22 DINSDAG 1 FEBRUARI 1921. De heer Oostdam. M. d. V. Het goedpraten van deze zaak gaat niet aan. Dat ding had er nog niet mogen staan. Als het nu een eerste geval was, zou ik zeggen, dat het een vergissing kon wezen, maar terecht heeft de heer Dubbeldeman er aan herinnerd, dat bij de «Tapijt- en mattenfabriek" een heel ketelhuis was gebouwd, voordat wij het hadden goedgekeurd. Het gaat niet aan, dat wij zulks schuiven op een goedheid van de ambtenaren; dan moeten de ambtenaren die goedheid maar eens afleeren. Ik zal over dit voorstel stemming vragen. De heer Bots. M. d. V. In den regel gaat het aldus, dat te goeder trouw een dergelijk gebouwtje wordt geplaatst; de ambtenaar komt, ziet het, maakt aanmerking en zegt: gij moet het aanvragen, anders mag het niet. Met het bevel tot afbreken wordt dan echter altijd gewacht totdat de zaak in den Raad is geweest. De heer Sijtsma. M. d. V. Het standpunt van den heer Huurman, dat het een goedheid van een ambtenaar is, lijkt mij niet juist toe en ook het standpunt, door den heer Bots verdedigd, gaat niet op. De Wethouder zegt namelijk: men bouwt, de ambtenaar maakt aanmerking en zegt: gij moet het aanvragen en dan komt het wel terecht. Neen, dan zou men zulk een persoon voor het feit moeten stellen, dat men zijn verzoek afstemde. De heer Mulder. M. d. V. Welke menschen redeneeren daar nu over en wie zijn er tegen? Geen zakenmenschen! Wanneer komen die dingen op? Vaak plotseling, als de menschen zulke gebouwtjes noodig hebben, als daaraan be hoefte is. De Raad wordt in zijn rechten volstrekt niet verkort. Als het denkbeeld van den heer Oostdam werd gevolgd terecht is door den heer Dubbeldeman gezegd, dat het onzinnig zou zijn zou het gebouwtje weer afgebroken moeten worden. Zit in deze wijze van behandeling nu eenig bezwaar De menschen, die haast hebben, kunnen dan althans opschieten. Het zijn gewone dingen. Dat is de practijk van het leven! De Voorzitter Laten wij er niet zoo lang over spreken, want per slot van zaken wordt het toch toegestaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, op verzoek van den heer Oostdam in stemming gebracht, wordt met 24 tegen 1 stem aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, Sijtsma, Wilmer, Stijnman, Huurman, van Eek, de Lange, Heemskerk, Rotteveel, Sc.honeveld, Bisschop, mevrouw Baart—Braggaar, de heeren Mulder, Sanders, Kuivenhoven, Groeneveld, Wilbrink, Eerd- mans, Bots, van der Pot, van Hamel, van der Lip, Knuttel en de Voorzitter. Tegen stemt de heer Oostdam. (De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen.) XV. Voorstel tot verhuring van het IJkkantoor aan de Lammermarkt, aan den Staat der Nederlanden. (Zie Ing. St. No. 28.) De heer Wilbrink. M. d. V. Ik zou willen vragen, of, waar voor de lokalen in het Openbaar Slachthuis de huur met 50 verhoogd wordt, dit ook niet kan geschieden voor het IJkkantoor. Hier wordt voorgesteld de huur te verhoogen met f 25.— en dat is zulk een luttel bedrag, dat dit in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet in aanmerking komt. Waar het verhuurd is geweest voor f 350.— meen ik, dat het nu gemakkelijk f 450.kan opbrengen. De heer Bots. M.d. V. Deze vergelijking gaat in dit opzicht mank. Van de lokalen in het Slachthuis is misschien reeds twintig jaar geleden de huur ingegaan, maar de laatste ver huring van het IJkkantoor dateert van een paar jaar geleden en toen is de huur aanzienlijk verhoogd. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XVI. Voorstel tot verhuring van twee lokalen in het admi nistratiegebouw van het Openbaar Slachthuis, aan den Staat der Nederlanden. (Zie Ing. St. No. 27). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot verhuring van eenige perceelen wei- en teelland benoorden den Lagen Rijndijk, aan J. de Graaf Czn. (Zie Ing. St. No. 29). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan mededeelen, dat, nadat de stukken reeds uitgegaan waren, een ander gegadigde, de heer Zwetsloot, toen hij bemerkt had dat Burgemeester en Wet houders bereid waren deze gronden voor vijf jaar te verhuren, tien gulden meer per H. A. heeft geboden. Burgemeester en Wethouders achten het billijk om aan de Graaf, die de oude huurder is, hiervan mededeeling te doen, en deze heeft hierin aanleiding gevonden mede te deelen dat hij bereid is ƒ90. per H.A. te geven. Het voorstel wordt dus in dien zin gewijzigd, dat voorgesteld wordt te verhuren tegen f90.per H.A. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik meen, dat bij deze zaak gebleken is, dat het College van Burgemeester en Wethouders niet goed op de hoogte is met de toestanden op landbouw gebied. Zij hebben een zeer onfortuinlijken weg bewandeld door te trachten meer te krijgen, want nu krijgen zij minder. Ik heb namelijk gelezen dat zij deze perceelen eerst konden ver huren voor f 132.terwijl men nu blij moet zijn met 90, Is het nu gewenscht voor vijf jaren te verhuren? Het is toch mogelijk dat over een paar jaar de toestand veranderd is, en nu staat er wel dat men het contract kan opzeggen, maar ik geloof dat er heel wat moet gebeuren eer het daartoe komt. Daarom wensch ik deze vraag te doen is het niet wijzer en verstandiger om het voor twee jaren in plaats van voor vijf jaren te verhuren De Voorzitter. Ik wensch den heer Eerdmans op te merken, dat, als men de courantenberichten ten opzichte van het verhuren van land nagaat, men verbaasd staat over de groote verscheidenheid van toestanden. Op de eene plaats hoort men van verbazend hooge prijzen, terwijl uit andere streken wordt vernomen, dat de prijzen dalende zijn beneden alle verwachting. Ook hier is het verhuren van het land een zeer onzeker iets, zoodat het onmogelijk was te voorzien wat het resultaat van zulk een onderneming zou zijn. Men moet wel in aanmerking nemen het wisselvallige van den toestand, waarin wij verkeeren. Men weet tegenwoordig niet wat het land waard is, omdat de voordeelen, welke het zal kunnen opleveren, geheel onzeker zijn. De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van uw woorden zou ik willen doen opmerken, dat gij geen betere aanbeveling hadt kunnen uitspreken voor het denkbeeld om ons niet voor vijf jaren vast te leggen. Als de toestand op het gebied van het verhuren van land onzeker is, dan ligt daarin een gezonde grond om te zeggen wij moeten over twee jaren maar weer zien. De gegadigden bieden tegen elkander op; nu Zwetsloot een bod doet, kan de Graaf ook f 90.geventevoren kon dat niet. Misschien zullen zij over twee jaren weder tegen elkander opbieden. De Voorzitter. Gij let niet op hetgeen de heer van der Pot heeft gezegd, namelijk dat wij dien hoogen prijs juist hebben kunnen krijgen doordat wij het land voor vijfjaren verhuurden, terwijl wij, indien wij het slechts voor 2 jaren hadden willen verhuren, dien prijs niet hadden kunnen bedingen. De heer Huurman. M. d. V. Ik wil de algemeene opmerking maken, dat het ongebruikelijk en voor de gemeente niet voordeelig is om het land op korten termijn te verhuren. Verhuurt men voor vijf jaren, dan wordt het land zoo behandeld, dat het zijn waarde behoudt; verhuurt men het slechts voor twee jaren, dan wordt het niet bemest en is het over twee jaren, zooals men dat noemt, uitgebuit. Bij verdere verhuring, zal dan het land minder opbrengen. De heer Wilbrink. M. d. V. Ik wensch even te doen opmerken, dat, waar de pachtsom, welke wij kunnen bedingen, op dit oogenblik zoo laag is, dit een gevolg is van den roof bouw, welke op het land is gepleegd. Zou, nu er twee aan biedingen zijn, niet met een van de twee aanbieders een overeenkomst zijn te treffen, waarin eenige bepalingen werden opgenomen ten einde de zekerheid te verkrijgen, dat het land een beetje beter werd onderhouden dan vroeger en niet het laatste jaar werd uitgemergeld, omdat er anders, als het weer verpacht moet worden, geen geld voor te krijgen is? De Voorzitter. Dergelijke bepalingen staan in de voor waarden. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ge wijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 22