20 DINSDAG 1 FEBRUARI 1921. De artikelen 1 tot en met 12 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXIX. Verordening betreffende de wedden van het per soneel van den Gemeentelijken Keuringsdienst van Waren. (Zie Ing. St. No. 34.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij hebben van middag in uw nieuwjaarsrede de vermaning gekregen zoo zuinig mogelijk te zijn en geen uitgaven te voteeren, die niet bepaald noodig zijn, en nu meen ik, dat Burgemeester en Wethouders hier wel wat royaal zijn geweest tegenover alle ambtenaren, maar vooral tegenover den Directeur-Scheikundige. Ik heb alle waardeering voor den heer van Eek en meen dat hij zijn taak op uitnemende wijze vervult, maar nu is door den Minister van Arbeid een salaris aangegeven met een maximum van 7000.en waarom moeten Burgemeester en Wethouders daarop nu weer vooruit- loopen en een hooger salaris stellen Er wordt in de stukken verwezen naar Dordrecht, maar waarom moeten wij naar andere gemeenten zien? Op die manier krijgt men telkens opdrijving van salarissen, want dan zullen andere gemeenten weer naar Leiden zien. Het salaris wordt nu toch al. 500.hooger dan wat hij nu heeft, en nu zeggen Burgemeester en Wethouders dat dit weinig beteekent, maar mij dunkt dat het toch wel iets beteekent. Nu staat er tegenover, dat de werkzaamheden uit gebreid worden, maar een man gaat altijd maar één gang. Wij kunnen aannemen, dat de Directeur-Scheikundige ook thans al zijn krachten geeft aan den tegenwoordigen keurings dienst, die zich ook niet tot Leiden beperkt wij hebben er langzamerhand ook andere gemeenten in betrokken en daarom zou ik willen vragen, of werkelijk de noodzakelijkheid bestaat om het salaris hooger te stellen dan de Minister van Arbeid heeft voorgesteld. Mijns inziens is dat niet noodig. Ik zal afwachten wat door Burgemeester en Wethouders en andere leden zal worden aangevoerd. Mocht ik in dit opzicht bekeerd worden, dan zal ik met Burgemeester en Wethouders meegaan, maar anders zou ik willen voorstellen om het salaris te bepalen op het bedrag, waarop de Minister het bepaald wil zien. De heer Eerdmans. M. d. V. Het heeft mijn aandacht getrokken, dat de positie van den Directeur-Scheikundige, die wel over een grooter rayon gaat dan de stad Leiden, zeer verwant is met de positie, welke eenigen tijd geleden geschapen is, n.l. die van Directeur van den Gemeentelijken Genees kundigen Dienst, waarvoor, naar ik meen, een salaris van 6000.is aangenomen. De heer van der Lip. 6500.— tot 7500.—. De heer Eerdmans. Ik gevoel er iets voor het salaris van den Directeur-Scheikundige op dezelfde lijn te brengen als dat van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst. De heer de Lange. M. d. V. Ik wensch mij aan te sluiten bij de gedachte, die door den heer Eerdmans is te berde gebracht. Ook ik zal gaarne steunen een amendement, dat eventueel wordt ingediend, om voor den Directeur-Scheikundige het minimum-salaris te bepalen op 6500.—en het maximum salaris op ƒ7500.Dan is er voor dien Directeur een promotie van 1000.welke toch wel voldoende is om zijn meerdere verantwoordelijkheid te vergoeden, aangezien hij thans al zijn werkkracht geeft in de betrekking, waarin hij werkzaam is, en hij, omdat een mensch niet meer kan geven dan zijn geheele werkkracht, in de toekomst ook niet meer zal kunnen geven. Voor de grootere verantwoordelijkheid is, zooals ik zeide, een hoogere bezoldiging van ƒ1000.voldoende. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Er wordt altijd gezegd, dat Leiden zuinig moet zijn, en terecht heeft de heer Sijtsma er op gewezen het is vanmiddag nog even gezegd door den Voorzitter, terwijl het ook bleek uit de warme sympathie, welke dat woord bij den heer de Lange heeft gevonden dat dat zuinig zijn alleen betrekking moet hebben op het lager personeel, maar daarop niet zoo nauw wordt gelet, als het 't hoogere personeel betreft. Dat blijkt ook weer uit dit voorstel. Ik zie niet in waarom het maximum van het salaris van den Directeur-Scheikundige boven de ƒ6000.moet zijn. Ik meen, dat een inkomen van ƒ6000.zelfs in dezen ge- drukten tijd er wel bij door kan, en ik begrijp niet hoe Burgemeester en Wethouders er toe gekomen zijn om aanmer kelijk te gaan boven hetgeen door het Rijk wordt betaald. Er is nog al eenig verschil in en ik zou mij willen aansluiten bij degenen, die er ƒ500.— willen afdoen. Mijns inziens zou er zelfs geen bezwaar tegen bestaan er ƒ1000.af te doen. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een amendement van den heer de Lange, luidende: »De ondergeteekende stelt voor het salaris van den Directeur te stellen op: minimum ƒ6500.—, maximum ƒ7500.—". Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van der Lip. M. d. V. Üp dit oogenblik heeft de Directeur van den Keuringsdienst een traktement van ƒ5500. tot ƒ6500.en de Minister stelt voor een traktement van ƒ5500.tot ƒ7000.Nu is dit niet een regeling, welke, zooals de heer Dubbeldeman het voorstelt, door het Rijk is vastgesteld, integendeel, de Minister geeft die slechts in over weging. Zooals de heeren uit de stukken hebben kunnen zien, heeft de Minister er bij geschreven, dat hij er geen bezwaar tegen zal maken, als de Gemeenteraad met een enkel salaris hooger gaat. En nu meenden wij, dat er alleszins termen waren om ten aanzien van den Directeur hooger te gaan. De werkkring van den Directeur wordt aanmerkelijk uitgebreid en zijn verantwoordelijkheid wordt daardoor veel grooter. De heeren hebben uit Ingekomen Stuk n°. 14 kunnen zien hoever de kring van den dienst zich zal uitstrekken, en nu meenden Burgemeester en Wethouders dat een vermeerdering van salaris van ƒ500.daarvoor onvoldoende was. En daar kwam nog bij dat men in andere plaatsen ook hooger gaat. Wij hebben in de stukken Dordrecht genoemd, waar het salaris van den Directeur is bepaald op ƒ8500.ik kan er nu nog op wijzen, dat te Eindhoven het salaris is gesteld op 6200. tot ƒ7200.Wij meenen, dat, wanneer wij zekerheid willen hebben, dat wij steeds een goeden Directeur zullen hebben, wij een behoorlijk salaris zullen moeten geven, en nu kwam het ons voor, dat het salaris, dat wij voorstellen, alleszins gemotiveerd is. Het is altijd moeilijk om over een salaris regeling te debateeren. Waarom moet het nu zijn ƒ7500. en niet ƒ8000.— Maar wanneer wij nagaan den grooten omvang, dien de betrekking van Directeur door de nieuwe regeling krijgt, dan is mijns inziens het salaris dat wij voor stellen zeker niet te hoog. De heer Eerdmans heeft gewezen op den Directeur van den geneeskundigen dienst, die ook ƒ6500.tot ƒ7500. heeft, maar wanneer die dienst op dezelfde leest wordt ge schoeid als nu de keuringsdienst, dan zal dit salaris mijns- inziens ook hooger moeten worden. De heeren weten, dat er plannen in die richting bestaan en worden deze verwezenlijkt dan zal, naar mijne meening ook het salaris van den Directeur van den geneeskundigen dienst verhoogd moeten worden. Die vergelijking gaat dus niet op. De Voorzitter. Er is nog een amendement ingekomen van de heeren Sijtsma en Dubbeldeman, luidende: »Ündergeteekenden stellen voor om het salaris van den Directeur te stellen van ƒ5500ƒ7000." Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer van der Lip. M. d. V. Ik ontraad zeer de aanneming van het amendement van de heeren Sijtsma en Dubbeldeman. Wil men per se op ons voorstel afdingen, dan zou ik den Raad in overweging willen geven liever mede te gaan met het amendement van den heer de Lange, want het salaris, dat eerstgenoemde heeren voorstellen, acht ik beslist te laag. Natuurlijk zag ik het liefst dat ons voorstel werd aange nomen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb in eerste instantie gezegd, dat ik de verdediging van Burgemeester en Wethouders wilde afwachten, maar hetgeen ik van den heer van der Lip heb gehoord heeft mij niet bewogen om mijn standpunt te laten varen. Het is een kwestie van meer of minder, heeft de heer van der Lip terecht gezegd, en dat is het bij mij ook en nu meende ik dat wij in goed gezelschap waren, wanneer wij aannamen de salarissen, die de Minister ons aanraadt, te geven. Deze heeft die regeling toch niet alleen voor de kleine plaatsen gemaakt. En nu moet ik toch waarschuwen tegen een ander argument, dat ook gebezigd is door den heer van der Lip, die gezegd heeft, dat andere gemeenten, zooals Dordrecht en Eindhoven, meer geven. Maar daarnaar moeten wij niet kijken, want dan kunnen wij straks misschien wel zeggen: Haarlem geeft nog meer". Wij moeten zeggen: »tot zoover willen wij gaan," en dan geloof ik dat wij een veiligen gids hebben in den Minister. Over het algemeen zijn de salarissen, die van rijkswege gegeven worden, volstrekt niet zoo gering, en daarom geloof ik ook dat ik mijn amendement kan handhaven en ik meen, dat andere heeren er ook zoo over zullen denken. Ik meen dat een verhooging van ƒ500.niet zoo weinig is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 20