uit, het beweegt zich op een meer uitge breid gebied en in wijder kring, waardoor meer geld noodig is, zoodat wij over twee of drie jaren een aanvrage van 1000.krijgen. Het einde is er ten slotte niet van te zien, en nu hooren wij telkens ik heb er ook aan medegedaan spreken van bezuiniging en dat er eindelijk eens een einde moet komen aan al dat subsidie geven, maar laten wij dat dan ten minste niet verder uitbreiden en nu medegaan met het voor stel van Burgemeester en Wethouders. De heer Schoneveld. M. d. V. Als wij het praeadvies van Burgemeester en Wethouders lezen, kunnen wij constateeren dat zij in principe niet zijn tegen het steunen van dergelijke bureaux. De door hen aangevoerde bezwaren gaan ten eerste tegen de terugwerkende kracht, die was gevraagd, en ten tweede tegen de samenstelling van de begrooting. Daarbij komt het bezwaar, dat men bij inwilliging van dit verzoek wellicht later genoodzaakt zou zijn ook aan andere vereeni- gingen subsidie te verleenen. Dat Burgemeester en Wethouders er principieel tegen zouden zijn, wordt echter niet gezegd en wij mogen dus constateeren dat dit niet het geval is. Wat nu betreft het algemeen belang van dergelijke bureaux, dit zal zeker niet in twijfel worden getrokken, want een groote groep van menschen kan toch door zulk een bureau rechtskundige hulp] krijgen, welke zij anders duur zouden moeten bekostigen. Het komt mij daarom voor dat het doel, waarvoor hier subsidie gevraagd wordt, alleszins steun ver dient. Daarom zal ik dan ook tegen het praeadvies stemmen en mijn stem geven aan de motie-Oostdam, omdat daardoor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 24