DINSDAG 1 FEBRUARI 1921. 19 stemmende heer A. M. Touw; op den heer K. de Vries was 1 stem uitgebracht, terwijl 1 biljet in blanco was. (De heer Stijnman was inmiddels ter vergadering gekomen.) IX. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Staatkundige Aardrijkskunde aan de afdeeling B der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. No. 31). Wordt benoemd met 20 stemmen de heer C. Wiskerke; 1 biljet was in blanco. X. Benoeming van een onderwijzer in de gymnastiek aan de openbare lagere scholen. (Zie Ing. St. No. 23.) Wordt benoemd met 21 stemmen de heer A. van Zandvliet; de heer K. de Vries verkreeg 1 stem. (Mevrouw BaartBraggaar was inmiddels ter vergadering gekomen.) XI. Benoeming van een onderwijzer in de gymnastiek aan de openbare lagere scholen. (Zie Ing. St. No. 23.) Wordt benoemd met algemeene (22) stemmen de heer K. de Vries. XII. Benoeming van een onderwijzer in de gymnastiek aan de openbare lagere scholen. (Zie Ing. St. No. 23). Wordt benoemd met 21 stemmen de heer G. C. van den Bergh; de heer J. van Duin verkreeg 1 stem. De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau bedanken voor de genomen moeite? Ik stel thans voor allereerst in behandeling te nemen de punten 35, 36, 37, 38 en 39 der agenda mat het oog op het spoedqischende karakter van die voorstellen. Daartoe wordt besloten. XXXV. Verordening op de keuring van Waren. (Zie Ing. St. No. 15.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijké stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXVI. Verordening op den Gemeentelijken Keuringsdienst van Waren. (Zie Ing. St. No. 14.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 3, luidende Bij den keuringsdienst zijn voorts werkzaam: twee of meer assistenten, één of meer hoofdkeurmeesters, keurmeesters ie klasse, keurmeesters, analysten le klasse, analysten, amanuenses, administratieve ambtenaren, klerken en bedienden. De heer de Lange. M. d. V. Het is toch de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om een weinig langzaam aan te doen met de uitbreiding van het corps ambtenaren? Het is in artikel 3 zoo breed opgezet. Straks, als de salarisregeling aan de orde komt, zal daarover misschien ook wel het een en ander gesproken worden, maar ik zou reeds thans van Burgemeester en Wethouders de geruststellende verzekering willen ontvangen, dat niet het allereerste streven zal zijn een buitengewoon groot bureau te krijgen, maar dat men zal doen met zooveel ambtenaren als strict noodig zijn, meer niet. De heer van der Lip. Ik kan de vraag van den heer de Lange bevestigend beantwoorden. De heer de Lange. Dank u wel. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 8 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 4 tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXVII. Verordening, houdende instructie voor den Directeur- Scheikundige van den Keuringsdienst van Waren. (Zie Ing. St. No. 14). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 6, luidende: De Directeur-Scheikundige heeft recht op een jaarlijksch verlof van een maand, in overleg met hem door Burgemeester en Wethouders te bepalen. De heer van Eck. M. d. V. In dit artikel wordt het jaar lijksch verlof van den Directeur-Scheikundige bepaald op een maand en daartegen heb ik op zich zelf geen bezwaar, omdat een ruim verlof goed kan zijn zoowel voor den persoon, die het ambt waarneemt, als voor het werk zelf, dat hij verricht, aangezien dit met meer lust en meer ambitie wordt verricht, als men een tijd lang uit de beslommeringen is geweest. In artikel 10 van de verordening, houdende instructie voor het personeel van den Gemeentelijken Keuringsdienst van Waren, met uitzondering van den Directeur-Scheikundige, lees ik echter: »zij hebben recht op een jaarlijksch verlof van 18 dagen." Ik onderstel, dat die 18 dagen in de practijk beteekenen drie weken, namelijk drie maal 6 dagen met de daartusschen liggende Zondagen, een verlof, dat op zich zelf niet zoo gering kan worden genoemd, maar in elk geval bestaat hier een tegenstelling. Ik zal niet voorstellen hierin verandering te brengen, omdat ik begrijp, dat een verlofsregeling algemeen moet worden vastgesteld en het niet aangaat dien ambtenaren een verlof van een maand toe te kennen zonder dat men het aan alle ambtenaren toekent. Maar toch wil ik aan de aandacht van Burgemeester en Wethouders de vraag onderwerpen of het niet gewenscht is om in het algemeen bij het vaststellen van dergelijke regelingen met gelijke maat te meten. Als men meent, dat een ambtenaar recht heeft op een maand verlof, en dat het ook in het belang van den dienst is, dat die ambte naar een maand verlof heeft, dan vind ik, dat dat voor iedereen geldt en men moet trachten dat voordeel én in het belang van de personen èn in dat van de gemeente aan iedereen te doen toekomen. Ik zou dus aan Burgemeester en Wethouders willen vragen of voor hen hierin geen aanleiding ligt om mettertijd de geheele verlofsregeling te herzien en te zorgen, dat hetgeen voor den een geldt ook in de practijk door middel van die regeling voor den ander wordt bepaald. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik had over hetzelfde willen spreken als waarover de heer van Eck het woord heeft gevoerd. Ook mij heeft het gefrappeerd, dat hier verschil is gemaakt tusschen die twee categorieën van ambtenaren, en ik sluit mij te dien aanzien volkomen aan bij hetgeen door den heer van Eck in het midden is gebracht. De heer van der Lip. M. d. V. In de verordening op de rechtspositie wordt bepaald, dat het aantal verlofdagen in de instructie moet worden vastgesteld. Binnenkort zullen ver schillende instructies den Raad bereiken en dan zal men dus gelegenheid hebben meer in het algemeen over het aantal verlofdagen te spreken. Ik merk nu reeds op, dat ik niet met den heer van Eck kan medegaan, en dat ik van meening ben dat niet alle ambtenaren van hoog tot laag-allen even veel verlof moeten hebben. Het komt mij voor, dat te dien aanzien wel eenig verschil tusschen de hoofden van takken van dienst en lagere ambtenaren op zijn plaats is. De hoofden van takken van dienst, die de grootste verantwoordelijkheid dragen en die het meest inspannende werk verrichten, hebben, naar het mij voorkomt, wel aanspraak op een eenigszins langer verlof dan de ambtenaren van lageren rang. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 6 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 7 tot en met 10 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXVIII. Verordening, houdende Instructie voor het Perso neel van den Gemeentelijken Keuringsdienst van Waren, met uitzondering van den Directeur-Scheikundige. (Zie Ing. St. No. 14.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 19